ECLI:NL:RBAMS:2019:702

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4763
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geen bezwaar voor vertrouwensfunctie op Schiphol wegens onvoldoende gegevens uit veiligheidsonderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een functie op Schiphol ambieert, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De eiser heeft in de periode van twintig maanden in Suriname verbleven, wat complicaties met zich meebracht voor het vereiste veiligheidsonderzoek door de AIVD. De AIVD heeft geen samenwerkingsrelatie met de Surinaamse inlichtingen- en veiligheidsdienst, waardoor de benodigde gegevens voor het veiligheidsonderzoek niet konden worden verkregen. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de verklaring van geen bezwaar te weigeren, omdat er onvoldoende waarborgen zijn dat de eiser de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in de periode van zijn verblijf in Suriname niet voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken. De eiser heeft aangevoerd dat hij in het verleden altijd een verklaring van geen bezwaar heeft gekregen, maar de rechtbank benadrukt dat elke aanvraag een nieuw toetsmoment is. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de nieuwe Beleidsregel niet van toepassing is op de eiser, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van het uitzonderingsbeleid. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/4763

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder naar aanleiding van een veiligheidsonderzoek van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) besloten tot weigering van een verklaring dat uit het oogpunt van nationale veiligheid er geen bezwaar bestaat tegen het vervullen van een vertrouwensfunctie op de luchthaven Schiphol door eiser. Bij besluit van 22 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Op 25 juli 2018 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Feiten en achtergrond van de zaak
1.1
Eiser wenst een functie met betrekking tot ‘Flow Control Werkzaamheden’ op Schiphol te vervullen.
1.2
Op 7 juli 2017 is eiser aangemeld bij de AIVD voor een veiligheidsonderzoek in verband met de vervulling van een vertrouwensfunctie, omdat voor deze functie een verklaring van geen bezwaar nodig is.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft de verklaring van geen bezwaar geweigerd en verwezen naar het advies van de AIVD. De AIVD heeft geconcludeerd dat het vooralsnog onwenselijk dan wel onverantwoord is om met de Surinaamse Inlichtingen- en veiligheidsdienst een samenwerkingsrelatie aan te gaan en in het kader van veiligheidsonderzoeken persoonsgegevens uit te zoeken. Voor de periode dat eiser in Suriname verbleef, [20 maanden] , kunnen de benodigde gegevens voor het verrichten van een veiligheidsonderzoek niet worden verkregen. Daarom zijn er onvoldoende gegevens om een oordeel te kunnen geven over de vraag of er voldoende waarborgen aanwezig zijn dat eiser onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen.
Standpunt eiser
3. Eiser meent dat verweerder niet heeft kunnen weigeren om hem in het bezit te stellen van een verklaring van geen bezwaar. In het verleden is aan eiser voor werkzaamheden op Schiphol steeds een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Eiser voert aan dat de nieuwe Beleidsregel veiligheidsonderzoeken op hem van toepassing is. Eiser verwijst hiertoe naar de Toelichting op artikel 3, derde lid, onder b, van deze Beleidsregel. Door de woordkeuze ‘in beginsel’ is de opsomming niet uitputtend, maar de nadruk ligt op de verifieerbaarheid van de gegevens. Het enkele feit dat geen sprake is geweest van verblijf in Suriname in het kader van studie, stage of werk, is onvoldoende om sub b tegen te werpen, aldus eiser. Verder voert eiser aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd wat de gevolgen zijn van het feit dat het verblijf in Suriname 20 maanden betreft. In de Toelichting bij artikel 3, derde lid van de Beleidsregel is opgenomen dat betrokkene en/of diens partner tenminste gedurende de helft van de beoordelingsperiode in Nederland dient te hebben verbleven. Nu de beoordelingsperiode acht jaar is, beslaat het verblijf in Suriname minder dan de helft van de beoordelingsperiode. Tot slot voert eiser aan dat in het bestreden besluit niet is gemotiveerd in welke mate het ontbreken van gegevens een risico vormen voor de door eiser geambieerde functie.
