ECLI:NL:RBAMS:2019:7123

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4519 en 19_4520
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten voor medicinale cannabis aan een Amsterdammer met prostaatkanker en schizofrenie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan over de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van medicinale cannabis. Eiser, die lijdt aan prostaatkanker en schizofrenie, heeft sinds 2012 medicinale cannabis gebruikt, voorgeschreven door zijn huisarts. De gemeente Amsterdam had eerder zijn aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen, omdat hij tot 1 januari 2019 een vergoeding ontving van zijn zorgverzekeraar. Na deze datum moest hij de kosten zelf dragen, wat hij niet kon bekostigen met zijn Wajong-uitkering van € 1.009,41 per maand.

Eiser heeft tegen het besluit van de gemeente bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 16 september 2019 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er geen nader onderzoek nodig was en heeft hij op basis van de ingediende medische verklaringen van eisers psychiater en huisarts geoordeeld dat er sprake was van een acute noodsituatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente onvoldoende had onderbouwd waarom de aanvraag voor bijzondere bijstand was afgewezen en dat er wel degelijk dringende redenen waren om eiser bijstand te verlenen.

De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de gemeente aan eiser met terugwerkende kracht bijzondere bijstand moet verlenen voor de kosten van medicinale cannabis, tot het bedrag dat hij voor 1 januari 2019 van zijn zorgverzekeraar ontving. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en griffierechten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van individuele medische situaties door de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/4519 en AMS 19/4520
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 september 2019 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[eiser/verzoeker] , te [woonplaats] , eiser tevens verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. A.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand afgewezen.
Bij besluit van 12 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat verweerder voorschotten verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Wat aan deze procedure vooraf ging
2.1.
Eiser gebruikt sinds 2012 medicinale cannabis vanwege zijn schizofrenie. Hij is sinds 1998 in behandeling bij een psychiater. Deze medicinale cannabis dient als vervanging van het reguliere medicijn Olanzapine. Eisers prostaatkanker staat aan het gebruik daarvan in de weg. De medicinale cannabis wordt voorgeschreven door eisers huisarts en werd tot
1 januari 2019 vergoed door zijn zorgverzekeraar.
2.2.
Eiser heeft voor de eerste keer op 18 oktober 2018 bijzondere bijstand aangevraagd voor medicinale cannabis. Bij besluit van 21 november 2018 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat eiser op dat moment tot en met 31 december 2018 een vergoeding ontving van zijn zorgverzekeraar Delta Loyd. Per 1 januari 2019 wordt deze vergoeding niet meer verleend door zorgverzekeraars. Verweerder heeft daarom op 21 november 2018 een attest aangevraagd bij de GGD om de noodzaak van het gebruik van medicinale cannabis vast te leggen.
2.3.
Op 11 maart 2019 heeft GGD-arts [naam GGD-arts] naar aanleiding hiervan een rapport uitgebracht waarin hij heeft geadviseerd om de aanvraag om bijzondere bijstand af te wijzen. Volgens de GGD-arts gebruikt eiser medicinale cannabis op voorschrift van de huisarts. Dit is vanwege geestelijke problematiek die bekend is sinds in ieder geval 1998 en ondervonden lichamelijke bijwerkingen van eerder voorgeschreven middelen met betrekking tot deze problematiek. Het betreft echter geen voorschrift van de hoofdbehandelaar van zijn geestelijke problematiek. Ook heeft het Nederlands Huisarts Genootschap in 2018 geadviseerd alleen onder bepaalde omstandigheden cannabis voor te schrijven. De indicatie waarvoor eiser het kreeg voorgeschreven, wordt hierbij niet genoemd, aldus het rapport.
De onderhavige procedure
3.1.
Op 12 maart 2019 heeft eiser wederom bijzondere bijstand aangevraagd voor medicinale cannabis. Eiser moet zijn cannabisgebruik sinds 1 januari 2019 zelf betalen maar kan dit niet bekostigen. Eiser leeft van een Wajong-uitkering van € 1.009,41 per maand.
3.2.
Verweerder heeft zich bij het afwijzen van bijzondere bijstand gebaseerd op het rapport van de GGD van 11 maart 2019. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de in bezwaar overgelegde aanvullende verklaring van 19 juli 2019 van de psychiater de noodzakelijkheid van het verlenen van bijzondere bijstand niet heeft aangetoond. De beweringen van de psychiater zijn niet op feiten dan wel onderzoek gebaseerd, maar op veronderstellingen, die niet worden ondersteund door de beroepsgroep. Ook blijkt volgens verweerder niet dat sprake is van dringende redenen. Daarom heeft verweerder met het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd.
3.3.
Eiser stelt dat er een medische noodzaak is voor zijn cannabisgebruik. Als hij de medicinale cannabis niet gebruikt, zal hij in een levensbedreigende situatie terechtkomen. Ter onderbouwing daarvan verwijst hij naar de verklaring van 16 juli 2019 van psychiater [naam psychiater] . Daarnaast volgt uit de verklaring van eisers huisarts [naam huisarts] van
18 juli 2019 dat er verschillende medicijnen zijn geprobeerd, maar zonder het gewenste resultaat. Zonder medicinale cannabis bestaat de kans dat eiser in een psychose terecht komt, waardoor hij een gevaar voor zichzelf (als gevolg van suïcidaliteit) en de samenleving kan vormen. Dit blijkt ook uit de verklaring van de psychiater. Eiser meent dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een dringende situatie op grond waarvan verweerder bijzondere bijstand dient te verlenen. Verder stelt eiser dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar zijn medische situatie. Verweerder beschikt enkel over een rapport van de GGD van 11 maart 2019. Dit is geen actuele rapportage, aldus eiser.
3.4.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift vermeld dat de verklaring van de psychiater de stelling dat eiser in een levensbedreigende situatie terecht zal komen, niet onderbouwt. Vermeld wordt dat indien de medicinale cannabis niet gebruikt wordt, dat kan leiden tot een verdere recidive psychose en suïcidaliteit. In ieder geval blijft onduidelijk of een dergelijke situatie zich gaat voordoen. Ook de andere medische verklaringen zijn gebaseerd op vooronderstellingen. De samenhang tussen de werking van de cannabis en de verbetering in zijn fysieke- en psychische situatie wordt evenmin onderbouwd.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4.1.
Niet in geschil is dat medicinale cannabis niet (meer) wordt vergoed op grond van de Zorgverzekeringwet omdat verstrekking daarvan door de wetgever niet meer noodzakelijk wordt gevonden. Dit staat het verlenen van bijstand op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) in de weg.
4.2.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Pw kan het college toch bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Volgens vaste rechtspraak is daarvan sprake in geval van een acute noodsituatie. Dat wil zeggen een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
4.3.
Uitgangspunt dient te zijn dat het geval van eiser op zijn individuele merites wordt beoordeeld. Dat er geen onomstotelijk bewijs is dat medicinale cannabis werkt, laat onverlet dat een gebruiker aannemelijk kan maken dat hij er in zijn geval baat bij heeft. Dit moet hij aannemelijk maken op grond van medische stukken. Anders dan verweerder stelt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat eiser daarin geslaagd is door het overleggen van de verklaringen van zijn psychiater en zijn huisarts. Zowel de psychiater als de huisarts hebben vermeld dat zij eiser ondersteunen in zijn wens voor bijzondere bijstand voor de meerkosten voor medicinale cannabis. De medicinale cannabis dient daarbij als vervanging voor reguliere medicijnen (Olanzapine) die een contra-indicatie vormen in verband met eisers prostaatkanker. Medicinale cannabis leidt tot beter eten en slapen met pijn- en stressreductie. Indien eiser de medicinale cannabis niet gebruikt, kan dit leiden tot verdere recidive psychose en suïcidaliteit. Tevens hebben zowel de huisarts als de psychiater verklaard dat medicinaal cannabisgebruik bij eiser nooit heeft geleid tot terugval in harddruggebruik, maar dit eerder heeft voorkomen. Zijn persoonlijk medicinaal cannabisgebruik heeft bij hem niet geleid tot verdere psychoses, aldus de psychiater en de huisarts.
