ECLI:NL:RBAMS:2019:7155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
19/1785
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WAO-uitkering wegens onttrekking aan vrijheidsstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Turkije, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de beëindiging van de WAO-uitkering van de eiser, die door verweerder is stopgezet per 23 oktober 2018. Dit besluit was gebaseerd op informatie van het ministerie van Justitie, waaruit bleek dat eiser was veroordeeld tot detentie, maar zich aan deze detentie had onttrokken. Eiser had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar na de veroordeling en het niet uitvoeren van een opgelegde werkstraf, werd zijn uitkering ingetrokken. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. Tijdens de zitting op 5 september 2019 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig om het standpunt van eiser te verdedigen. Eiser voerde aan dat hij niet gedetineerd of voortvluchtig was en dat hij nooit was opgeroepen om zich te melden bij een penitentiaire inrichting. De rechtbank oordeelde dat de informatie van het CJIB voldoende was om te concluderen dat eiser zich had onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. De rechtbank benadrukte dat de beëindiging van de WAO-uitkering dwingendrechtelijk is voorgeschreven in de wet, en dat de omstandigheden van eiser, hoewel begrijpelijk, niet konden leiden tot een andere beslissing. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Turkije), eiser,

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 23 oktober 2018 beëindigd.
Bij besluit van 31 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2019.
Eiser was niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1.
Eiser heeft een WAO-uitkering ontvangen. Bij het primaire besluit heeft verweerder eisers WAO-uitkering vanaf 23 oktober 2018 stopgezet, omdat uit informatie van het ministerie van Justitie blijkt dat eiser is veroordeeld tot detentie vanaf 24 juli 2018, maar dat hij zich aan de detentie heeft onttrokken.
1.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij brief van 20 december 2018 heeft verweerder aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) verzocht om informatie. Het CJIB heeft bij brief van 4 januari 2019, voor zover van belang, het volgende laten weten: op 23 augustus 2017 is eiser door de politierechter Oost Nederland veroordeeld voor 60 uur werkstraf te vervangen door 30 dagen vervangende vrijheidsstraf. Dit vonnis is op 7 september 2017 onherroepelijk geworden. Eiser heeft de werkstraf niet uitgevoerd. Op 20 februari 2018 is de werkstraf omgezet naar een vrijheidsstraf. Er is een arrestatiebevel naar de politie gegaan op 23 februari 2018. Eiser staat sinds 9 maart 2018 geregistreerd als geëmigreerd. Eiser is op 9 maart 2018 in het opsporingsregister (OPS) opgenomen. Op 14 mei 2018 is een oproepbrief naar eisers buitenlandse adres gestuurd. De zaak is op 16 mei 2018 uit het OPS gehaald. Eiser kon zich tot 16 juli 2018 in Nederland melden om de straf uit te zitten. Eiser heeft niet gereageerd op de oproep. Daarom is eiser op 24 juli 2018 weer in het OPS opgenomen. In januari 2019 is eiser bij een reguliere politiecontrole staande gehouden. Toen bleek dat hij in het OPS was opgenomen, waarna hij van 8 januari 2019 tot en met 7 februari 2019 in detentie heeft gezeten.
1.3.
Verweerder heeft bij brief van 9 januari 2019 eiser in de gelegenheid gesteld om te reageren op de brief van het CJIB van 4 januari 2019. Vervolgens is het bestreden besluit genomen waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard. Aan het beëindigen van de
WAO-uitkering is samengevat ten grondslag gelegd dat in de WAO is bepaald dat de
WAO-uitkering wordt ingetrokken als degenen die recht heeft op de arbeidsongeschiktheidsuitkering zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
1.4.
Bij besluit van 12 februari 2019 is aan eiser met ingang van 8 februari 2019 weer een WAO-uitkering toegekend, omdat hij vanaf 7 februari 2019 niet meer gedetineerd is.
2. Eiser heeft per e-mail van 8 maart 2019 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Verweerder heeft dit als zijnde een beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank.
Standpunt eiser
3. Eiser voert samengevat aan dat hij niet gedetineerd noch voortvluchtig was. Hij is door Justitie of de Reclassering nooit opgeroepen om zich te melden bij een penitentiaire inrichting (PI). De eerste brief van verweerder die hij heeft ontvangen is het primaire besluit. Ook is hij ongehinderd de Nederlandse grens gepasseerd op reizen naar Turkije. Verder heeft hij tegen het vonnis appel ingesteld. Eiser wijst verder op de lijdensdruk en psychische belasting die de financiële problemen hem brengen. Hij lijdt aan ernstige depressies en aan de gevolgen van hersenletsel. De financiële zorgen doen hem decompenseren.
