ECLI:NL:RBAMS:2019:6997

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
13/654090-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden

Op 6 september 2019 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/654090-17, waarin de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van de veroordeelde werd behandeld. De veroordeelde had eerder een gevangenisstraf van 150 dagen opgelegd gekregen, waarvan 55 dagen niet ten uitvoer zouden worden gelegd, mits hij zich aan bepaalde bijzondere voorwaarden zou houden tijdens zijn proeftijd. Deze voorwaarden omvatten onder andere het melden bij de reclassering en het ondergaan van behandeling voor zijn verslaving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 14 mei 2019 niet op de afspraak bij de reclassering is verschenen, omdat hij op vakantie in Spanje was. De veroordeelde had de afspraak verzet, maar was in de veronderstelling dat dit geen gevolgen zou hebben voor zijn voorwaarden. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde erkend dat de communicatie met de reclassering niet goed is verlopen en dat hij een fout heeft gemaakt. De raadsman van de veroordeelde heeft verzocht om de vordering af te wijzen, met argumenten dat de bijzondere voorwaarden opgeheven moeten worden en dat de resterende dagen omgezet kunnen worden in een taakstraf.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf wilde, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet volledig begreep dat zijn afwezigheid bij de afspraak een schending van de voorwaarden betekende. Bovendien was de veroordeelde inmiddels op eigen initiatief in behandeling bij een andere instelling. De rechtbank heeft daarom besloten om de vordering tot tenuitvoerlegging van de resterende gevangenisstraf af te wijzen, waarbij de rechtbank het voordeel van de twijfel aan de veroordeelde heeft gegeven.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/654090-17
Beslissing van 6 september 2019 van de meervoudige kamer in strafzaken van de rechtbank Amsterdam op de vordering ex artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 2 november 2017, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .
Bij voormeld vonnis is [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte van die straf, 55 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, inhoudende dat veroordeelde:
- zich binnen twee werkdagen na dit vonnis melden bij de Reclassering Inforsa op [vestigingsadres] . De veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd melden, zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht, en zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering zal geven.
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling moet stellen voor zijn verslaving bij Inforsa Forensische Ambulante Zorgt of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook indien deze inhouden een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek (maximaal zeven weken).
- moet meewerken aan urineonderzoeken zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat een gedeelte (10 dagen) van de niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer, waaronder:
- voormeld vonnis;
- een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a Wetboek van Strafvordering door de officier van justitie aanstonds na de uitspraak op de terechtzitting aan veroordeelde in persoon is uitgereikt;
- bevel voorlopige tenuitvoerlegging voorwaardelijke vrijheidsstraf van 8 april 2019;
- advies GGZ Reclassering Inforsa te Amsterdam van 4 april 2019;
- beslissing na veroordeling tot voorwaardelijke straf van 2 mei 2019;
- rapport van de reclassering van 16 mei 2019;
- pleitnota van mr. A.W. van Galen van 5 september 2019.
De rechtbank heeft op de openbare zitting van 6 september 2019 gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. A.W.J. van Galen, advocaat te Amsterdam, en mevrouw C. Vrugteveen, reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland.

Het standpunt van de veroordeelde

Veroordeelde heeft op zitting verklaard dat hij op vakantie is gegaan naar Spanje. De afspraak bij [instelling] was op 14 mei 2019. Veroordeelde heeft op 14 mei 2019 vanuit Spanje gebeld om de afspraak te verzetten. Veroordeelde zou nog worden teruggebeld maar hij was er vanuit gegaan dat de afspraak van 14 mei 2019 niet meer door zou gaan. Veroordeelde had de vakantie vooraf met Vrugteveen besproken en dacht toestemming te hebben tot 26 mei 2019. Veroordeelde heeft ook nog contact gehad via WhatsApp met Vrugteveen. Hij geeft toe dat Vrugteveen inderdaad heeft gezegd dat hij op tijd terug moest zijn voor de afspraak bij [instelling] maar hij dacht dat het niet zo zwaar zou wegen als de afspraak op een latere datum zou plaatsvinden. Veroordeelde erkent dat de communicatie niet goed is geweest en hij hierin een fout heeft gemaakt. Het traject bij [instelling] is uiteindelijk niet gelukt. Veroordeelde heeft zelf gekozen voor een behandeling van zijn agressieproblematiek en trauma’s bij De Waag. Veroordeelde volgt een opleiding om ervaringsdeskundige te worden en is bezig met het schrijven van een boek.
De raadsman van de veroordeelde heeft verzocht de vordering af te wijzen, met verwijzing naar zijn pleitnota welke hij op 5 september 2019 per e-mail naar de rechtbank heeft verzonden. Ter aanvulling heeft de raadsman op zitting als subsidiaire standpunt aangevoerd dat de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 14g lid 2 opgeheven dienen te worden en dat er geen nieuwe bijzondere voorwaarden meer dienen te worden opgelegd. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de resterende dagen van de niet ten uitvoer gelegde straf om te zetten in een taakstraf. Veroordeelde heeft al een tijd in Alphen aan de Rijn gedetineerd gezeten, toen hij werd opgepakt door de politie. Hij heeft daar met verkeerde medicatie gezeten. Onder die omstandigheden heeft hij al een groot deel van de voorwaardelijke straf ondergaan. Het zou grote gevolgen hebben voor veroordeelde als hij weer terug moet naar de gevangenis.
Veroordeelde volgt nu een langdurige behandeling bij de Waag. Bij [instelling] kon hij niet meer terecht omdat de oude behandelaar er niet meer was.

Het standpunt van de deskundige

Vrugteveen heeft op zitting verklaard dat de afspraak van 14 mei 2019 bij [instelling] uitvoerig was besproken met veroordeelde. De vriendin van veroordeelde heeft toestemming gevraagd om samen met veroordeelde naar Spanje te gaan. Vrugteveen heeft toestemming verleend onder de voorwaarde dat veroordeelde op tijd terug zou zijn voor deze afspraak. Vrugteveen staat nog steeds achter het reclasseringsadvies van 16 mei 2019 om de straf ten uitvoer te leggen. Deze straf zou kunnen worden omgezet in een taakstraf.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op zitting gevorderd dat de vordering wordt toegewezen. Veroordeelde had op 14 mei 2019 op de afspraak moeten verschijnen. Veroordeelde laat op zitting ook weten dat hij dat eigenlijk wel wist. Veroordeelde heeft niet in een eerder stadium aan Vrugteveen gevraagd of hij langer mocht blijven. Hij heeft al eerder een kans gekregen maar deze tweede kans heeft veroordeelde verspild. Het is raadzaam dat veroordeelde zijn behandeling bij de Waag voortzet.

De beoordeling

Gebleken is dat de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Hij heeft zich immers niet gehouden aan een aanwijzing van de reclassering, onderdeel van de meldplicht bij de reclassering. Op grond daarvan kan de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 14g, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de nog niet ten uitvoer gelegde straf gelasten.
Gelet op de verklaring van veroordeelde op zitting, is de rechtbank er niet van overtuigd dat veroordeelde heeft begrepen dat hij de voorwaarden zou overtreden indien hij niet aanwezig zou zijn bij de afspraak op 14 mei 2019. De rechtbank constateert verder dat veroordeelde inmiddels op eigen initiatief wordt behandeld bij De Waag. Mede gelet hierop geeft de rechtbank veroordeelde het voordeel van de twijfel geven en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de resterende gevangenisstraf af.

De beslissing

De rechtbank wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.A. Overbosch voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 6 september 2019.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van Reclassering Nederland belast met het verlenen van hulp en steun aan de veroordeelde.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd.