ECLI:NL:RBAMS:2019:6887

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
13/702074-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot tbs van een man wegens bedreiging, wapenbezit en vernieling met graffiti op Joodse begraafplaats

Op 20 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging, wapenbezit en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van twee slachtoffers via Facebook, het voorhanden hebben van verboden wapens, en het aanbrengen van graffiti op muren van een Joodse begraafplaats. De verdachte werd op 30 juni 2018 aangehouden met een stiletto en een bajonet, en hij had eerder doodsbedreigingen geuit. Tijdens de rechtszittingen heeft de officier van justitie gepleit voor een veroordeling, terwijl de verdediging vrijspraak voor de voorbereiding van moord heeft bepleit. De rechtbank oordeelde dat de voorbereiding van moord niet bewezen kon worden, maar achtte de andere feiten wel bewezen. De verdachte werd als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd vanwege een psychotische stoornis, en de rechtbank heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging, maar hem ter beschikking gesteld met verpleging. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702074-18
Datum uitspraak: 20 september 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [Justitieel Complex] te [plaats 1] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 9 november 2018, 4 februari 2019, 24 april 2019, 20 mei 2019, 27 juni 2019 en 6 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. P. van Laere, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.F.R. Ketwaru, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. voorbereiding van moord op verschillende personen, door messen bij zich te dragen en doodsbedreigingen te uiten;
2. bedreiging van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) door hem via Facebook Messenger berichten te sturen;
4. het voorhanden hebben van een verboden stiletto en bajonet;
5. vernieling van muren door aanbrengen van graffiti;
6. bedreiging van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) door hem via Facebook Messenger berichten te sturen.
De rechtbank heeft opgemerkt dat in de tenlastelegging de vijf ten laste gelegde feiten niet logisch zijn doorgenummerd. Immers, in de tenlastelegging wordt feit 2 gevolgd door feit 4. Feit 3 ontbreekt aangezien dit feit tijdens het onderzoek is geseponeerd. De rechtbank zal de nummering van de tenlastelegging aanhouden.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld – overeenkomstig haar schriftelijk requisitoir – dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Zij heeft daartoe, in het bijzonder ten aanzien van feiten 1 en 5, het volgende aangevoerd.
Feit 1 – voorbereiding moord
De intentie van verdachte om moorden te plegen, moet worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte. Uit de processen-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte een nadrukkelijke wens heeft om wapens te hebben en mensen te doden. Hij ziet zijn werkelijkheid als dé werkelijkheid. De aangetroffen messen zijn onderdeel van de voorbereidingshandelingen.
Feit 5 – vernieling muren
Verdachte is op 30 juni 2018 staande gehouden, omdat hij voldeed aan het door een getuige gegeven signalement van de bekladder van de muur van de begraafplaats. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking zijn er op zijn kamer spuitbussen en hakenkruizen aangetroffen. Dat verdachte een aversie heeft tegen joden, blijkt uit meerdere uitingen van hem via e-mailberichten en Facebook. Verder zijn de aangebrachte letters op de muren de initialen van verdachte, die hij ook meerdere keren in tekstberichten heeft gebruikt.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich – overeenkomstig zijn pleitaantekeningen – op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 5. De raadsman heeft daartoe in het bijzonder het volgende aangevoerd.
Feit 1 – voorbereiding moord
Er is geen sprake van voorbereidingshandelingen gericht op moord. Verdachte had de messen niet bij zich
omdathij iemand wilde neersteken. Nadat hij was staande gehouden heeft hij rustig meegewerkt en heeft hij de messen op de grond gelegd. De situatie is geëscaleerd op het moment dat verdachte werd aangehouden. Hij heeft toen beledigende en discriminerende teksten geroepen. In die context moeten de tenlastegelegde bewoordingen in feit 1 worden geplaatst.
Feit 5 – vernieling muren
Verdachte is niet degene geweest die met spuitbussen op de muren heeft gespoten. Hij voldoet niet aan het door de getuige opgegeven signalement; hij is veel ouder, langer en draagt schoenen met een andere kleur. Ook had hij bij zijn aanhouding geen spuitbussen bij zich en geen verf op zijn handen.
