ECLI:NL:RBAMS:2019:7034

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
13/650456-18 en 23/000158-14 (vordering tul) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging gepleegd op koeriers van Drank020

Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die samen met anderen twee overvallen heeft gepleegd op koeriers van de drankbezorgdienst Drank020 in augustus 2018. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een schadevergoeding van ruim 6300 euro aan de slachtoffers. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 11 september 2019, waarbij de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, de vordering indiende. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten de koeriers hebben overvallen door hen te slaan en te schoppen, en dat er voldoende bewijs was voor de geweldshandelingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de diefstal met geweld bewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, die zowel psychische als fysieke schade hebben opgelopen door de overvallen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/650456-18 en 23/000158-14
(vordering tul)(Promis)
Datum uitspraak: 25 september 2019.
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in Jordanië op [geboortedatum] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad in Westzaan.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.H.L. Kneepkens, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich – telkens in Amsterdam – heeft schuldig gemaakt aan:
diefstal met geweld in vereniging gepleegd op 3 augustus 2018, waarbij verdachte en zijn medeverdachten ongeveer 700,- euro, een telefoon, een portemonnee, een schoudertas, één of meer flessen sterke drank en 8 pakjes sigaretten hebben weggenomen van Drank020 en/of [naam 1] en die [naam 1] onder meer aan zijn nek naar de grond hebben getrokken en hebben geslagen en/of geschopt tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam;
diefstal met geweld in vereniging gepleegd op 18 augustus 2018, waarbij verdachte en zijn medeverdachten ongeveer 185,- euro, 18 pakjes sigaretten en een mobiele pinautomaat hebben weggenomen van Drank020 en [naam 2] met een volle fles drank op zijn hoofd hebben geslagen en tegen zijn hoofd hebben geslagen en/of getrapt;
diefstal van een pinpas van [naam 3] gepleegd op 8 november 2018;
diefstal van geldbedragen (20,- euro, 10,- euro en 18,- euro) van [naam 3] gepleegd op 8 november 2018, waarbij verdachte het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de bankpas van [naam 3] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ⅰdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, in die zin dat er sprake is van medeplegen van twee diefstallen met geweld. Zij komt hiertoe op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte, de telefoonnummers waarmee de bestellingen zijn geplaatst en de uiterlijke kenmerken van verdachte die overeenkomen met de opgegeven signalementen. Ten aanzien van feit 1 neemt zij als bewijs verder mee de omstandigheid dat de zonnebril die verdachte in zijn bezit had lijkt op de weggenomen zonnebril van aangever, de herkenning van [naam 1] en een tapgesprek waarin verdachte heeft verklaard over de diefstal met geweld. Ten aanzien van feit 2 neemt zij als bewijs verder mee het DNA van verdachte dat is aangetroffen op een pet en de verklaring van [naam 4] (hierna: [naam 4] ).
De officier van justitie stelt zich ook op het standpunt dat het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij komt hiertoe op grond van de aangifte, de bankafschriften en de camerabeelden. Zij verzoekt verdachte vrij te spreken van het onder 3 ten laste gelegde omdat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat er sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening, gelet op de nadere verklaring van aangever bij de rechter-commissaris. In het licht van dit standpunt verzoekt zij verdachte ook partieel vrij te spreken van de strafverzwarende omstandigheid van het pinnen met een valse sleutel en van de bedragen van 10,-- en 18,-- euro, zoals onder 4 is ten laste gelegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van de geweldshandelingen zoals ten laste gelegd onder 1 en 2. De raadsman voert aan dat er geen bewijs is voor de geweldshandelingen en verdachte heeft verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de geweldshandelingen. Het dossier geeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 1 voert de raadsman nog aan dat de herkenning van [naam 1] niet als bewijsmiddel is aan te merken omdat deze onbetrouwbaar is. Ten aanzien van feit 2 voert de raadsman verder aan dat er geen DNA materiaal is aangetroffen dat aantoont dat verdachte verantwoordelijk is voor het geweld. Verder ondersteunt de verklaring van [naam 4] die zij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd de verklaring van verdachte, omdat hieruit volgt dat verdachte erg was geschrokken van het geweld omdat hij niet had verwacht dat er geslagen zou worden. De raadsman verzoekt de verklaring die [naam 4] heeft afgelegd ten overstaan van de politie niet te gebruiken voor het bewijs.