Juridisch kader
4.1
Op grond van artikel 4, derde lid van de Wet veiligheidsonderzoeken (hierna Wvo) belast de werkgever een persoon eerst met de vervulling van een vertrouwensfunctie, nadat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten aanzien van die persoon een verklaring heeft afgegeven.
4.2
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wvo wordt alvorens een verklaring wordt afgegeven of geweigerd, ten aanzien van de betrokken persoon door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst een veiligheidsonderzoek ingesteld. Het tweede lid bepaalt dat het veiligheidsonderzoek het instellen van een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie, omvat. Hierbij wordt uitsluitend gelet op:
a. justitiële en strafvorderlijke gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en gegevens als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES alsmede van gegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en van gegevens verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak op Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. gegevens betreffende deelneming of steunverlening aan activiteiten die de nationale veiligheid kunnen schaden;
c. gegevens betreffende lidmaatschap van of steunverlening aan organisaties die doeleinden nastreven, dan wel ter verwezenlijking van hun doeleinden middelen hanteren, die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde;
d. gegevens betreffende overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.
4.3
Op grond van artikel 8 van de Wvo kan een verklaring slechts worden geweigerd indien onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen of indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om daarover een oordeel te geven.
4.4
Op grond van artikel 3 van de Beleidsregel beoordelingsperiodes en onvoldoende gegevens veiligheidsonderzoeken [1] (oude Beleidsregel) kan het weigeren van een verklaring, bedoeld in artikel 8 van de Wvo, en het intrekken van een verklaring, bedoeld in artikel 10 van de Wvo, plaatsvinden:
a. indien de betrokkene en/of diens partner direct voorafgaand aan de aanmelding voor een veiligheidsonderzoek of aan de start van het hernieuwde veiligheidsonderzoek niet gedurende een aaneengesloten periode van respectievelijk tien dan wel acht jaar (voor betrokkene) of vijf jaar (voor de partner van betrokkene) in Nederland verbleef en
b. het voor de AIVD niet mogelijk is over de ontbrekende periode, wegens het niet aanwezig zijn van een daartoe geëigende samenwerkingsrelatie op het gebied van veiligheidsonderzoeken met een collega-dienst van het land of de landen waar de betrokkene en/of diens partner verblijf heeft gehouden, voldoende gegevens over de betrokkene en/of diens partner te verkrijgen.
4.5
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken [2] kan het weigeren van een verklaring, als bedoeld in artikel 8 van de Wvo, en het intrekken van een verklaring, als bedoeld in artikel 10 van de Wvo, plaatsvinden indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om een oordeel te geven of sprake is van voldoende waarborgen dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, doordat de betrokkene en/of diens partner direct voorafgaande aan het veiligheidsonderzoek gedurende de in artikel 2 bedoelde beoordelingsperiode niet aantoonbaar in Nederland heeft verbleven.
Op grond van het tweede lid van artikel 3 kan het weigeren van een verklaring, als bedoeld in artikel 8 van de Wvo, en het intrekken van een verklaring, als bedoeld in artikel 10 van de Wvo, voorts plaatsvinden indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om een oordeel te geven of sprake is van voldoende waarborgen dat betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, doordat:
a. de betrokkene en/of diens partner direct voorafgaande aan het veiligheidsonderzoek gedurende de in artikel 2 bedoelde beoordelingsperiode buiten Nederland heeft verbleven; en
b. het voor de AIVD dan wel de MIVD niet mogelijk is over de ontbrekende periode voldoende gegevens over de betrokkene en/of diens partner te verkrijgen, wegens het ontbreken van een daartoe geëigende samenwerkingsrelatie met de collegadienst van het land of de landen waar de betrokkene en/of diens partner heeft verbleven.