Beoordeling rechtbank
4. Op grond van artikel 43, zesde lid, van de WAO wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingetrokken, indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat het bij besluiten tot intrekking van socialezekerheidsuitkeringen als hier aan de orde gaat om belastende besluiten waarbij het noodzakelijk is dat het bestuursorgaan zich zekerheid verschaft omtrent de relevante feiten en omstandigheden. De daaruit voortvloeiende verplichting om de nodige informatie te vergaren brengt mee dat verweerder in gevallen als de onderhavige moet beschikken over feiten op grond waarvan vast staat dat eiser zich heeft onttrokken aan een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Verweerder heeft hangende de bezwaarprocedure bij het CJIB verzocht om informatie. Deze informatie is ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit.
5.2.
Informatie van het CJIB is in beginsel voldoende om bij verweerder het vermoeden te doen ontstaan dat de betrokkene zich onttrekt aan een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel. Uit die informatie kan immers blijken dat aan de betrokkene een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd, dat hij is veroordeeld tot een vrijheidsstraf of dat een eerder opgelegde taakstraf is omgezet in een vrijheidsstraf. Verder bevat de informatie van het CJIB gegevens over de vraag of de dagvaarding voor de zitting in persoon is betekend c.q. of het een vonnis op tegenspraak betreft. Daarnaast kan uit de informatie van het CJIB blijken of de vordering tot omzetting aan de betrokkene in persoon is betekend. Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is deze werkwijze van verweerder bij de beoordeling of een pensioengerechtigde die is veroordeeld tot een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel en zich aan de tenuitvoerlegging ervan onttrekt in beginsel zorgvuldig. De Raad heeft in zijn uitspraken van 9 november 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY3507) en 19 juli 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1240) geoordeeld dat onder het begrip ‘zich onttrekken’ is te verstaan de situatie waarin een onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel nog niet ten uitvoer is gelegd, de veroordeelde in verband daarmee in het OPS is opgenomen en door Justitie inmiddels tevergeefs één of meer pogingen zijn ondernomen tot tenuitvoerlegging van de straf of maatregel.
6. De rechtbank is van oordeel dat uitgaande van de beschikbare gegevens van het CJIB gesteld kan worden dat eiser zich heeft onttrokken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. De rechtbank stelt vast dat het vonnis van 23 augustus 2017 op tegenspraak is gewezen en, anders dan eiser heeft gesteld, op 7 september 2017 onherroepelijk is geworden. De enkele stelling van eiser dat hij appel heeft ingesteld volgt de rechtbank dan ook niet. Het argument dat eiser de grens meerdere keren is gepasseerd zonder te zijn aangehouden zegt niets over de vraag of hij zich onttrekt aan een hem opgelegde straf. Het vonnis was op tegenspraak dus eiser wist dat hij tot een werkstaf en vervangende vrijheidsstraf was veroordeeld. Artikel 22g, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat vervangende hechtenis wordt toegepast als de tenuitvoerlegging van een opgelegde taakstraf mislukt. Dat is hier kennelijk het geval. Voor zover eiser betoogt dat dit ten onrechte is gebeurd had hij tegen de omzetting moeten en kunnen opkomen. Het openbaar ministerie dient immers van de omzetting kennis te geven aan de veroordeelde. Die kennisgeving moet worden betekend. De betekening heeft, zo begrijpt de rechtbank, rechtsgeldig (weliswaar niet in persoon) op 20 februari 2018 plaatsgevonden. Vervolgens kan de veroordeelde tegen die kennisgeving een bezwaarschrift indienen, hetgeen eiser kennelijk heeft nagelaten. Kort na de omzetting is eiser geëmigreerd en daarom is hij per 9 maart 2018 in het OPS gezet. Verder is naar eisers buitenlandse adres op 14 mei 2018 een oproepingsbrief gestuurd om zich te melden voor de tenuitvoerlegging van de straf. Niet gesteld of gebleken is dat eiser deze brieven niet heeft ontvangen. Op de oproepingsbrief is niet gereageerd en daarna is eiser op 24 juli 2018 opnieuw in het OPS gezet. Nu door Justitie tevergeefs in elk geval één poging is ondernomen tot tenuitvoerlegging van de straf of maatregel is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden gesproken kan worden van het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging door eiser als bedoeld door de Raad.
7. Dit betekent dat verweerder de WAO-uitkering van eiser kon beëindigen per 23 oktober 2018. De rechtbank heeft begrip voor de omstandigheden die eiser aanvoert, zijn lijden en moeilijke financiële omstandigheden. Dit maakt echter niet dat verweerder de WAO-uitkering niet kon beëindigen, nu artikel 43, zesde lid, van de WAO dwingendrechtelijk voorschrijft dat de uitkering wordt ingetrokken vanaf het moment dat een betrokkene zich aan zijn vrijheidsstraf onttrekt.
8. Het beroep van eiser is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Reichert, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.