Wat betreft de feiten 2, 4 en 6 refereert de raadsman zich, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak
Feit 1 – voorbereiding moord
De rechtbank acht de ten laste gelegde voorbereiding van moord niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte wordt op 30 juni 2018 staande gehouden. In zijn broekzak ziet de verbalisant een voorwerp zitten dat lijkt op een mes. Verdachte verklaart dat hij een mes in zijn broekzak heeft en legt dat desgevraagd op de grond. Als hem vervolgens wordt gevraagd of hij nog meer messen bij zich heeft, haalt verdachte een ander mes uit zijn broekzak. Ook dit legt hij op verzoek van de verbalisant op de grond. Op het moment dat de verbalisanten hem de handboeien willen omdoen begint verdachte zich te verzetten en uit hij discriminerende en beledigende teksten naar de verbalisanten. Ook tijdens het transport naar het cellencomplex en tijdens het verhoor de dag erna uit verdachte zich beledigend en bedreigend. Tijdens het verhoor zegt hij dat hij meerdere mensen wil neersteken en doodmaken.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen voor moord is vereist dat uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte de bij hem aangetroffen messen opzettelijk voorhanden had met als kennelijke bestemming het plegen van moorden. Verdachte heeft ontkend dat hij de messen voorhanden had met het doel hiermee moorden te plegen. Zowel bij de politie als ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de messen bij zich had voor zijn eigen veiligheid en om zich te kunnen verdedigen. De kennelijke bestemming zou echter ook kunnen worden afgeleid uit de ‘uiterlijke verschijningsvorm’ van zijn gedragingen, te weten het voorhanden hebben van messen en het uiten van doodsbedreigingen. De rechtbank is er echter niet van overtuigd dat verdachte daadwerkelijk de bedoeling had moorden te plegen met de messen. Verdachte was psychotisch en had wanen waardoor hij zich angstig en onveilig voelde. Dit verklaart waarom verdachte het nodig vond zich te bewapenen. Blijkens de justitiële documentatie van verdachte heeft hij zich echter nooit schuldig gemaakt aan een geweldsdelict jegens personen. Daarbij komt dat verdachte bij zijn staande houding de messen vrijwillig heeft afgegeven aan de verbalisanten.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte de messen voorhanden heeft gehad met als kennelijke bestemming het plegen van moorden.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] (feit 2), verboden wapenbezit (feit 4), het onbruikbaar maken van muren (feit 5) en bedreiging van [slachtoffer 2] (feit 6).
Nu verdachte de feiten 2, 4 en 6 heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van bewijsmiddelen worden volstaan.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Op 30 mei 2018 krijgt de politie een melding van een vrouw dat zij een jonge man met graffiti ziet spuiten op de Joodse begraafplaats aan de Valentijnkade. De meldster geeft een signalement. Het zou gaan om een jongen met een zwarte pet, kort zwart haar, een spijkerbroek en grijze schoenen met witte zool. Verbalisanten die zich op de Valentijnkade bevinden zien verdachte enkele minuten na de melding langs fietsen. Hij voldoet aan het signalement van de dader en wordt staande gehouden. Namens de Stichting Eerherstel Joodse Begraafplaatsen is aangifte gedaan en zijn foto’s overgelegd van de aangebrachte graffiti. Op die foto’s zijn op meerdere muren hakenkruizen en de letters DRLD te zien.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte past in het signalement van de persoon die met spuitbussen op de muren zou hebben gespoten. Bovendien is verdachte kort na de melding – te weten enkele minuten – fietsend in de buurt van de Joodse begraafplaats aangetroffen. Verbalisanten zagen dat op de muren de letters DRLD waren gespoten, welke lettercombinatie overeenkomt met de initialen van verdachte. Deze lettercombinatie werd ook aangetroffen in verschillende schriften op de kamer van verdachte. Daarnaast zijn op zolder in de woning van verdachte spuitbussen aangetroffen en was op een muur boven het bureau van verdachte een hakenkruis getekend.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die graffiti op de muren heeft gespoten. Dat er bij hem – op het moment dat hij werd aangehouden – geen spuitbussen zijn aangetroffen, maakt dat oordeel niet anders. Doordat er tussen de melding en het aantreffen van verdachte door verbalisanten enkele minuten heeft gezeten, heeft verdachte voldoende tijd gehad om zich van de spuitbussen te ontdoen. Dat verdachte geen verf op zijn handen had leidt evenmin tot een ander oordeel. Immers, het is niet een vaststaand gegeven dat het gebruik van spuitbussen altijd verf op handen achterlaat.
