Op 26 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk invoeren van meer dan een kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1961 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het slikken van 103 bolletjes cocaïne op 19 maart 2019. Tijdens de zitting op 12 september 2019 was de verdachte niet aanwezig. De officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, vorderde een gevangenisstraf van acht maanden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Putten, pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van opzet en psychische overmacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 maart 2019 door de politie werd aangetroffen in Amsterdam, waar hij verklaarde dat hij drugs had geslikt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte inconsistent en ongeloofwaardig waren, vooral gezien de tegenstrijdigheden in zijn verhaal over zijn reis en de omstandigheden waaronder hij de bolletjes had geslikt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de drugs had ingevoerd, ondanks zijn verweer dat hij onder dwang had gehandeld.
Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank achtte de straf passend gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De vordering tot gevangenneming werd afgewezen, omdat er geen gewichtige reden was om aan te nemen dat de verdachte zou proberen te vluchten of opnieuw soortgelijke feiten zou plegen.