ECLI:NL:RBAMS:2019:7043

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
13/701246-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens overlijden verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, is de verdachte, geboren in 1961, aangeklaagd voor diefstal van fietsen op twee verschillende data in 2017 en 2018. Tijdens de zitting op 22 augustus 2019 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en de verdediging door raadsvrouw mr. J.C. Dekkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vorig jaar is overleden, wat leidt tot de vraag van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvervolging door de dood van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte, zoals gevorderd door de officier van justitie. Tevens is de benadeelde partij, [persoon 1], niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2019 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701246-17
Datum uitspraak: 22 augustus 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1961,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres], [plaats].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 22 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.M. van den Berg, en van wat de raadsvrouw, mr. J.C. Dekkers, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een een (dames)fiets, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat fiets heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een tang, althans een soortgelijk voorwerp een slot van die fiets open en/of door te knippen, althans te forceren, althans door middel van braak en/of verbreking, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen fiets heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Blijkens bericht van de raadsvrouw is verdachte vorig jaar overleden.
De rechtbank is van oordeel dat, ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvervolging vervalt door de dood van de verdachte. Het Openbaar Ministerie dient dan ook – overeenkomstig de vordering van de officier van justitie – niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Verklaart de benadeelde partij, [persoon 1], niet ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en M. Lambregts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2019.