Concluderend acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 2
in de periode van 11 april 2018 tot en met 17 juni 2018 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] via Facebookberichten dreigend de woorden toe te voegen
- " dus niet stoertjes doen hé kanker mietje, je gaat dood wanneer je ook maar dichtbij bent kanker pedo'tjes", en
- " binnenkort ga ik je kanker familie afmaken smerig kanker terroristen jong je kanker pedo baasje je project leiders weten het ook al, als ik je zie op straat maak ik je ter plekke dood kanker hondenras wat wil je doen dan raad eens kanker nicht ik heb legale toestemming politie af te maken van je kanker nichten", en
- " zoals je weet omdat je nog niet dood bent gebruiken wij hem nog en je raad het nooit wie DRLD dus is de verkeerde om voor je te hebben", en
-"ik mag jou en al die andere kanker flikkertjes afmaken onder terrorisme wetgeving", en
-"hoop dat iemand binnenkort een brandbom bij jou naar binnen gooit, het zal niet veel moeite kosten voor mij om dat ff te regelen als die connectie dicht is, ook een 'bezoekje' bij je pa, die account die ook zo een kanker nichtje is die word ook afgemaakt hahahaha";
Feit 4
op 30 juni 2018 te Amsterdam op de openbare weg (te weten de Valentijnkade) voorhanden heeft gehad wapens van categorie I, te weten een stiletto met een lemmet van 9,5 centimeter en een bajonet met een lemmet van 20 centimeter;
Feit 5
op 30 juni 2018 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk meerdere muren, toebehorende aan Gemeente Amsterdam, onbruikbaar heeft gemaakt door met graffiti hakenkruizen en teksten aan te brengen op voornoemde muren;
Feit 6
op 26 juni 2018 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Dus wat ga je doen smerig kanker hondenras pedo'tje met je vieze kanker flikker vriendje die wouter van vreden die kanker pedo zijn gezin ga ik ook afmaken, van [slachtoffer 2] ook en [naam 1] ook en die [naam 2] ook die [naam 3] ook die [naam 4] ook en nog zo een 20 andere".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben verzocht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren, gelet op het advies van de psychiater en de psycholoog.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Rapportage Pro Justitia van 10 mei 2019, opgemaakt door psychiater T.W.D.P. van Os en psycholoog N.P.A. van der Weegen, waarin zij – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende hebben gerapporteerd:
“Er is bij betrokkene sprake van een uitgebreid waansysteem met paranoïde en grootheidswanen. Conclusie is dat bij betrokkene sprake is van een psychotische stoornis in de vorm van een uitgebreide waanstoornis. Betrokkene is een ogenschijnlijk normaal functionerende man met een psychotische binnenwereld. Betrokkene heeft een uitgebreid scala met elkaar samenhangende bizarre overtuigingen die hij niet in twijfel trekt en nooit verantwoordt, wat kenmerkend voor de waanstoornis is. De vastgestelde psychotische stoornis was ook aanwezig ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten.
Betrokkene is er door de psychotische stoornis van overtuigd dat hij wordt bestolen en dat men het op hem gemunt heeft en dat hij daardoor grote sommen geld misloopt. Deze waangedachte is oncorrigeerbaar. Betrokkene is ervan overtuigd dat de politie zijn werk niet doet en dat hij het heft in eigen handen moet nemen. Daardoor voelt hij zich dusdanig onveilig dat het voor hem vanzelfsprekend is dat hij zich bewapent. De waanwereld heeft een alles doordringende doorwerking in de hem ten laste gelegde feiten. De waan laat geen ruimte voor een ander gezichtspunt. Betrokkene handelde volledig vanuit zijn waangedachten, zodat er sprake was van een reëel motief. Geadviseerd wordt om hem de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 4 niet toe te rekenen. De feiten (…) 5 worden door verdachte ontkend en op basis van de beschikbare informatie is geen link te leggen tussen pathologie en deze hem ten laste gelegde feiten. Onderzoekers onthouden zich dan ook bij de feiten (..) 5 van een advies omtrent het toerekenen.”
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en psychiater – voor wat betreft de feiten 2 en 4 over en maakt deze tot de hare. Omdat verdachte feit 5 ontkent, hebben zij niet de conclusie kunnen trekken voor wat betreft de toerekenbaarheid. Gelet op voormelde rapport, de aard van de stoornis en de omstandigheid dat de feiten 5 en 6 in dezelfde periode zijn gepleegd als feit 4 acht de rechtbank het echter – evenals de officier van justitie en de raadsman – aannemelijk dat verdachte – ook ten aanzien van de feiten 5 en 6 – volledig vanuit de bij hem vastgestelde stoornis heeft gehandeld. De rechtbank acht verdachte dan ook volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van alle feiten.
De rechtbank concludeert dat de bewezen geachte feiten verdachte wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten een psychotische stoornis van het paranoïde type, niet kunnen worden toegerekend. Verdachte dient daarvoor dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Terbeschikkingstelling

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, voor de door haar onder feiten 1, 2 en 5 bewezen geachte feiten, ter beschikking wordt gesteld (hierna: tbs) met een bevel tot dwangverpleging en voor de overige feiten geen straf wordt opgelegd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dat vordering tot het opleggen van tbs met dwangverpleging moet worden afgewezen. Hij heeft verzocht om aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen, omdat verdachte niet eerder behandeld is geweest. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hij meer uitkomst ziet in BOPZ-traject, dan in een strafrechtelijk kader.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende overwogen.
Verdachte heeft voormalige schoolvrienden via Facebook met de dood bedreigd, waarbij hij ook doodsbedreigingen heeft geuit richting de familie van deze personen. Hierdoor heeft verdachte bij de slachtoffers en hun familie gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht, zo blijkt ook uit de aangiftes. Verdachte had bij zijn aanhouding een stiletto en een bajonet bij zich. Dat zijn verboden wapens op grond van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van zulke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Verder heeft verdachte muren op een Joodse begraafplaats onbruikbaar gemaakt door daarop graffiti in de vorm van hakenkruizen en
tagsaan te brengen. Het aanbrengen van graffiti geeft overlast en daarnaast is het aanbrengen van hakenkruizen kwetsend en bijzonder confronterend voor de Joodse gemeenschap. Het hakenkruis roept herinneringen op aan de vervolging van Joden en andere groepen die wegens hun huidskleur, afkomst of religie door de machthebbers tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland als minderwaardig werden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat het – ondanks dat verdachte blijkens zijn strafblad van 9 augustus 2019 tot nog toe slechts eenmaal is veroordeeld, te weten tot een boete voor het plegen van een vernieling – onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op diverse rapportages die ten aanzien van verdachte zijn opgemaakt. De rechtbank ontleent aan deze rapporten het volgende.
In 2018 heeft er door psycholoog G.M. Jansen een psychologisch onderzoek naar verdachte plaatsgevonden, waarvan de onderzoeksresultaten zijn vastgelegd in het Pro Justitia rapport van 28 augustus 2018. De psycholoog heeft gerapporteerd dat verdachte zijn medewerking aan het psychologisch onderzoek heeft geweigerd, waardoor het onderzoek voor de psycholoog onvoldoende was om een diagnose vast te stellen. Wel heeft de psycholoog gerapporteerd dat
deze weigering vermoedelijk samenhangt met een paranoïde psychotisch toestandsbeeld vol paranoïde overtuigingen en complottheorieën. De psycholoog acht het zorgwekkend dat verdachte – als reactie op zijn overtuiging dat anderen hem kwaad willen doen – zich bewapent, gewelddadige opvattingen hanteert en zeer dreigende uitspraken doet, zoals het willen aanschaffen van een vuurwapen en het willen vermoorden van mensen. Om tot nadere onderbouwing van de diagnostiek te komen, heeft de psycholoog geadviseerd om verdachte ter observatie te laten opnemen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC).
Op 6 maart 2019 is verdachte opgenomen in het PBC, alwaar hij is onderzocht door psychiater T.W.D.P. van Os en psycholoog N.P.A. van der Weegen. Zij hebben hun onderzoeksresultaten vastgelegd in het Pro Justitia rapport van 10 mei 2019 en onder meer het volgende gerapporteerd.
“De bedreigingen die betrokkene deed vonden plaats in een virtuele wereld en zijn verbaal van aard. Hij draagt wel messen maar heeft in de fysieke wereld daarmee, voor zover bekend, niets gedaan. Onderzoekers kunnen een gevaar van escalatie dan ook niet onderbouwen. Wel is er een hoog risico op herhaling van soortgelijke feiten als dreigementen. Indien feiten (..) 5 bewezen worden verklaard dan zou dat betekenen dat hij wel vanuit de verbale en virtuele ruimte, acties is gaan ondernemen en dan zou escalatiegevaar naar goederen wat meer onderbouwd kunnen worden.
