ECLI:NL:RBAMS:2019:6804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
13/728207-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens voorbereiding liquidatie en diefstal van een iPhone

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992, die werd beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding van moord/doodslag en diefstal van een iPhone. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek ter terechtzitting op 20 juni en 2 september 2019. De officier van justitie vorderde een veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de voorbereiding van een liquidatie. De verdachte was op 8 oktober 2015 betrapt terwijl hij onder een auto rommelde, wat leidde tot verdenkingen van een liquidatie. Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de voorbereiding van moord/doodslag. De rechtbank oordeelde dat de GPS-tracker die de verdachte wilde plaatsen niet onder de reikwijdte van artikel 139d van het Wetboek van Strafrecht viel, omdat deze geen gegevens van derden aftapte, maar enkel zijn eigen locatiegegevens doorgaf. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van dit feit.

Ten aanzien van de diefstal van de iPhone, die op 24 september 2015 zou zijn gestolen, oordeelde de rechtbank eveneens dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te koppelen aan de diefstal. De iPhone was aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte en zijn broer, maar er was geen bewijs dat de verdachte wist dat de telefoon gestolen was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de diefstal als de heling van de iPhone. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van enkele in beslag genomen voorwerpen, waaronder sleutels, die in strijd met het algemeen belang werden geacht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728207-15 (Promis)
Datum uitspraak: 16 september 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 20 juni en 2 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Ketting, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting, kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 8 oktober 2015 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
feit 1
primair
het medeplegen van de voorbereiding van moord/doodslag, door een GPS-tracker proberen te plaatsen onder een auto;
subsidiair
het medeplegen van een poging tot het plaatsen van een technisch hulpmiddel (GPS-tracker) om gegevensoverdracht af te tappen (artikel 139d lid 1 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr))
en/of
het medeplegen van het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel (GPS-tracker), waarmee wederrechtelijk gegevens kunnen worden afgetapt (artikel 139d lid 2 sub a Sr).
Daarnaast is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich op 24 september 2015 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een iPhone (feit 2 primair), dan wel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van die iPhone, in de periode van 24 september tot en met 10 november 2015 te Amsterdam (feit 2 subsidiair).
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van medeplegen van het voorbereiden van moord/doodslag (feit 1 primair) moet worden vrijgesproken en dat feit 1 subsidiair (het medeplegen van een poging tot het plaatsen van de GPS-tracker en medeplegen van het voorhanden hebben van de GPS-tracker) is bewezen. De officier van justitie heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Verbalisanten zien verdachte onder een Porsche Panamera rommelen en zij zien ook dat hij daarna naar drie andere jongens loopt. De auto blijkt op naam te staan van iemand die antecedenten heeft voor moord/doodslag en bezit van een vuurwapen. Daarnaast beschikt de politie over informatie dat er een dreiging op het leven van deze persoon bestaat. Later die avond komen twee andere jongens bij de auto. Een van hen gaat er onder liggen en de ander staat op de uitkijk. Beide jongens worden aangehouden en er wordt een GPS-tracker bij hen aangetroffen. Ongeveer een maand later wordt verdachte aangehouden. Hij bekent dat hij een GPS-baken onder de auto wilde plakken, omdat hij deze wilde stelen. Dat verdachte de auto wilde stelen is ongeloofwaardig. Er is een sterke verdenking dat een liquidatie werd voorbereid, maar dit is niet voldoende voor een bewezenverklaring. Zo kan bijvoorbeeld niet bewezen worden dat er sprake was van opzet op de voorbereiding van moord/doodslag.
De drie verdachten hebben twee keer geprobeerd het GPS-baken onder de auto te plakken, met het oogmerk om locatiegegevens wederrechtelijk af te tappen. De GPS-tracker is een technisch hulpmiddel, zoals bedoeld in artikel 139d Sr. In de GPS-tracker zat een simkaart en er kon worden ingelogd op een applicatie op een mobiele telefoon, zodat kan worden beschikt over gegevens die via gsm-masten worden overgedragen. Omdat in dit geval vast staat dat de verdachten de gegevens wilden aftappen voor het plegen van een strafbaar feit, is ook bewezen dat zij de GPS-tracker voorhanden hebben gehad om wederrechtelijk gegevens af te tappen.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van diefstal van de iPhone (feit 2 primair) moet worden vrijgesproken, maar dat is bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de iPhone (feit 2 subsidiair). De officier van justitie heeft daartoe het volgende naar voren gebracht.
