Op 4 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 20 juni 2018. Het EAB was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg van Waals Brabant te Nijvel, België, op 5 juni 2018. De opgeëiste persoon, geboren in 1990, heeft de Nederlandse nationaliteit en was op het moment van de procedure gedetineerd in Nederland.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 17 juli 2018 en 21 december 2018. Tijdens de eerste zitting was de officier van justitie mr. R. Vorrink aanwezig, en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman mr. A.J. van der Duijn Schouten. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 31 juli 2018 overwogen dat recente ontwikkelingen in België, met betrekking tot stakingen in gevangenissen, aanleiding gaven om de zaak te heropenen. Op de tweede zitting op 21 december 2018 was de officier van justitie mr. M. Diependaal aanwezig, en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door mr. M.B. Visser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft verwezen naar eerdere uitspraken en de situatie in de Belgische detentiecentra. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. R.A.J. Hübel en de rechters mrs. C.A. van Dijk en E.G. Fels, en werd uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. N. Wijkman. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.