Betrokkene is nooit eerder behandeld. Zonder behandeling wordt het recidiverisico op feiten als dreigementen en zichzelf bewapenen, zonder dat het tot daadwerkelijke fysieke agressie komt, hoog ingeschat. De stoornis van betrokkene zal intensief en langdurig behandeld moeten worden teneinde genoemd recidivegevaar omlaag te brengen. Het is van belang dat een behandeling wordt ingezet in een forensische kliniek. Betrokkene heeft geen enkel ziektebesef noch -inzicht. Een plaatsing in een (forensisch) psychiatrisch ziekenhuis voor één jaar lijkt evenwel aan de korte kant voor de beoogde behandeling, gezien het beperkte ziektebesef en -inzicht en de beperkte responsiviteit. De tbs-maatregel met verpleging lijkt een erg zwaar middel, met name omdat risico op escalatie van het delictgedrag naar meer gewelddadig gedrag niet onderbouwd kan worden.
Indien gekozen wordt tot oplegging van een behandeling is een gedwongen kader echter onontkoombaar om het recidiverisico te doen verlagen. Een tbs met voorwaarden is nog overwogen, maar dit is in het geval van betrokkene geen optie omdat er geen sprake is van ziektebesef en –inzicht.”
Ondanks het feit dat verdachte geen documentatie heeft op het gebied van geweldsdelicten en tot op heden zijn bedreigingen niet heeft uitgevoerd, wordt het recidiverisico voor bedreigingen als hoog ingeschat. De deskundigen hebben gerapporteerd dat de kans op een bedreiging groot is wanneer verdachte niet wordt behandeld en dat om die reden alleen een klinische behandeling/begeleiding mogelijk is. Het is volgens de deskundigen evenwel niet reëel – gezien zijn psychotische toestand en paranoïde wanen – te veronderstellen dat verdachte door middel van een maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht binnen een jaar weer zal kunnen terugkeren in de maatschappij. De problematiek is immers te zwaar en te complex om met hem na een jaar in de reguliere psychiatrie verder te gaan.
In de gedragingen van verdachte zit een zekere opbouw wat betreft de ernst. Zo heeft hij al langere tijd last van wanen maar verklaart hij ter terechtzitting dat hij pas kort geleden is begonnen zich te bewapenen met messen als hij naar buiten gaat.
Ondanks dat verdachte zich al ruim een jaar in de gestructureerde setting van een PPC en het PBC bevindt, zijn de wanen kennelijk nog onverminderd aanwezig. Verder is gebleken dat ziekte-inzicht en –besef nog immer ontbreekt. Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte vasthoudt aan de waan dat mensen achter hem aan zitten. Hij is ervan overtuigd dat hij afgeluisterd, bestolen en benadeeld wordt. Verdachte ziet politie en justitie als handlangers in het complot en denkt dat ze hem nu als psychisch gestoord willen bestempelen. Onder invloed van de wanen heeft verdachte zich bewapend. Verdachte is nauwelijks te onderbreken en is zeer volhardend in zijn opvattingen. Desgevraagd stelt verdachte dat hij gerechtigd is om de personen die hij heeft bedreigd te doden, als zij niet vervolgd en berecht worden.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege eisen, teneinde herhaling van een geweldsdelict te voorkomen. Andere reële, minder belastende alternatieven, zijn er naar het oordeel van de rechtbank niet.
De rechtbank overweegt voorts dat ook aan de overige voorwaarde voor het opleggen van tbs is voldaan, te weten een bewezenverklaring van de feiten 2 en 6, die zijn te kwalificeren als bedreiging, voor welk misdrijf op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht tbs kan worden opgelegd. Nu er in dit geval alleen sprake is geweest van schriftelijke (digitale) bedreigingen via Facebook, zonder dat deze voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd zijn door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard agressief was jegens de bedreigde, wordt de tbs met bevel tot dwangverpleging niet opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor is de duur van de opgelegde maatregel beperkt tot vier jaar.

9.Onttrekking aan het verkeer

Het in beslag genomen mes (5595308) dient te worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 4 bewezen geachte is begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 37a, 37b, 57, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 13 en 55 Wet Wapens en Munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
ten aanzien van feit 6:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de feiten 2 en 6:
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Gelast de
onttrekking aan het verkeervan:
- 1.00 STK Mes
5595308
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.A. Overbosch voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 20 september 2019.