Er is onvoldoende bewijs om verdachte te koppelen aan de heling van de iPhone. De gestolen telefoon wordt in de slaapkamer van verdachte en zijn broertje gevonden. Verdachte geeft geen verklaring over de herkomst van de telefoon. Daarom is bewezen dat hij de telefoon onder zich had, terwijl hij wist of moest weten dat deze van diefstal afkomstig was, en er sprake is van opzet- dan wel schuldheling.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit en zij heeft hiertoe kort gezegd het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van feit 1
Het dossier biedt geen enkele aanleiding om te denken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van een liquidatie. Hij wilde de mogelijkheid onderzoeken om een peilbaken onder de auto te plaatsen, om deze later mogelijk te stelen.
Verbalisanten hebben verdachte onder de auto zien liggen en met zijn handen naar boven zien gaan. Zij hebben niet waargenomen dat hij iets in zijn handen had. Dat verdachte heeft verklaard dat hij een GPS-tracker onder de auto wilde plakken, wil niet zeggen dat hij daadwerkelijk een GPS-tracker voorhanden heeft gehad. De GPS-tracker is aangetroffen bij een van de medeverdachten. De simkaart in het peilbaken is op 8 oktober 2015 om 20:00 uur geplaatst in een Nokia met een Imei-nummer dat eindigt op [nummer 1] . In de periode van 20 mei tot 21 oktober 2015 zit de simkaart met het telefoonnummer dat eindigt op [nummer 2] in het toestel met het Imei-nummer dat eindigt op [nummer 1] . Volgens de politie is het zeer aannemelijk dat het nummer dat eindigt op [nummer 2] van verdachte is. Deze conclusie is niet gerechtvaardigd op grond van het dossier. Daarbij komt dat niet blijkt in welke periode verdachte de betreffende telefoon voorhanden heeft gehad. Tenslotte geldt dat het plaatsen van een GPS-baken niet valt onder de reikwijdte van artikel 139d Sr. Immers wordt de locatie van iemand anders opgenomen, maar dat is slechts een gegeven en niet de overdracht of verwerking van dat gegeven.
Ten aanzien van feit 2
Er is geen bewijs dat verdachte de iPhone heeft gestolen. Daarnaast geldt dat de iPhone is aangetroffen in de kamer waar zowel verdachte als zijn broer slapen. De broer van verdachte heeft gezegd dat de iPhone zijn eigendom is.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Ten aanzien van feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast.
Op 8 oktober 2015, omstreeks 20:10 uur, zien verbalisanten op het [plein 1] te Amsterdam een Porsche Panamera geparkeerd staan. Omdat er veel auto-inbraken plaatsvinden in de betreffende wijk, komen agenten in burger ter plaatse om de betreffende auto en de aanwezig jongeren in het zicht te houden. De auto blijkt op naam te staan van [persoon] , een persoon met antecedenten ter zake moord/doodslag en vuurwapenbezit. Omstreeks 20:26 uur komt een man, verdachte, naar de Porsche lopen. Hij loopt naar de achterkant van de Porsche, gaat op zijn rug liggen en schuift zich half onder de kofferbak. Verdachte rommelt met zijn handen aan de onderkant van de auto. Na enige tijd staat verdachte op en loopt hij naar drie jongens. Uit nader onderzoek in de politiesystemen blijkt dat [persoon] op een zogenaamde dodenlijst staat. Eerder dat jaar is hij door de politie gewaarschuwd in verband met een dreiging op zijn leven. De verbalisanten houden de Porsche onder observatie en zien dat er omstreeks 22.55 uur twee personen aan komen rijden op een snorfiets. Dit zijn de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij parkeren op de stoep tegenover de Porsche en lopen in de richting van de Porsche. [medeverdachte 2] gaat bij de bestuurderskant op de grond liggen. [medeverdachte 1] blijft in de richting van de [straat 1] kijken en de verbalisanten vermoeden dat hij op de uitkijk staat. [medeverdachte 2] is twee minuten bezig op de grond bij de Porsche Panamera. Dan staat hij op en loopt hij naar [medeverdachte 1] , die ongeveer 5 meter achter hem staat. Dan komt [persoon] aanlopen, hij stapt in de auto en rijdt weg. Hierop worden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangehouden. Bij [medeverdachte 2] wordt in zijn jaszak een GPS-tracker aangetroffen. In de buddyseat van de snorfiets waarop zij reden, wordt onder meer een kleverige substantie, verpakt in plastic, aangetroffen.