De raadsman is ook van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Uit de verklaring van [naam 3] , de broer van verdachte, bij de rechter-commissaris blijkt dat verdachte niet met het vereiste oogmerk heeft gehandeld. Zijn gedragingen kunnen niet worden gekwalificeerd als diefstal dan wel diefstal door middel van een valse sleutel.
3.3.
Vrijspraak feiten 3 en 4
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 oordeelt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas van aangever ( [naam 3] , de broer van verdachte) mocht gebruiken zonder daar expliciet toestemming voor te vragen. Aangever [naam 3] heeft tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 24 juni 2019 verklaard dat het mogelijk is dat verdachte op 8 november 2018 dacht dat hij boodschappen mocht doen met de pinpas van aangever, dat verdachte ook mocht pinnen met zijn pas als hij niet bereikbaar was en dat verdachte de pincode van de privépas van aangever had maar dat hij deze keer per ongeluk de zakelijke pas had meegenomen. Uit deze verklaring en de verklaring van verdachte volgt dat niet kan worden uitgesloten dat het voor verdachte onvoldoende duidelijk was dat hij de pinpas en de geldbedragen die hij daarmee heeft gepind, op 8 november 2018 niet mocht gebruiken en dus wederrechtelijk heeft weggenomen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde onder 3 en 4.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubrieken 3.5. en 3.7. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 3 augustus 2018 te Amsterdam, op de openbare weg, Langsom, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 700,- euro en een telefoon (iPhone 8) en een portemonnee en een schoudertas met inhoud (Louis Vuitton) en flessen sterkedrank, en 8 pakjes sigaretten toebehorende aan Drank020 en/of [naam 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededader
- die [naam 1] met kracht aan zijn nek naar de grond hebben getrokken en;
- die op de grond liggende [naam 1] met kracht met de vuisten tegen het hoofd hebben geslagen en;
- die [naam 1] meermalen tegen het hoofd en het lichaam hebben geschopt en;
- zijn knie op de nek van die op de grond liggende [naam 1] heeft gezet zodat die [naam 1] geen lucht kreeg;
2.
op 18 augustus 2018 te Amsterdam, op de openbare weg, Edmond Halleylaan, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 185 euro en 18 pakjes sigaretten en een mobiele pinautomaat, toebehorende aan Drank020,
welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededaders
- die [naam 2] met een volle fles drank op zijn hoofd hebben geslagen en;
- die [naam 2] op zijn hoofd hebben getrapt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3.5.
Feiten en omstandigheden feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 3 augustus 2018 was [naam 1] (hierna: [naam 1] ) aan het werk voor Drank 020 toen hij rond 04:40 uur een bestelling binnen kreeg op het adres [adres 1] . [2] De bestelling was afkomstig van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [3] Rond 04:52 uur stond [naam 1] voor de [adres 1] en belde hij het nummer waarmee de bestelling was gedaan. [naam 1] kreeg een jongen aan de lijn die zei dat hij eraan kwam. [naam 1] zag vervolgens een persoon (NN1) door een steegje komen. Deze NN1 omschrijft hij als volgt: man, normaal postuur, licht getint, Marokkaans, ongeveer 185 cm lang, 24 of 25 jaar oud, donker haar kort, droeg een bruin/groene pet, sprak Nederlands. De man wilde een fles wodka hebben dus [naam 1] stapte uit zijn bus en opende de achterdeur. Op het moment dat hij een fles wodka wilde pakken, voelde hij dat er een arm om zijn keel heen ging, een knie in zijn knieholte werd geduwd en hij met kracht achterover werd getrokken. Hij werd achterover getrokken door een persoon die [naam 1] NN2 noemt. Van deze NN2 heeft [naam 1] geen duidelijk signalement gegeven. Toen hij op de grond lag werd hij geschopt door NN1, gaf NN1 hem meerdere vuistslagen op zijn gezicht en achterhoofd en zag hij dat NN1 hem meerdere schoppen gaf. [4] Vervolgens zag en voelde hij dat NN1 met zijn knie op zijn nek ging zitten. Hierdoor kreeg [naam 1] geen lucht