8.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende overwogen.
Verdachte heeft voormalige schoolvrienden via Facebook met de dood bedreigd, waarbij hij ook doodsbedreigingen heeft geuit richting de familie van deze personen. Hierdoor heeft verdachte bij de slachtoffers en hun familie gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht, zo blijkt ook uit de aangiftes. Verdachte had bij zijn aanhouding een stiletto en een bajonet bij zich. Dat zijn verboden wapens op grond van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van zulke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Verder heeft verdachte muren op een Joodse begraafplaats onbruikbaar gemaakt door daarop graffiti in de vorm van hakenkruizen en
tagsaan te brengen. Het aanbrengen van graffiti geeft overlast en daarnaast is het aanbrengen van hakenkruizen kwetsend en bijzonder confronterend voor de Joodse gemeenschap. Het hakenkruis roept herinneringen op aan de vervolging van Joden en andere groepen die wegens hun huidskleur, afkomst of religie door de machthebbers tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland als minderwaardig werden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat het – ondanks dat verdachte blijkens zijn strafblad van 9 augustus 2019 tot nog toe slechts eenmaal is veroordeeld, te weten tot een boete voor het plegen van een vernieling – onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op diverse rapportages die ten aanzien van verdachte zijn opgemaakt. De rechtbank ontleent aan deze rapporten het volgende.
In 2018 heeft er door psycholoog G.M. Jansen een psychologisch onderzoek naar verdachte plaatsgevonden, waarvan de onderzoeksresultaten zijn vastgelegd in het Pro Justitia rapport van 28 augustus 2018. De psycholoog heeft gerapporteerd dat verdachte zijn medewerking aan het psychologisch onderzoek heeft geweigerd, waardoor het onderzoek voor de psycholoog onvoldoende was om een diagnose vast te stellen. Wel heeft de psycholoog gerapporteerd dat
deze weigering vermoedelijk samenhangt met een paranoïde psychotisch toestandsbeeld vol paranoïde overtuigingen en complottheorieën. De psycholoog acht het zorgwekkend dat verdachte – als reactie op zijn overtuiging dat anderen hem kwaad willen doen – zich bewapent, gewelddadige opvattingen hanteert en zeer dreigende uitspraken doet, zoals het willen aanschaffen van een vuurwapen en het willen vermoorden van mensen. Om tot nadere onderbouwing van de diagnostiek te komen, heeft de psycholoog geadviseerd om verdachte ter observatie te laten opnemen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC).
Op 6 maart 2019 is verdachte opgenomen in het PBC, alwaar hij is onderzocht door psychiater T.W.D.P. van Os en psycholoog N.P.A. van der Weegen. Zij hebben hun onderzoeksresultaten vastgelegd in het Pro Justitia rapport van 10 mei 2019 en onder meer het volgende gerapporteerd.
“De bedreigingen die betrokkene deed vonden plaats in een virtuele wereld en zijn verbaal van aard. Hij draagt wel messen maar heeft in de fysieke wereld daarmee, voor zover bekend, niets gedaan. Onderzoekers kunnen een gevaar van escalatie dan ook niet onderbouwen. Wel is er een hoog risico op herhaling van soortgelijke feiten als dreigementen. Indien feiten (..) 5 bewezen worden verklaard dan zou dat betekenen dat hij wel vanuit de verbale en virtuele ruimte, acties is gaan ondernemen en dan zou escalatiegevaar naar goederen wat meer onderbouwd kunnen worden.
Betrokkene is nooit eerder behandeld. Zonder behandeling wordt het recidiverisico op feiten als dreigementen en zichzelf bewapenen, zonder dat het tot daadwerkelijke fysieke agressie komt, hoog ingeschat. De stoornis van betrokkene zal intensief en langdurig behandeld moeten worden teneinde genoemd recidivegevaar omlaag te brengen. Het is van belang dat een behandeling wordt ingezet in een forensische kliniek. Betrokkene heeft geen enkel ziektebesef noch -inzicht. Een plaatsing in een (forensisch) psychiatrisch ziekenhuis voor één jaar lijkt evenwel aan de korte kant voor de beoogde behandeling, gezien het beperkte ziektebesef en -inzicht en de beperkte responsiviteit. De tbs-maatregel met verpleging lijkt een erg zwaar middel, met name omdat risico op escalatie van het delictgedrag naar meer gewelddadig gedrag niet onderbouwd kan worden.
Indien gekozen wordt tot oplegging van een behandeling is een gedwongen kader echter onontkoombaar om het recidiverisico te doen verlagen. Een tbs met voorwaarden is nog overwogen, maar dit is in het geval van betrokkene geen optie omdat er geen sprake is van ziektebesef en –inzicht.”
Ondanks het feit dat verdachte geen documentatie heeft op het gebied van geweldsdelicten en tot op heden zijn bedreigingen niet heeft uitgevoerd, wordt het recidiverisico voor bedreigingen als hoog ingeschat. De deskundigen hebben gerapporteerd dat de kans op een bedreiging groot is wanneer verdachte niet wordt behandeld en dat om die reden alleen een klinische behandeling/begeleiding mogelijk is. Het is volgens de deskundigen evenwel niet reëel – gezien zijn psychotische toestand en paranoïde wanen – te veronderstellen dat verdachte door middel van een maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht binnen een jaar weer zal kunnen terugkeren in de maatschappij. De problematiek is immers te zwaar en te complex om met hem na een jaar in de reguliere psychiatrie verder te gaan.
In de gedragingen van verdachte zit een zekere opbouw wat betreft de ernst. Zo heeft hij al langere tijd last van wanen maar verklaart hij ter terechtzitting dat hij pas kort geleden is begonnen zich te bewapenen met messen als hij naar buiten gaat.
Ondanks dat verdachte zich al ruim een jaar in de gestructureerde setting van een PPC en het PBC bevindt, zijn de wanen kennelijk nog onverminderd aanwezig. Verder is gebleken dat ziekte-inzicht en –besef nog immer ontbreekt. Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte vasthoudt aan de waan dat mensen achter hem aan zitten. Hij is ervan overtuigd dat hij afgeluisterd, bestolen en benadeeld wordt. Verdachte ziet politie en justitie als handlangers in het complot en denkt dat ze hem nu als psychisch gestoord willen bestempelen. Onder invloed van de wanen heeft verdachte zich bewapend. Verdachte is nauwelijks te onderbreken en is zeer volhardend in zijn opvattingen. Desgevraagd stelt verdachte dat hij gerechtigd is om de personen die hij heeft bedreigd te doden, als zij niet vervolgd en berecht worden.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege eisen, teneinde herhaling van een geweldsdelict te voorkomen. Andere reële, minder belastende alternatieven, zijn er naar het oordeel van de rechtbank niet.
De rechtbank overweegt voorts dat ook aan de overige voorwaarde voor het opleggen van tbs is voldaan, te weten een bewezenverklaring van de feiten 2 en 6, die zijn te kwalificeren als bedreiging, voor welk misdrijf op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht tbs kan worden opgelegd. Nu er in dit geval alleen sprake is geweest van schriftelijke (digitale) bedreigingen via Facebook, zonder dat deze voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd zijn door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard agressief was jegens de bedreigde, wordt de tbs met bevel tot dwangverpleging niet opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor is de duur van de opgelegde maatregel beperkt tot vier jaar.