[medeverdachte 1] verklaart kort gezegd dat hij van niets weet en dat hij op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats is geweest. Hij zegt ook niet te weten dat [medeverdachte 2] een GPS-tracker bij zich had. [medeverdachte 2] ontkent iets met (de voorbereiding van) een liquidatie te maken te hebben. Verdachte wordt op 10 november 2015 buiten heterdaad aangehouden. Kort gezegd verklaart hij dat hij een GPS-tracker onder de Porsche wilde plakken, omdat hij van plan was deze te stelen. Verdachte ontkent iets met een liquidatie of de voorbereiding daarvan te maken te hebben.
Ten aanzien van het medeplegen van voorbereiding van moord/doodslag (feit 1 primair)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de voorbereiding van een liquidatie, zoals onder 1 primair ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van artikel 139d Sr (feit 1 subsidiair)
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot het plaatsen van een technisch hulpmiddel (GPS-tracker) om gegevensoverdracht af te tappen (artikel 139d lid 1 Sr) en/of het medeplegen van het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel (GPS-tracker), waarmee wederrechtelijk gegevens kunnen worden afgetapt (artikel 139d lid 2 sub a Sr).
Voor beantwoording van die vraag is ten aanzien van beide tenlastegelegde varianten van artikel 139d Sr van belang of met een GPS-tracker wederrechtelijk gegevens kunnen worden afgetapt, zoals in dit artikel strafbaar is gesteld. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan het volgende.
Op grond van voornoemd artikel moet er sprake zijn het ‘op een bepaalde plaats aanwezig doen zijn van een technisch hulpmiddel, met het oogmerk dat daardoor een gesprek, telecommunicatie of andere gegevensoverdracht of andere gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk wederrechtelijk wordt afgeluisterd, afgetapt of opgenomen’.
Anders gezegd, het is de vraag of zo’n GPS-tracker, als deze onder een auto wordt geplakt, de gegevensoverdracht door een geautomatiseerd werk wederrechtelijk aftapt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Een GPS-tracker geeft, via een simkaart, zijn eigen actuele locatiegegevens (lengte- en breedtegraad, hoogte en tijd) door. Die locatie is vervolgens op een laptop of mobiele telefoon met behulp van daarvoor bestemde software te zien. Er wordt dus geen gegevensoverdracht van een geautomatiseerd werk van derden afgetapt. De gegevens die op de laptop of telefoon zijn te zien, zijn namelijk gegevens die door de GPS-tracker zelf worden gegeven, zodat er geen sprake is van het wederrechtelijk aftappen van gegevens. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ook van feit 1 subsidiair vrijspreken.
3.3.2.
Ten aanzien van feit 2
Vrijspraak diefstal (feit 2 primair)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte de iPhone heeft gestolen. Hij zal daarom van de onder 2 primair tenlastegelegde diefstal worden vrijgesproken.
Opzet- of schuldheling (feit 2 subsidiair)
In de slaapkamer van verdachte en zijn broer worden bij de doorzoeking op 10 november 2015 twee iPhones aangetroffen. Eén van deze iPhones is op 24 september 2015 gestolen, zo blijkt uit de aangifte. Nu verdachte van de diefstal wordt vrijgesproken, is het de vraag of hij zich heeft schuldig gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van de iPhone. Van opzetheling is sprake als verdachte op het moment dat hij de iPhone voorhanden krijgt, weet dat deze door misdrijf verkregen is. Van schuldheling is sprake als verdachte op dat moment had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat een gestolen iPhone, ongeveer 6 weken nadat deze is gestolen, in de slaapkamer van verdachte wordt aangetroffen en hij hier geen verklaring over aflegt, onvoldoende is om te kunnen bewijzen dat er sprake is van heling. Immers is niets bekend over het moment van voorhanden krijgen, de manier waarop en de omstandigheden waaronder dit gebeurde. Ook de door het broertje van verdachte bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring geeft op dit punt geen helderheid; die verklaring ziet op de andere, niet in de tenlastelegging genoemde iPhone. Daar komt bij dat ook verdachtes broertje in de betreffende slaapkamer sliep. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ook van feit 2 subsidiair vrijspreken.

4.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen, waaronder telefoons, sleutels en horloges. De beslaglijst is opgenomen in bijlage II bij dit vonnis.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de inbeslaggenomen sleutels (op de beslaglijst genummerd 8, 9, 10 en 11) overweegt de rechtbank dat deze worden onttrokken aan het verkeer, nu verdachte heeft verklaard dat hij auto’s steelt en dat deze sleutels daarvoor kunnen worden gebruikt. Daarmee is het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd met het algemeen belang.

5.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen op de beslaglijst, genummerd 8 – 11.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: de voorwerpen op de beslaglijst, genummerd 1 – 7, 12 – 32.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.E. Geradts, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2019.
mr. A. Meester is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
[...]