meer en toen hij dat zei, kreeg hij nogmaals een vuistslag van NN1 in zijn gezicht. Toen hij op de grond lag, voelde hij dat NN1 de opbrengst van die avond uit zijn broekzak haalde, dit was ongeveer 700 euro. Naast dit bedrag zijn onder meer ook de telefoon van [naam 1] , een Iphone 8 plus, een paar flessen, 8 of 9 pakjes sigaretten, een schoudertas van Louis Vuitton, een zonnebril van Luis Vuitton en een pasjeshouder weggenomen. Toen [naam 1] de laatste vuistslag had gekregen van NN1 zag hij dat NN2 in de richting van de Plesmanlaan rende. Op dat moment kreeg hij nog een laatste trap in zijn gezicht van NN1. Toen ook NN1 uit het zicht was verdwenen, hoorde hij een scooter starten en wegrijden. [5]
Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) zag op 3 augustus 2018 rond 04.55 uur twee scooters achter elkaar wegrijden met op iedere scooter één persoon. Een van de bestuurders had een tas vast. Enkele seconden later zag [getuige] in het straatje waar de scooter vandaan kwam een man rennen en met beide handen hoog om hulp zwaaiend. De man vertelde hem dat hij zojuist beroofd was. [getuige] zag dat deze man een blauw oog had en een opgezette lip. [6]
Achteraf bleek dat het nummer waarmee de bestelling was gedaan, gekoppeld was aan verdachte. De gebruiker van dit telefoonnummer had namelijk contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , welke op naam stond van [naam 5] met als adres registratie de [adres 2] . De vader van verdachte, [vader verdachte] , is woonachtig geweest op dat adres en verdachte stond ook een tijdje ingeschreven op dat adres. [7]
Aan [naam 1] is een foto getoond van verdachte met een Luis Vuitton zonnebril op. [naam 1] heeft verklaard dat dit dezelfde bril is als die is weggenomen op 3 augustus 2018. [naam 1] heeft ook verklaard dat hij bijna zeker weet dat dit de verdachte is die hem op 3 augustus 2018 heeft aangesproken en die geweld heeft gebruikt door hem in zijn gezicht te slaan en hem te schoppen. [8]
Verdachte heeft bekend dat hij bij de diefstal in vereniging aanwezig was en dat hij een bakje met geld heeft gepakt met daarin 200,- euro. Verder heeft hij verklaard dat ze in totaal met z’n drieën waren en dat hij er niet bij was toen er geweld werd gebruikt. [9]
3.6.
Oordeel van de rechtbank over feit 1
Uit de verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier volgt dat verdachte schuldig is aan de diefstal in vereniging. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of ook kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan de ten laste gelegde geweldshandelingen.
Toen [naam 1] op de [adres 1] aankwam, belde hij naar het telefoonnummer waarmee de bestelling was geplaatst. Later bleek dat dit telefoonnummer was gekoppeld aan verdachte. [naam 1] kreeg een jongen aan de lijn die zei dat hij er aan kwam en door een steegje kwam vervolgens een man aanlopen. Het signalement van deze man dat door [naam 1] is beschreven komt overeen met het signalement van verdachte. Deze man heeft [naam 1] vervolgens meermalen geslagen, geschopt en is met zijn knie op de nek van [naam 1] gaan zitten. Toen aan [naam 1] later een foto werd getoond, met als doel te achterhalen of de zonnebril die verdachte op die foto (die hij als profielfoto gebruikte in WhatsApp) op had overeenkomt met de zonnebril die is gestolen, verklaart [naam 1] - uit zichzelf en zonder hiernaar te zijn gevraagd - bijna zeker te weten dat dit de persoon was die hem op 3 augustus 2018 heeft aangesproken en daarna heeft geslagen en geschopt.
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte geweld heeft gebruikt bij de diefstal in vereniging. De verklaring van verdachte dat hij geen geweld heeft gebruikt en dat ze niet met z’n tweeën waren maar met z’n drieën, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. Uit zowel de aangifte als het getuigenverhoor van [getuige] volgt namelijk dat de aangever en de getuige maar twee overvallers hebben gezien en niet drie. Uit de aangifte blijkt verder dat beide overvallers
zeer kortnadat het eerste (persoonlijke) contact was gelegd met [naam 1] geweldshandelingen op [naam 1] hebben toegepast.
3.7.
