ECLI:NL:RBAMS:2019:7172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 521
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaarschrift urgentieverklaring sociale huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, welke door de gemeente op 21 september 2018 werd afgewezen. Eiseres diende haar bezwaarschrift tegen deze afwijzing echter te laat in, namelijk op 7 november 2018, terwijl de termijn om bezwaar te maken liep tot en met 2 november 2018. De rechtbank oordeelde dat de gemeente het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiseres geen verschoonbare redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat de regels omtrent termijnoverschrijding strikt zijn en dat verschoonbare redenen in de rechtspraak zelden worden aangenomen, zelfs niet in gevallen van persoonlijke omstandigheden zoals ziekte of emotionele stress.

Eiseres voerde aan dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder slechte woonomstandigheden en teleurstelling over de afwijzing van haar aanvraag, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank toonde begrip voor de situatie van eiseres, maar concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om de gemeente te verplichten het bezwaarschrift inhoudelijk te behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de termijnen voor het indienen van bezwaar van openbare orde zijn, wat betekent dat deze voor iedereen gelden en niet kunnen worden genegeerd zonder goede redenen.

De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was om het griffierecht dat eiseres had betaald te laten vergoeden. Tegen deze uitspraak staat voor partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/521
zittingsdatum: 16 september 2019

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder (gemachtigde: [naam] )

Conclusie

1. De rechtbank stelt eiseres niet in het gelijk. De gemeente wees de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning af. Eiseres diende haar bezwaarschrift hiertegen te laat in. De gemeente mocht het bezwaarschrift van eiseres daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de gemeente de eerste afwijzing van de urgentieverklaring in stand mocht laten, zonder nogmaals inhoudelijk naar de zaak en het bezwaarschrift van eiseres te kijken. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Eiseres diende haar bezwaarschrift te laat in

2. De gemeente wees de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning af met het besluit van 21 september 2018. De termijn om hiertegen bezwaar te maken liep tot en met 2 november 2018. [1] De gemeente ontving het bezwaarschrift van eiseres buiten deze termijn, namelijk op 7 november 2018. Eiseres heeft het bezwaarschrift dus te laat ingediend.

Eiseres kan haar zaak inhoudelijk niet aanvechten door de termijnoverschrijding

3.1.
De gemeente en ook de rechtbank werpt het te laat indienen van een bezwaarschrift in zeer uitzonderlijke gevallen niet tegen aan een burger. De gemeente behandelt dat zaak dan alsnog inhoudelijk. Het juridische jargon noemt dit "verschoonbare redenen voor het te laat indienen van het bezwaarschrift". [2] De rechtspraak neemt verschoonbare redenen vrijwel
nooit aan. Zelfs niet als iemand bijvoorbeeld ernstig ziek is, omdat de rechtspraak dan in principe verwacht dat diegene het beroepschrift door iemand anders laat indienen. [3] De regels zijn heel streng op dit punt. De termijnen voor het indienen van bezwaar zijn van openbare orde en deze gelden voor iedereen. Deze termijnen zijn van groot belang voor het rechtssysteem. Als hiervan zou worden afgeweken, is dit problematisch voor de rechtszekerheid. Er is dan namelijk niet duidelijk wanneer een besluit wel of niet in rechte vaststaat. Verder leidt het tot rechtsongelijkheid als de rechtbank oordeelt dat de gemeente een bezwaarschrift in het ene geval - bij een overschrijding van de termijn - wel inhoudelijk moet behandelen, terwijl de rechtbank dit in een ander geval niet doet. Omdat de termijnen van openbare orde zijn, mag de rechtbank hier niet van afwijken.
3.2.
Eiseres legt uit dat zij haar bezwaarschrift te laat heeft ingediend, omdat ze er even helemaal doorheen zat. Ze leeft met haar kinderen in slechte woonomstandigheden en voert hiertegen een strijd. Ze was erg teleurgesteld dat de gemeente haar aanvraag om een urgentieverklaring afwees. Ze had geen vertrouwen meer in het proces.
3.3.
De rechtbank begrijpt dat eiseres er even helemaal doorheen zat en daardoor haar bezwaarschrift te laat indiende. De omstandigheden die eiseres aanvoert, hoe begrijpelijk ook, zijn echter niet zo bijzonder dat de gemeente haar bezwaarschrift toch inhoudelijk moest behandelen. Omdat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding, heeft de gemeente het bezwaarschrift van eiseres op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.

Overweging tot slot

4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gemeente het griffierecht dat eiseres heeft betaald, te laten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, en mr. A. Teggelaar, gerechtsjurist. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2019.
Rechter
Gerechtsjurist
(griffier op zitting)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met de beslissing?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019 2500 EA Den Haag. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen. [4]
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat deze termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2.Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de hoger beroepsrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 20 januari 2010, ECLI:NL:RVS:201O:BK9906.
4.De rechtbank verwijst in dit kader naar de website van de Afdeling (www.raadvanstate.nl).