ECLI:NL:RBAMS:2019:6949

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
23 september 2019
Zaaknummer
13/684374-18 (tussentijdse toets ISD-maatregel)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel na tussentijdse toets

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2019 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die eerder was opgelegd op 27 november 2018. De rechtbank heeft het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel beoordeeld, waarbij de raadsman, mr. M. Broere, het verzoek indiende. De veroordeelde, geboren in 1975, heeft te maken met ernstige persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, waarvoor een klinische behandeling is geïndiceerd. Ondanks zijn eigen initiatief om zich aan te melden bij een klinische instelling, is er onduidelijkheid over zijn motivatie en de geschiktheid van de voorgestelde behandeling. De rechtbank heeft de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord en vastgesteld dat de houding van de veroordeelde hem tegenwerkt in het proces van behandeling en re-integratie.

De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk blijft om de kans op recidive te verminderen en om de veroordeelde te motiveren voor een klinische behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet in staat is om zelfstandig zijn plannen uit te voeren en dat er een groot risico bestaat op terugval in oud gedrag. De beslissing om de ISD-maatregel voort te zetten is genomen om de veroordeelde de benodigde structuur en ondersteuning te bieden, zodat hij kan werken aan zijn problematiek en de kans op herhaling van strafbare feiten kan worden verkleind. De rechtbank heeft de beslissing op de openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

BESLISSING
Parketnummer: 13/684374-18 (tussentijdse toets ISD-maatregel)
Op het verzoekschrift strekkende tot beoordeling van de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 27 november 2018 van de rechtbank Amsterdam opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar aan:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[BRP-adres en tevens detentieplaats]

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2018;
- het verzoek tot tussentijdse beoordeling voortzetting tenuitvoerlegging ISD-maatregel op grond van artikel 38s Wetboek van Strafrecht van 31 mei 2019, ingediend door de raadsman, mr. M. Broere;
- het verblijfsplan ISD Intramuraal voor de tussentijdse toetsing ISD van 23 augustus 2019.
De rechtbank heeft op 6 september 2019 de officier van justitie, mr. L. Stroink, veroordeelde en zijn raadsman, mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal, en de deskundige S. Pfeiffer, jurist bij de ISD afdeling van het [BRP-adres en tevens detentieplaats] , ter zitting gehoord.

2.Verblijfsplan

Veroordeelde is gediagnosticeerd met persoonlijkheidsproblematiek, bestaande uit persoonlijkheidsstoornissen. Daarnaast is sprake van verslavingsproblematiek. Deze klachten worden zo ernstig ingeschat, dat een klinisch traject is geïndiceerd, gericht op persoonlijkheidsproblematiek, te beginnen met een gesloten fase.
Veroordeelde is op eigen initiatief aangemeld bij het Ifzobureau voor een klinische plaatsing met als voorkeur de Jellinek kliniek. Vooraf is tegen veroordeelde gezegd dat hij er rekening mee moest houden dat hij hier niet geplaatst zou kunnen worden, omdat de keuze voor een bepaald behandeltraject onder meer af hangt van de te behandelen problematiek, het benodigde beveiligingsniveau, regiobinding en wachtlijsten. Het Ifzobureau heeft veroordeelde laten weten dat hij is geïndiceerd voor een FPK (Forensisch Psychiatrische kliniek). Veroordeelde is het niet eens met deze indicatie en dit heeft bij veroordeelde gezorgd voor een verandering in zijn houding. Er ontstonden discussies en zijn houding verhardde.
Om veroordeelde te kunnen plaatsen in een FPK, wordt gebrekkige motivatie niet als een reden gezien om hem niet te plaatsen, maar enige vorm van medewerking is natuurlijk wel gewenst. Ook al mist die motivatie bij veroordeelde, de klinische plaatsing bij een FPK blijft geïndiceerd. Daarom wordt geadviseerd om de maatregel voort te zetten. Een klinische behandeling, gericht op zowel de persoonlijkheidsproblematiek als de verslavingsproblematiek is namelijk nodig om de kans op recidive te verminderen. De kans op recidive is op dit moment onverminderd hoog en de criminogene factoren zijn nog steeds aanwezig omdat veroordeelde nog geen behandeling heeft ondergaan in een kliniek. Dit zorgt ervoor dat de resterende tijd van de maatregel benut dient te worden om veroordeelde alsnog te motiveren voor een FPK, zodat hem de juiste zorg kan worden aangeboden en daarnaast aandacht kan worden besteed aan zaken als zinvolle dagbesteding, het op orde krijgen van financiën, het opbouwen van ondersteunend netwerk en geschikte huisvesting om terugval in middelengebruik en delict gedrag te voorkomen.
Mevrouw Pfeiffer heeft, ter terechtzitting van 6 september 2019, gehoord als deskundige, voornoemd advies bevestigd. Er is geen sprake van een nieuwe ontwikkeling en het doel blijft om veroordeelde te motiveren voor een FPK. Wanneer veroordeelde hier tegen het einde van de maatregel nog altijd niet voor open staat, zal worden beoordeeld wat er dan geregeld moet worden. Veroordeelde zijn houding werkt averechts. Dat zijn wensen niet aansluiten bij de behandeling, neemt niet weg dat deze behandeling volgens deskundigen het meest geschikt is voor hem.

