ECLI:NL:RBAMS:2019:7052

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
13/654193-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en misbruik van identificerende persoonsgegevens door verdachte met valse creditcards

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van oplichting, misbruik van identificerende persoonsgegevens en diefstal. De verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 december 2018 schuldig gemaakt aan het wijzigen van accounts van verschillende slachtoffers bij International Card Services B.V. (ICS) en het aanvragen van creditcards op hun naam zonder hun medeweten. Tijdens de zitting op 13 september 2019 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.G.E. de Vries. De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van één punt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee van de vijf tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelingen ICS heeft bewogen tot de afgifte van vijf creditcards, wat leidde tot aanzienlijke schade voor de benadeelde partij.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 140 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholverslaving en zijn werk bij een callcenter. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 24.590,00 toegewezen aan ICS, die voldoende onderbouwd was. De rechtbank benadrukte het belang van een voorwaardelijke straf om de verdachte te stimuleren zich aan de regels te houden en verdere delicten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654193-18
Datum uitspraak: 27 september 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 13 september 2019 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was als raadsman van verdachte aanwezig mr. R.G.E. de Vries.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 december 2018 heeft schuldig gemaakt aan
1. oplichting van International Card Services B.V. (hierna ICS) door het wijzigen van de accounts van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en vervolgens met die gegevens creditcards aan te maken en te laten verzenden;
2. oplichting van ICS door in het personeelsbestand van ICS te laten opnemen dat hij woonachtig is in Breda en reiskosten voor dit traject heeft gedeclareerd terwijl hij in [woonplaats] zou verblijven;
3. misbruik van de identificerende persoonsgegevens van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ;
4. valsheid in geschrift door creditcards en/of pincodes ten name van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] valselijk op te maken met het oogmerk om deze te gebruiken en/of door deze creditcards en pincodes te gebruiken;
5. diefstal van ICS van geldbedragen van in totaal € 15.000,- door middel van een valse sleutel, te weten één of meer creditcards op naam van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] .
De precieze tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het onder 2 tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar zijn schriftelijke pleitnotitie, kort samengevat, naar voren gebracht dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht, met de raadsman en de officier van justitie, niet bewezen hetgeen onder 2 is tenlastegelegd, nu wegens gebrek aan bewijs niet kan worden vastgesteld dat verdachte een reiskostenvergoeding heeft ontvangen van ICS. Dat verdachte een reiskostenvergoeding zou hebben gekregen en dat hij zou hebben laten opnemen in het personeelsbestand dat hij woonachtig zou zijn te Breda blijkt immers alleen uit de aangifte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
3.3.2
Vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde
De rechtbank acht ook niet bewezen hetgeen onder 4 is tenlastegelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat geen sprake is van valsheid in geschrifte omdat de teksten op de creditcards en ook de pincodes op zichzelf niet vals zijn. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde.
3.3.3
Het oordeel over de overige tenlastegelegde feiten
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte die inhoudt dat het klopt dat hij gegevens in het systeem heeft gewijzigd, nieuwe betaalkaarten heeft aangevraagd en heeft opgestuurd naar een door hem gekozen adres en dat hij geld van de rekeningen heeft gepind, blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van ICS, misbruik van identificerende persoonsgegevens en diefstal met valse sleutel.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte de adressen van de betreffende kaarthouders heeft gewijzigd en nieuwe creditcards op hun naam heeft aangevraagd, terwijl zij hierom niet hadden gevraagd en dit zonder hun medeweten gebeurde. Deze handelingen leveren naar het oordeel van de rechtbank een samenweefsel van verdichtsels op, nu verdachte ICS daardoor een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Door dit samenweefsel van verdichtsels heeft verdachte ICS bewogen tot afgifte van de vijf creditcards ten name van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde:
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen oordeelt de rechtbank als volgt. Op 18 en 19 december 2018 rond middernacht zijn twee frauduleuze geldopnames gedaan met de creditcard op naam van [slachtoffer 4] bij een pinautomaat in Almere . Op de camerabeelden van de pinautomaat is op het tijdstip van de frauduleuze geldopnames een vermomde vrouw te zien met een sjaal voor haar gezicht. Later blijkt dat deze vrouw de ex-partner van verdachte is. Zij heeft verklaard dat zij om 23:55 uur en om 00:05 uur geld heeft opgenomen met een kaart die zij van verdachte had gekregen terwijl verdachte in de auto op haar wachtte. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden dat de ex-partner van verdachte vermomd was en precies vijf minuten voor en vijf minuten na middernacht geld heeft opgenomen met een kaart die niet op naam stond van haarzelf of van verdachte maken dat de onder 5 sub d tenlastegelegde diefstal op 18 en 19 december 2018 gezamenlijk is uitgevoerd door verdachte en zijn ex-partner, waardoor bewezen kan worden dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen van dat feit.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 december 2018 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, ICS (vestiging Wisselwerking) heeft bewogen tot de afgifte van vijf creditcards ten name van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid gegevens van de accounts van die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (welke voorkwamen in het systeem van ICS) gewijzigd (waaronder e-mailadres en adres) en vervolgens met die gegevens een nieuwe creditcard aangemaakt en die nieuwe creditcards naar een nieuw adres laten verzenden waardoor ICS werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van feit 3:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 december 2018 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gebruikt met het oogmerk om de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan, immers heeft hij, verdachte, gegevens van de accounts van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gewijzigd en met die nieuwe gegevens nieuwe creditcards aangemaakt en aangevraagd en pincodes voor die nieuwe creditcards aangevraagd en die nieuwe creditcards en pincodes naar een nieuw adres laten verzenden en van die nieuwe creditcards de gestorte tegoeden gepind;
ten aanzien van feit 5:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 december 2018 te Almere en Aalsmeer, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen geldbedragen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, en wel
a. a) in de periode van 18 april 2018 tot en met 19 april 2018 te Almere met een creditcard ten name van [slachtoffer 1] uit een geldautomaat geldbedragen van in totaal 2500 euro heeft gepind en
b) in de periode van 2 juni 2018 tot en met 13 juni 2018 te Almere en Aalsmeer met een creditcard ten name van [slachtoffer 2] uit een geldautomaat geldbedragen van in totaal 5000 euro heeft gepind en
c) in de periode van 28 juli 2018 tot en met 30 juli 2018 te Almere met een creditcard ten name van [slachtoffer 3] uit een geldautomaat geldbedragen van in totaal 5000 euro heeft gepind,
waarbij verdachte telkens de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een of meer creditcards ten name van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
en
hij in de periode van 18 december 2018 tot en met 19 december 2018 te Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen het hierna te noemen geldbedrag, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, en wel
d) in de periode van 18 december 2018 tot en met 19 december 2018 te Almere met een creditcard ten name van [slachtoffer 4] uit een geldautomaat geldbedragen van in totaal 2500 euro hebben gepind
waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een creditcard ten name van [slachtoffer 4] tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en zijn mededader niet gerechtigd waren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een taakstraf van 140 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf moeten worden verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het reclasseringsrapport van 4 maart 2019.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is niet eerder voor een dergelijk strafbaar feit veroordeeld en werkt 30 uur per week in een callcenter. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat verdachte naar behoren heeft meegewerkt aan het schorsingstoezicht en dat hij zich ook in de toekomst zal houden aan aanwijzingen van de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting, misbruik van identificerende persoonsgegevens en diefstal. Daarmee heeft hij anderen schade en overlast bezorgd en het vertrouwen van zijn werkgever, ICS, geschaad. Kennelijk heeft verdachte bij het belang van zijn werkgever en het belang bij het goed functioneren van de financiële afwikkeling van transacties niet stilgestaan en zijn eigen financiële gewin voorop gesteld. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit het strafblad van verdachte is gebleken dat hij in het verleden niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is in behandeling voor zijn alcoholverslaving, heeft een woning en werkt bij een callcenter. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet wenselijk is dat verdachte de gevangenis in moet. De rechtbank acht het wel van groot belang dat verdachte een flinke stok achter de deur heeft om niet opnieuw de fout in te gaan.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 4 maart 2019. Bij een bewezenverklaring adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling bij Forensisch Amethist en het meewerken aan een schuldhulpverleningstraject.
De rechtbank ziet op grond van alle hiervoor genoemde omstandigheden geen aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het eerder genoemde reclasseringsrapport en een taakstraf van 140 uur.

7.De vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam] vordert namens
International Card Services B.V.€ 24.590,00 aan materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering omdat verdachte reeds in een civiele procedure door de kantonrechter veroordeeld zou zijn tot het betalen van een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding aan ICS.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1, 3 en 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Niet is gebleken dat verdachte door de kantonrechter is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij. Hierom al wordt dit verweer van de raadsman verworpen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 24.590,00 voldoende onderbouwd is en zal worden toegewezen. De rechtbank zal niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen omdat ICS in staat wordt geacht zelf de schadevergoeding te innen bij verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 231, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te misbruiken, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
90 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
87 dagen, van deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
140 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen.
De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd van twee jaar bij Tactus Reclassering [adres] melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
2. Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd onder behandeling stellen van Forensisch Amethist, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische welzijn, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Een klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter al de reclassering nodig vindt.
3. Veroordeelde moet gedurende de proeftijd meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Gelast de
teruggave aan [verdachte]van:
- drie sleutels (5681125);
- zaktelefoon HTC (5681124);
- zaktelefoon Huawei (5681530);
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
- geldbedrag van € 1.900,- (5681121);
- creditcard ABN AMRO (5681203);
- twee poststukken (5681206);
- brief (5681215)
- pas (5681130)
- creditcard op naam van [slachtoffer 5] (5681216).
Wijst de vordering van de benadeelde partij
International Card Services B.V.toe tot een bedrag van
€ 24.590,00(vierentwintigduizend vijfhonderdnegentig euro), bestaande uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte aan
International Card Services B.V.voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2019.