Feiten en omstandigheden Feit 2
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [10]
Op 18 augustus 2018 was [naam 2] (hierna: [naam 2] ) aan het werk voor Drank 020 toen hij rond 03.54 uur een bestelling binnen kreeg op het adres [adres 3] . Toen hij op dat adres arriveerde, zag hij dat er een jochie van ongeveer 20 jaar naar hem toe kwam lopen. Deze persoon heeft volgens [naam 2] het volgende signalement: 18 tot 20 jaar, blank, mollig, lengte rond de 1.70 meter, kort blond haar, accentloos Nederlands, afkomst Nederland. NN1 wilde de voorraad zien en hij en [naam 2] liepen naar de achterkant van de bestelbus. Toen [naam 2] een fles Smirnoff pakte, kwamen er opeens nog twee jongens aanlopen, NN2 en NN3. Volgens [naam 2] heeft NN2 het volgende signalement: tussen de 25 en 30 jaar, licht getint, tenger, lengte rond de 1.85 meter, zwart kort haar, accentloos Nederlands, Noord-Afrikaans, hele zwarte wenkbrauwen, droeg een zwarte jas, zwarte broek en zwarte pet en [naam 2] dacht dat NN2 een baardje had. NN3 omschrijft [naam 2] als volgt: tussen de 16 en 17 jaar, blank, tenger, lengte tussen 1.65 en 1.70 meter, half lang haar, droeg iets op zijn hoofd, Europese afkomst en hij droeg waarschijnlijk een trainingspak. [11] NN2 begon zich ermee te bemoeien en pakte een fles Wodka Ciroc. Tegelijkertijd ging NN3 bij de bestuurderskant van de bestelbus staan. NN2 wilde de fles niet teruggeven en hield de fles in zijn rechterhand ter hoogte van zijn hoofd en toen voelde [naam 2] opeens een enorme klap tegen zijn hoofd en vocht langs zijn gezicht stromen. [naam 2] vermoedde dat NN1 hem met de fles Smirnoff had geslagen. Nadat [naam 2] die eerste klap op zijn hoofd kreeg, zag hij dat NN2 hem meerdere keren met de fles wodka Ciroc probeerde te slaan. [naam 2] verdedigde zichzelf doordat hij NN2 probeerde te schoppen en te slaan. Op dat moment hoorde hij NN2 tegen de anderen roepen dat ze zijn auto in moesten gaan. [naam 2] zag dat ze aan de bestuurderskant de cabine binnen gingen. NN2 bleef hem aanvallen. Plotseling voelde hij een harde dreun in zijn gezicht bij zijn linkeroog. Hij weet dat NN2 dat dit deed omdat de anderen in de cabine van de auto bezig waren. Hij dacht dat NN2 hem met de drankfles had geslagen. [naam 2] viel hierdoor op de grond. [12] Toen hij op de grond lag probeerde NN2 hem meerdere malen tegen zijn lijf en hoofd te trappen. Toen hij omhoog krabbelde, zag hij dat NN2 de fles drank naar hem toe gooide. Vervolgens zag hij dat NN2 naar de cabine van de bestelauto rende en NN1 en NN3 op dat moment wegrende. NN2 ging de bestelauto aan de bestuurderskant naar binnen. [naam 2] is achter NN2 aangerend en is bovenop hem gesprongen. Opeens zag hij dat NN2 wegrende. [naam 2] heeft de pet van NN2 gevonden en aan de politie gegeven. [13] In deze zwarte [14] pet is DNA materiaal aangetroffen van verdachte. [15]
Op de plaats delict is ook een mobiele telefoon aangetroffen die niet toebehoorde aan [naam 2] . [16] Deze telefoon had telefoonnummer [telefoonnummer 3] [17] , wat ook het nummer is waar de bestelling mee was gedaan. [18] In de telefoon stond in de contactenlijst het telefoonnummer [telefoonnummer 4] onder de naam ‘ [naam 6] ’. Dit telefoonnummer staat op naam van [vader verdachte] woonachtig op de [adres 2] , de vader van verdachte. Ook stond in deze telefoon een bericht met daarin de tekst: ‘ [voornaam] bel me effen snel niet spreken met mij’ van 3 juli 2018. [19] Uit de informatie die in de telefoon is aangetroffen is het aannemelijk dat de gebruiker van de op de plaats delict aangetroffen telefoon verdachte is. [20]
Na afloop zag [naam 2] dat er een plastic bakje met daarin 18 pakjes sigaretten, 158,- euro en een mobiel pinautomaat was weggenomen. [21]
Bij [naam 2] is op 20 augustus 2018 geconstateerd dat hij bloeduitstortingen rondom beide ogen had en twee snijwonden op zijn voorhoofd. De opgegeven toedracht paste volgens de forensisch arts goed bij het letsel. [22]
[naam 4] heeft verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij samen met twee anderen een koerier van Drank 020 heeft overvallen, dat hij de koerier met een drankfles op zijn hoofd heeft geslagen omdat hij moeilijk deed en dat hij zijn pet en telefoon is kwijt geraakt. [23]
Verdachte heeft bekend dat hij bij de diefstal in vereniging aanwezig was, maar zegt dat hij niks heeft gezien van het geweld dat is gebruikt. [24]
3.8.