3.Standpunten van de officier van justitie en van de veroordeelde

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient te worden voortgezet. Veroordeelde heeft veel kritiek en het komt er op neer dat hij nergens vertrouwen in heeft en niets wil. Hij accepteert niet dat de ISD-maatregel is opgelegd en wat over hem wordt gerapporteerd. Volgens hem is alles gelogen. Zijn houding werkt hem tegen. Veroordeelde wil zelf, in het vrijwillige kader, aan zijn alcoholprobleem werken, maar dat is volgens de adviezen nu niet haalbaar en juist daarom is de ISD-maatregel nodig. De maatregel moet worden voortgezet, allereerst om de maatschappij te beschermen en recidive te voorkomen. Als veroordeelde zijn houding niet verandert, zal het resterende deel van de maatregel neerkomen op kale hechtenis.
Veroordeelde verzoekt om opheffing van de ISD-maatregel en voert hiertoe aan dat voortzetting niet langer noodzakelijk is omdat de adviezen niet kloppen en het niet terecht is dat hij is gediagnosticeerd met persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek. Hij heeft weleens drugs gebruikt, maar dat kan niet worden gezien als verslaving. De kern van zijn probleem is de alcohol. Wanneer hij geen alcohol drinkt, functioneert hij naar behoren. Inmiddels is veroordeelde hiermee zelf aan de slag gegaan en vindt hij dat hij dit ook verder alleen af kan. Hij is nu al ruim zevenentwintig maanden nuchter. Wanneer de maatregel wordt opgeheven, is hij van plan om naar zijn broer te gaan. Hij zal wekelijks naar een AA meeting gaan en wordt al ondersteund door een
buddy. Hij mag in de recreatiewoning van zijn moeder wonen en is van plan om, na het afronden van zijn taakstraf, naar het buitenland te gaan. Hij wil eerst een rondreis maken in Thailand en wil vervolgens naar Malaga om daar zijn toekomst op te bouwen. In Malaga ligt volgens veroordeelde zijn geluk want daar kan hij werken in de buitenlucht.
De raadsman is van mening dat de ISD-maatregel moet worden opgeheven. De maatregel wordt niet zinvol ingevuld en veroordeelde krijgt niet de mogelijkheden om aan de slag te gaan met recidive beperkende behandelingen. Dat veroordeelde ongemotiveerd wordt genoemd, is onterecht, hij is juist bijzonder gemotiveerd. Hij heeft een proactieve houding en is zelf gekomen met alternatieven voor de FPK. De kale ISD-maatregel, die veroordeelde op dit moment ondergaat, is het tegenovergestelde van wat door de rechtbank met het opleggen van de maatregel is bedoeld. In het alternatieve plan van veroordeelde zal hij zelf aan de slag gaan om aan zijn alcoholproblematiek te blijven werken. Bovendien heeft hij zelf al begeleiding door Trubendorffer willen opstarten en heeft hij al een telefonische intake gehad. Veroordeelde ziet in wat hij nodig heeft en is bereid om daarvoor de benodigde stappen te zetten. Hij kan vanuit de beschermde omgeving van zijn familie zijn taakstaf uitvoeren en beginnen met het aflossen van zijn schulden.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient te worden voortgezet. De rechtbank constateert dat de maatregel op dit moment zinvoller ingevuld zou kunnen worden, maar dat dit mede door de houding van veroordeelde niet van de grond komt. De problematiek die speelt bij veroordeelde heeft ertoe geleid dat een klinische opname is geïndiceerd. Veroordeelde is het niet eens met deze indicatie. Hij heeft het gevoel dat alles en iedereen tegen hem is. De rechtbank constateert dat deze houding ook gerelateerd kan worden aan de geconstateerde problematiek, maar benadrukt daarbij wel dat deze houding hem tegenwerkt. De rechtbank heeft er, gelet op de jarenlange problematiek waarbij het veroordeelde niet gelukt is zelfstandig dat patroon te doorbreken, onvoldoende vertrouwen in dat veroordeelde, indien de maatregel wordt beëindigd, zelfstandig in staat is om zijn plannen uit te voeren en door te zetten bij tegenslagen. Daarbij speelt een rol dat veroordeelde een belangrijk deel van zijn problematiek (de persoonlijkheidsproblematiek) niet onderkent. Wel ziet de rechtbank dat veroordeelde zelf al stappen in de goede richting heeft gemaakt. Dit is positief en hopelijk zet veroordeelde deze trend door en zal hij de motivatie vinden voor een klinische opname. De rechtbank acht het noodzakelijk om de maatregel voort te zetten zodat veroordeelde gemotiveerd kan worden om een klinische behandeling te ondergaan die is toegespitst op zijn problematiek, voordat hij zonder de structuur en steun die hem vanuit de ISD worden geboden, in vrijheid kan worden gesteld. De rechtbank acht de kans te groot dat veroordeelde terugvalt in zijn oude gedrag en weer strafbare feiten gaat plegen als de ISD-maatregel nu zou worden beëindigd.

5.Beslissing

De rechtbank bepaalt dat
de tenuitvoerlegging van de ISD maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven en uitgesproken op 20 september 2019 op de openbare terechtzitting van deze rechtbank door
mr. R.C.J Hamming, voorzitter,
mrs. M.E.A. Nijssen en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier.