8.3Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft op intimiderende wijze een jonge vrouw lastig gevallen, door haar richting een muur te drijven en haar vervolgens in haar billen te knijpen. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan aanranding, waarmee hij een ernstige inbreuk heeft gepleegd op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich daarbij enkel laten leiden door zijn eigen seksuele behoefte, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. De rechtbank weegt daarbij mee dat het feit ’s nachts op straat in een uitgaansgebied heeft plaatsgevonden. Vrouwen moeten ’s nachts over straat en uit kunnen gaan zonder bang te hoeven zijn dat zij onzedelijk worden betast.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 13 augustus 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar de Pro Justitia rapportage van 3 januari 2018. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van misbruik van alcohol en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Volgens de rapporteur bestaat er een verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en het tenlastegelegde. Als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek kan verdachte niet goed in staat worden geacht om zijn wil geheel te bepalen. Daarom adviseert de deskundige de rechtbank, verdachte het feit licht verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en rekent verdachte het bewezenverklaarde in licht verminderde mate toe. Een klinische behandel- en begeleidingssetting is blijkens het rapport vanwege de psychische problematiek in samenhang met de intellectuele beperkingen geïndiceerd.
Daarnaast is uit het reclasseringsadvies van 12 maart 2019 gebleken dat er kan worden gesproken van een duidelijk delictpatroon omdat verdachte eerder voor zedenzaken is veroordeeld. De kans op recidive wordt, gelet op de huidige klinische setting, laag ingeschat. Die klinische setting binnen de [instelling] biedt hem namelijk de structuur en begeleiding die hij nodig heeft. Wanneer deze setting weg zou vallen, wordt de kans op terugvallen in het alcoholgebruik en daarmee de kans op recidive, ingeschat op hoog. De behandeling en het contact binnen de [instelling] verlopen goed. Verdachte heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De huidige klinische setting speelt daar een belangrijke rol bij. De reclassering adviseert daarom om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden zoals een opname in een zorginstelling als de [instelling] en een alcoholverbod.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om recidive te voorkomen. De rechtbank verbindt de bijzondere voorwaarden aan de proeftijd zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank wijkt af van de door de officier van justitie geëiste proeftijd omdat de in artikel 14b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde gronden voor verlenging van die termijn tot vier jaar zich niet voordoen. De rechtbank acht een proeftijd van drie jaar voldoende. Verdachte verblijft inmiddels ruim anderhalf jaar in de [instelling]. Met dit vonnis kan de klinische behandeling nog drie jaar worden voortgezet. Verdachte heeft een positieve verandering laten zien tijdens zijn klinische opname. Aanwijzingen dat die trend zich niet zal voortzetten ontbreken. Onder die omstandigheden is van een ernstig vermoeden als bedoeld in artikel 14b lid 2 Sr geen sprake.
De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf van vijf maanden passend. Van deze vijf maanden zullen er drie maanden voorwaardelijk worden opgelegd, dit met een proeftijd van drie jaar en met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals de reclassering heeft geadviseerd. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht dient van die straf te worden afgetrokken.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden, net als de proeftijd van vier jaar, af. De rechter kan op grond van artikel 14e Sr bij zijn uitspraak dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Aangezien verdachte sinds zijn klinische opname een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en de reclassering en Pro Justitia beiden hebben beredeneerd dat de kans op recidive binnen die klinische setting als laag wordt ingeschat, acht de rechtbank de gronden zoals genoemd in artikel 14e Sr niet aanwezig.
9. Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 13/669136-14
Bij de stukken bevindt zich de op 17 oktober 2017 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/669136-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 30 januari 2015 van de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf twaalf maanden niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op drie jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geheel tenuitvoerleggen van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel, de klinische behandeling van verdachte doorkruist. Dat betekent niet dat verdachte zijn straf niet op een andere manier kan voelen. Daarom heeft zij gevorderd dat van het voorwaardelijk strafdeel een gedeelte van twee maanden wordt tenuitvoergelegd en daarbij wordt omgezet in een taakstraf van honderdtwintig uur. Op die manier kan verdachte zijn taakstraf combineren met zijn behandeling.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat het tenuitvoerleggen van het voorwaardelijk strafdeel geen enkel doel meer dient. Verdachte houdt zich bezig met een hoop werkzaamheden bij de [instelling] en verricht daarnaast vrijwillige werkzaamheden bij de kerk. Het dient geen doel om hem nóg meer te laten werken. Subsidiair kan de proeftijd met nog een jaar worden verlengd.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd, die bij beslissing van deze rechtbank van 10 november 2016 met een jaar is verlengd, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding de tenuitvoerlegging van een gedeelte van twee maanden van het voorwaardelijke strafdeel te gelasten en die gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van honderdtwintig uur.