Oordeel van de rechtbank over feit 2
Uit de verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier volgt dat verdachte schuldig is aan de diefstal in vereniging. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of ook kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan de ten laste gelegde geweldshandelingen.
Uit aan aangifte van [naam 2] volgt dat hij eerst op zijn hoofd is geslagen door NN1 met een fles drank en daarna, terwijl NN1 en NN3 in de bestelbus waren, in elkaar is geslagen en geschopt door NN2. Door [naam 2] is van alle betrokken personen een signalement omschreven. Volgens [naam 2] zou NN1 ongeveer 18 tot 20 jaar zijn, blank en mollig zijn en kort blond haar hebben. Volgens [naam 2] zou NN3 ongeveer 16 of 17 jaar zijn, blank en tenger zijn en half lang haar hebben. De rechtbank is van oordeel dat de uiterlijke kenmerken van verdachte volstrekt niet overeenkomen met de omschreven signalementen van NN1 en NN3. NN2 zou volgens [naam 2] tussen de 25 en 30 jaar zijn, licht getint zijn met zwart kort haar en een Noord-Afrikaans uiterlijk hebben, hetgeen naar oordeel van rechtbank
welin grote mate overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, die ook zelf heeft verklaard dat de overval door drie mannen (waaronder verdachte zelf) zou worden gepleegd. Bovendien zou NN2 ten tijde van het delict een zwart petje op hebben gehad. Dit zwarte petje is door [naam 2] op de plaats delict gevonden en hierin is DNA materiaal aangetroffen van verdachte. Op de plaats delict is ook een telefoon aangetroffen die gekoppeld is aan verdachte. Verder heeft [naam 4] verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij samen met twee anderen een koerier van Drank 020 heeft beroofd, dat hij de koerier heeft geslagen met een fles omdat deze moeilijk deed en dat hij daar zijn telefoon en pet toen is kwijt geraakt. Met betrekking tot deze verklaring van [naam 4] merkt de rechtbank op dat zij in een latere verklaring bij de rechter-commissaris op 11 april 2019 verklaart niet gezegd te hebben dat verdachte aan haar had verteld dat
hijmet de fles op het hoofd van de koerier had geslagen, maar dat een ander dat had gedaan. Niettemin acht de rechtbank de eerdere verklaring van [naam 4] geloofwaardig en betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs, nu deze verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte niet alleen schuldig is aan de diefstal in vereniging maar ook dat hij daarbij geweld heeft gebruikt door [naam 2] met een fles op zijn hoofd te slaan en te schoppen.

4.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt te volstaan met een onvoorwaardelijke straf, met de bijzondere voorwaarden zoals besproken in het Reclasseringsadvies van 25 januari 2019.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen met geweld in vereniging. In beide gevallen heeft verdachte ’s nachts samen met zijn mededaders een bestelling geplaatst bij Drank020. Zij hebben zich voorgedaan als gewone afnemers. Daarna hebben verdachte en zijn mededaders de bestuurder uit het busje gelokt en vervolgens hardhandig in elkaar geslagen, waarna zij goederen hebben weggenomen uit de bus.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [naam 2] blijkt dat zijn leven volledig op z’n kop gezet is. Door het handelen van verdachte heeft [naam 2] zowel psychische als fysieke schade opgelopen en zal zijn werk en leven nooit meer hetzelfde zijn.
De rechtbank rekent het verdachte dan ook zeer aan dat hij de slachtoffers op deze manier heeft overvallen. Uit zijn handelen blijkt dat verdachte – die notabene zelf als koerier heeft gewerkt - enkel zijn geldelijke en materiële gewin voor ogen heeft gehad en geen moment heeft stilgestaan bij het leed dat zijn handelen bij de slachtoffers zou kunnen veroorzaken. De gevolgen die de overvallen voor de slachtoffers hebben gehad zijn groot en het is niet ondenkbaar dat zij daar nog lang mee geconfronteerd zullen worden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 augustus 2019. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van strafverzwarende recidive.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat voor een overval van een winkel, hetgeen de rechtbank in dit geval gelijk acht aan een overval op een bestelbus van Drank020, een onvoorwaardelijke gevangenis van 2 jaar als uitgangspunt geldt.
Nu verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan twee overvallen legt de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf op van vier jaren. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de eis of de richtlijnen.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank een voorwaardelijke straf niet passend, gelet op de ernst van de feiten en het advies van de reclassering zoals blijkt uit het e-mailbericht van [naam 7] van 1 februari 2019.

7.Beslag

Onder verdachte zijn het volgende voorwerpen in beslag genomen.
1. STK Zaktelefoon Kl: Zwart ALCATEL
5618646
2. 1.00 STK Pet Kl: zwart DEUS
5618766
3. 1.00 STK Doos
5611784
4. 1.00 STK Glas
5618767
5. 1.00 STK Vest
5618768
6. 1.00 STK Shirt
5618769
Voorwerpen 1 en 2 behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van deze voorwerpen het onder 2 bewezen geachte is voorbereid en begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Voorwerpen 4 en 5 zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende en voorwerpen 5 en 6 zullen worden teruggegeven aan [naam 2] .

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
[naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert een bedrag van € 2.204,53 (tweeduizend tweehonderdvier euro en drieënvijftig cent), bestaande uit € 1.404,53 (veertienhonderdvier euro en drieënvijftig cent) aan materiële schade en € 800,- (achthonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zijn geheel worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 2.204,53 (tweeduizend tweehonderdvier euro en drieënvijftig cent).
8.2.
[naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert een bedrag van € 4.120,56 (vierduizend honderdtwintig euro en zesenvijftig cent), bestaande uit € 120,56 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zijn geheel worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 4.120,56 (vierduizend honderdtwintig euro en zesenvijftig cent).

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 23 november 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/000158-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 28 september 2016 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 6 maanden voorwaardelijk, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubrieken 3.5. en 3.7. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde onder 1 en 2 levert op:
medeplegen van diefstal voorafgegaan en/of vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] , toe tot een bedrag van € 2.204,53 (tweeduizend tweehonderdvier euro en drieënvijftig cent), bestaande uit € 1.404.53 (veertienhonderdvier euro en drieënvijftig cent) aan materiële schade en € 800,- (achthonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 1] , te betalen de som van € 2.204,53 (tweeduizend tweehonderdvier euro en drieënvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] , toe tot een bedrag van € 4.120,56 (vierduizend honderdtwintig euro en zesenvijftig cent), bestaande uit € 120,56 aan materiële schade en € 4000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 2] , te betalen de som van € 4.120,56 (vierduizend honderdtwintig euro en zesenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 51 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij genoemd vonnis van 28 september 2016 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.
Gelast verbeurdverklaring van:
1. STK Zaktelefoon Kl: Zwart ALCATEL
5618646
2. 1.00 STK Pet Kl: zwart DEUS
5618766
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
3. 1.00 STK Doos
5611784
4. 1.00 STK Glas ketel
Gelast de teruggave aan [naam 2] van:
5. 1.00 STK Vest
5618768
6. 1.00 STK Shirt
5618769
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en J.W.P. van Heusen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Fleskens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV aangifte [naam 1] p. 1
3.PVB p. 9
4.PV aangifte [naam 1] p. 2.
5.PV aangifte [naam 1] , p. 3.
6.PV verklaring getuige [getuige] .
7.PVB p. 19.
8.PV verhoor aangever [naam 1] , p. 103.
9.PV ter terechtzitting.
10.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.PV aangifte [naam 2] p. 66 en 67.
12.PV aangifte [naam 2] , p. 67.
13.PV aangifte [naam 2] , p. 68.
14.PVB, p. 15.
15.Een geschrifte, zijnde een rapport van het NFI van 29 oktober 2018, p. 144.
16.PVB, p. 5.
17.PVB, p. 107.
18.PVB aangifte [naam 2] , p. 66.
19.PVB, p. 112.
20.PVB, p. 113.
21.PVB, p. 81.
22.Een geschrift, zijnde een Medische Verklaring van 20 augustus 2018, p. 88.
23.PVB, p. 141.
24.PV ter terechtzitting.