Op grond van het derde lid van artikel 3 kan in afwijking van het tweede lid bij een ontbrekende periode alsnog sprake zijn van voldoende waarborgen dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal vervullen. Daarbij wordt rekening gehouden met de volgende factoren:
a. de bestemming(en);
b. of het verblijf of de verblijven verband houden met studie, stage of werk in het buitenland;
c. de duur en de frequentie van het verblijf of de verblijven;
d. de kwetsbaarheid van de specifieke functie.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de verklaring van geen bezwaar te weigeren. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5.2
Niet is in geschil dat eiser in de periode van [20 maanden] in Suriname verbleef. Evenmin is in geschil dat de AIVD geen samenwerkingsverband heeft met de Surinaamse inlichtingen- en veiligheidsdienst en dat daarom over deze periode niet de benodigde gegevens voor het verrichten van een veiligheidsonderzoek met betrekking tot eiser kunnen worden verkregen. Uit de memorie van toelichting op artikel 3, derde lid, van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken volgt dat het uitgangspunt is dat het beschermen van de nationale veiligheid eraan in de weg staat dat een verklaring wordt afgegeven indien het veiligheidsonderzoek, wegens een verblijf buiten Nederland, onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om een oordeel te geven of sprake is van voldoende waarborgen dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen.
In een beperkt aantal gevallen kan echter van dit uitgangspunt worden afgeweken. De bevoegdheid om af te wijken van het tweede lid vloeit voort uit de wens aansluiting te zoeken bij de praktijk dat personen in het kader van werk, studie of toerisme (van henzelf, een partner of een ander familielid) steeds vaker een periode in het buitenland verblijven. Bij de uitoefening van deze afwijkingsbevoegdheid wordt geen afbreuk gedaan aan de bescherming tegen veiligheidsrisico’s die de wet beoogt.
5.3
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet voldoet aan één van de factoren genoemd in de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken. Als eiser al niet voldoet aan één van de factoren, heeft verweerder op grond van de hierboven aangehaalde regelgeving de vrijheid om dat zwaar te laten wegen. Het is aan verweerder om een weging te maken tussen de verschillende factoren en te beslissen wat de doorslag geeft, al naar gelang de concrete situatie. Verweerder heeft in het bestreden besluit, aangevuld met de motivering in het verweerschrift, naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom het uitzonderingsbeleid niet van toepassing is op eiser. Niet in geschil is dat het verblijf van eiser geen verband houdt met studie, stage of werk. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het moet gaan om een situatie die in lijn is met studie-, stage- of werksituaties als genoemd in de memorie van toelichting. [3] Omdat het gaat om het beschermen van de burgerluchthaven Schiphol, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het niet de bedoeling is om het uitzonderingsbeleid dusdanig ruim uit te leggen en toe te passen dat verscheidende willekeurige situaties onder de uitzondering zouden kunnen vallen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een gevaarlijke functie gelet op het feit dat het werk betreft op de luchthaven Schiphol.
5.4
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geoordeeld dat de (nieuwe) Beleidsregel veiligheidsonderzoek niet van toepassing is op eiser omdat hij niet aan de voorwaarden voldoet van het uitzonderingsbeleid. Deze nieuwe Beleidsregel is dan ook niet gunstiger voor eiser. Daarmee was de oude Beleidsregel op eiser van toepassing en hieruit volgt dat verweerder de verklaring kan weigeren als het niet mogelijk is voor de AIVD om over de periode dat eiser in Suriname verbleef voldoende gegevens over eiser te verkrijgen. De rechtbank begrijpt dat het lastig is voor eiser om te begrijpen en aanvaarden dat hem nu een verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd, nu hij al vaak op Schiphol heeft gewerkt en in het verleden vele malen zonder problemen verklaringen van geen bezwaar heeft verkregen. Uit de aard van de zaak en de regelgeving volgt echter ook dat iedere aanvraag een nieuw toetsmoment met zich meebrengt. Gelet op het al het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid de verklaring van geen bezwaar kunnen weigeren. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Voetnoten

1.Geldig van 1-2-2012 t/m 28-2-2018.
2.Geldig van 1-3-2018 t/m heden.
3.Gelet op de toelichting moet het gaat om studie, stage of werk die in beginsel verband houden met een plaatsing door de Nederlandse overheid, werkzaamheden voor in Nederland gevestigde bedrijven of studie, stage, vrijwilligerswerk of werkzaamheden voor een internationale organisatie of betrouwbare niet-gouvernementele organisatie.