ECLI:NL:RBAMS:2019:6796

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
7611987 CV EXPL 19-6319
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling voor werkzaamheden in de tuin afgewezen wegens onvoldoende bewijs van gemaakte afspraken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Amerikaan en zijn Nederlandse vriend over de betaling voor werkzaamheden die de vriend in de tuin van de Amerikaan heeft verricht. De Amerikaan, aangeduid als [opposant], heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 5 februari 2019, waarin zijn vriend, aangeduid als [geopposeerde], in het gelijk was gesteld. De kern van het geschil draait om de vraag of er afspraken zijn gemaakt over de honorering van de werkzaamheden die [geopposeerde] heeft verricht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [geopposeerde] werkzaamheden heeft uitgevoerd, maar dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gemaakte afspraken over betaling. [geopposeerde] stelde dat er een Skype-gesprek had plaatsgevonden waarin afspraken waren gemaakt, maar de Amerikaan betwistte dit en er waren geen getuigen of opnames van het gesprek. De kantonrechter oordeelde dat de stellingen van [geopposeerde] onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen bewijs was geleverd voor de omvang van de werkzaamheden of de gemaakte afspraken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzet van [opposant] gegrond verklaard, het verstekvonnis vernietigd en de vordering van [geopposeerde] afgewezen. Tevens werd [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het doen gelden van vorderingen in civiele procedures, vooral wanneer het gaat om mondelinge afspraken zonder schriftelijke bevestiging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7611987 CV EXPL 19-6319
vonnis van: 10 september 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[opposant]

wonende te [woonplaats]
opposant
nader te noemen: [opposant]
gemachtigde: mr. R.H.W. van Ewijk
t e g e n

[geopposeerde]

wonende te [woonplaats]
geopposeerde
nader te noemen: [geopposeerde]
gemachtigde: mr. R.S. Rabarison

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • oorspronkelijke dagvaarding van 24 augustus 2018;
  • verstekvonnis van 5 februari 2019;
  • dagvaarding in verzet van 5 maart 2019;
  • vonnis in het incident en instructievonnis in hoofdzaak van 21 mei 2019;
  • dagbepaling comparitie.
Bij verstekvonnis van 5 februari 2019 is de vordering toegewezen. [opposant] heeft daartegen verzet ingesteld en bij wijze van incident gevorderd dat zal worden bepaald dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis zal worden geschorst totdat zal zijn beslist in de verzetprocedure. Deze incidentele vordering is na referte van [geopposeerde] toegewezen. De comparitie heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2019. [opposant] is verschenen, samen met zijn broer [naam broer] en een vriend, vergezeld door de gemachtigde. [geopposeerde] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Feiten
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[opposant] is eigenaar van de woning aan de [adres] , hierna de woning. Bij de woning behoort een tuin/binnenplaatsje.
1.2.
[opposant] woont sinds enige tijd in de [woonplaats] . De bedoeling was dat de woning zou worden verhuurd.
1.3.
Partijen waren vroeger vrienden. De broer van [opposant] , [naam broer] , is woonachtig in [woonplaats] .
1.4.
Volgens [geopposeerde] heeft [opposant] hem in mei 2016 verzocht de tuin op te knappen, aan welk verzoek hij heeft voldaan. Voor wat betreft de honorering zou volgens hem via een Skype-gesprek met [opposant] in mei 2016 zijn afgesproken dat [opposant] niets hiervoor zou betalen wanneer de klus in minder dan 20 uur zou zijn geklaard en anders zou [opposant] € 30,00 per uur betalen. Volgens [geopposeerde] heeft hij in de periode van 14 maart tot 19 december 2016 gedurende in totaal 198 uur werkzaamheden aan de tuin verricht.
1.5.
In maart 2017 is waterschade aan de woning ontstaan, in verband waarmee [geopposeerde] opnieuw werkzaamheden heeft verricht, in totaal 66 uur. Dat betrof met name het zoeken van geschikte aannemers. Over de betaling hiervan zou hij rond Koningsdag 2017, toen [opposant] overgekomen was uit de [woonplaats] , met [opposant] hebben afgesproken dat [opposant] hem deze uren zou vergoeden op basis van eveneens € 30,00 per uur.
1.6.
[opposant] betwist dat afspraken zijn gemaakt over de honorering van de activiteiten van [geopposeerde] . Zijn broer [naam broer] en een andere vriend hebben werkzaamheden in de tuin en in de woning verricht. [geopposeerde] heeft zich daarbij van tijd tot tijd aangesloten en wat hij heeft gedaan kan worden aangemerkt als een vriendendienst. Over honorering zijn nooit afspraken gemaakt.

Vordering en verweer

1. [opposant] vordert vernietiging van het verstekvonnis en ontheffing van de hem opgelegde veroordelingen met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van de procedure. In de oorspronkelijke dagvaarding vorderde [geopposeerde] dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [opposant] veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 6.900,00 aan hoofdsom;
b. € 720,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. de wettelijke rente over € 6.900,00
d. de proceskosten.
[geopposeerde] baseert deze vordering op, kort samengevat, nakoming van gemaakte afspraken
[opposant] betwist het bestaan van afspraken waarop [geopposeerde] zich beroept. Hij betwist verder het aantal uren dat [geopposeerde] stelt te hebben gewerkt.

Beoordeling

2. Voor de vordering tot nakoming van gestelde afspraken is van belang of deze afspraken gezien de gemotiveerde betwisting door [opposant] voldoende zijn komen vast te staan en voorts of met de lijstjes van gemaakte uren ook een voldoende onderbouwing is gegeven van het aantal gewerkte uren, ook in het licht van het hiertegen gevoerde verweer.
3. Het staat buiten kijf dat [geopposeerde] werkzaamheden heeft verricht in (de tuin van) de woning van [opposant] . De vraag is echter of die werkzaamheden meer dan een vriendendienst betroffen en of er een afspraak tot honorering is gemaakt ten aanzien van de uren die [geopposeerde] in rekening heeft gebracht.
4. De afspraak ten aanzien van betaling van de gemaakte uren voor het werk in de tuin zou volgens [geopposeerde] zijn gemaakt op 16 mei 2016, in een Skype-gesprek met [opposant] . [opposant] heeft dit betwist. Van het gesprek zelf zijn geen opnamen bewaard gebleven en er waren geen getuigen aanwezig.
5. De kantonrechter is van oordeel dat [geopposeerde] zijn stellingen ten aanzien van de gemaakte afspraak op 16 mei 2016 onvoldoende heeft onderbouwd. Daarbij speelt ook een rol dat hij in uitingen niet steeds consistent is geweest. In de brief van zijn toenmalige gemachtigde van 21 februari 2018 staat vermeld dat [geopposeerde] op 21 juni 2016 is begonnen met zijn werk. Dat verhoudt zich (in aanzienlijke mate) niet met de overgelegde urenstaat waaruit is af te leiden dat de werkzaamheden al op 14 maart 2016 zijn begonnen. Wat verder afbreuk doet aan de consistentie van de stellingen van [geopposeerde] is dat hij in de dagvaarding stelt dat ene [naam 1] getuige was van dit Skype-gesprek, maar ter zitting heeft hij dit ingetrokken en naar voren gebracht dat bij het Skype-gesprek verder niemand aanwezig was.
6. [geopposeerde] heeft aangeboden zijn stellingen nader te bewijzen. Los van het voorgaande, waarin de kantonrechter constateert dat onvoldoende aan de stelplicht is voldaan en derhalve niet aan bewijslevering toekomt, heeft [geopposeerde] ten aanzien van de werkzaamheden in 2016 op geen enkele wijze aangegeven op welke wijze hij bewijs van de gemaakte afspraak denkt te kunnen leveren. Het bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
7. Overigens heeft [opposant] ook de omvang van de gemaakte uren betwist. [geopposeerde] heeft verwezen naar zijn urenopgave en specificatie per dag, maar afgezien van het feit dat die specificatie nogal afgerond aandoet, meestal 8 uur per dag, drie keer 6 uur, een enkele keer 12 uur en drie keer 10 uur, wordt hiermee tegenover de gemotiveerde betwisting, waarbij de ter zitting aanwezige broer van [opposant] diens zienswijze feitelijk heeft ondersteund en nader toegelicht, geen onderbouwing geleverd van het feit dat daadwerkelijk gedurende de betreffende uren is gewerkt. Van bijvoorbeeld afgetekende werkbriefjes of andere gegevens waaruit is af te leiden dat tijdens genoemde uren daadwerkelijk is gewerkt zijn door [geopposeerde] niet verstrekt. Hij heeft ter zitting wel gewezen op het bestaan van foto’s waarop begin- en eindtijden zouden zijn vermeld, maar deze foto’s zijn, afgezien van de vraag of hiermee wel wordt bewezen dat en wanneer is gewerkt, niet in het geding gebracht.
