ECLI:NL:RBAMS:2019:6997
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden
Op 6 september 2019 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/654090-17, waarin de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van de veroordeelde werd behandeld. De veroordeelde had eerder een gevangenisstraf van 150 dagen opgelegd gekregen, waarvan 55 dagen niet ten uitvoer zouden worden gelegd, mits hij zich aan bepaalde bijzondere voorwaarden zou houden tijdens zijn proeftijd. Deze voorwaarden omvatten onder andere het melden bij de reclassering en het ondergaan van behandeling voor zijn verslaving.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 14 mei 2019 niet op de afspraak bij de reclassering is verschenen, omdat hij op vakantie in Spanje was. De veroordeelde had de afspraak verzet, maar was in de veronderstelling dat dit geen gevolgen zou hebben voor zijn voorwaarden. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde erkend dat de communicatie met de reclassering niet goed is verlopen en dat hij een fout heeft gemaakt. De raadsman van de veroordeelde heeft verzocht om de vordering af te wijzen, met argumenten dat de bijzondere voorwaarden opgeheven moeten worden en dat de resterende dagen omgezet kunnen worden in een taakstraf.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf wilde, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet volledig begreep dat zijn afwezigheid bij de afspraak een schending van de voorwaarden betekende. Bovendien was de veroordeelde inmiddels op eigen initiatief in behandeling bij een andere instelling. De rechtbank heeft daarom besloten om de vordering tot tenuitvoerlegging van de resterende gevangenisstraf af te wijzen, waarbij de rechtbank het voordeel van de twijfel aan de veroordeelde heeft gegeven.