4.4.
De brieven van de psychiater en de huisarts dateren van na de totstandkoming van het GGD-advies van 11 maart 2019. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder dit GGD-advies daarom niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het bestreden besluit. Het had in de rede gelegen dat verweerder een aanvullend advies had gevraagd aan de GGD, omdat het advies van 11 maart 2019 inmiddels achterhaald is. Anders dan de GGD-arts aan zijn advies ten grondslag heeft gelegd, onderschrijft de hoofdbehandelaar voor eisers psychiatrische problematiek, namelijk de psychiater, het gebruik van medicinale cannabis. Ook volgt uit de verklaringen van de psychiater en de huisarts wat de indicatie is voor het voorschrijven van medicinale cannabis. Dat is het voorkomen van psychoses en suïcidaliteit, waarvoor eiser vanwege zijn prostaatkanker niet de reguliere medicatie kan innemen. Door het gebruik van medicinale cannabis eet en slaapt eiser beter en worden zijn pijn en stress gereduceerd. Ten slotte is de GGD-arts niet ingegaan op de vraag of een psychose of suïcidaliteit al dan niet als ernstig psychisch letsel aangeduid moeten worden. Kortom, verweerder heeft geen medische beoordeling gemaakt van de individuele casus van eiser, terwijl daar wel degelijk gegronde aanleiding toe was.
4.5.
Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in het bestreden besluit, als bedoeld in de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
4.6.
Bij de vraag of de voorzieningenrechter zelf in de zaak kan voorzien, stelt de voorzieningenrechter vast dat uit de rapporten van eisers psychiater en huisarts voldoende aannemelijk is geworden dat eiser mede dankzij het gebruik van cannabis een hogere kwaliteit van leven heeft en dat dit gebruik zijn klachten voortvloeiend uit schizofrenie in toom houdt. Uit de brieven van de psychiater en de huisarts blijkt ook dat indien eiser de medicinale cannabis niet gebruikt, dit kan leiden tot verdere recidive van psychose en suïcidaliteit en daarmee tot een acute noodsituatie van levensbedreigende aard die blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Voor eiser zijn er geen alternatieven voor het gebruik van medicinale cannabis om zijn schizofrenie onder controle te houden.
4.7.
Gelet op deze informatie van eisers artsen, waaronder dus ook de hoofdbehandelaar voor zijn psychiatrische problematiek, concludeert de voorzieningenrechter dat in het geval van eiser sprake is van een zeer dringende reden in de zin van artikel 16 van de PW die noopt tot het verlenen van bijzondere bijstand. De voorzieningenrechter zal daarom zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat verweerder aan eiser met ingang van 1 januari 2019 bijzondere bijstand verleent in de kosten van medicinale cannabis tot het bedrag dat eiser tot 1 januari 2019 van de zorgverzekeraar vergoed kreeg.
Over de voorlopige voorziening
5. Omdat op het beroep is beslist, bestaat geen belang meer om op het verzoek om een voorlopige voorziening te beslissen en zal dit worden afgewezen.
Over beide zaken
6.1.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat verweerder aan eiser de door hem voor het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep betaalde griffierechten vergoedt.
6.2.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 512,-, met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser met ingang van 1 januari 2019 bijzondere bijstand verleent in de kosten van medicinale cannabis tot het bedrag dat eiser tot 1 januari 2019 van de zorgverzekeraar vergoed kreeg;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- voor het verzoek om een voorlopige voorziening en het griffierecht van € 47,- voor het beroep aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.536,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 september 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.