8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering ten aanzien van de in 2016 gemaakte uren wordt afgewezen.
9. De basis van de vordering van de vergoeding voor de in de periode van 21 maart tot en met 29 juli 2017 gemaakte uren is gelegen in een afspraak die tussen [opposant] en [geopposeerde] rond Koningsdag 2017 zou zijn gemaakt. Ook deze afspraak is door [opposant] gemotiveerd betwist. Hij heeft naar voren gebracht dat hij die dag wel in de woning is geweest. De aanleiding daarvoor was een offerte met een aannemer ( [naam aannemer] senior. en junior waren aanwezig) om de gevolgen van de waterschade te repareren. Zoals ter zitting is besproken is wel komen vast te staan dat [opposant] en de aannemer door het huis zijn gelopen en alle punten die gedaan moesten worden hebben bekeken. De vraag wat bij het herstel van de schade het aandeel van de VvE zou zijn speelde in het gesprek ook een rol. Volgens [geopposeerde] zou [opposant] in bijzijn van de aannemer bij deze gelegenheid de toezegging hebben gedaan dat hij op betaling van zijn werkzaamheden kon rekenen. [geopposeerde] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij dit later bij de aannemer heeft nagegaan en dat deze zijn zienswijze bevestigt, maar hij heeft nagelaten enige onderbouwing hiervan, bijvoorbeeld in de vorm van een schriftelijke verklaring van de aannemer te leveren. De ter zitting aanwezig broer van [opposant] heeft bevestigd dat hij met zijn broer en één van de heren [naam aannemer] door het huis is gelopen, dat [geopposeerde] daar bij was, maar dat over geld voor [geopposeerde] in verband met zijn werkzaamheden in het geheel niet is gesproken. Bij deze stand van zaken acht de kantonrechter ook het standpunt ten aanzien van de gestelde afspraak rond Koningsdag 2017 zodanig weinig onderbouwd, dat [geopposeerde] niet wordt toegelaten tot het door hem aangeboden bewijs. Dit, nog los van de kwestie van de hoogte van de in rekening gebrachte uren in 2017, waarvoor hetzelfde geldt als hiervoor onder 8 is overwogen.
10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook de vordering van vergoeding voor in 2017 gemaakte uren voor afwijzing in aanmerking komt.
11. Gelet op het voorgaande zullen ook de overige vorderingen van [geopposeerde] worden afgewezen.
12. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die voor risico van [opposant] komen. [opposant] heeft wel gesteld dat de dagvaarding op onjuiste wijze is betekend, nu zijn adres bekend was, maar [geopposeerde] heeft ter zitting onvoldoende betwist naar voren gebracht dat hij wel wist dat [opposant] in [woonplaats] in een appartementencomplex woonachtig is, maar dat hij niet beschikte over het exacte nummer van zijn appartement. Voor een afwijking van de hoofdregel van artikel 141 Rv is daarom geen plaats.
12. De beslissing inzake de proceskosten in het incident is aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak. In het vonnis in het incident is de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis geschorst. Nu [opposant] in het incident in het gelijk is gesteld, zal [geopposeerde] de kosten hiervan hebben te dragen, welke kosten aan de zijde van [opposant] worden begroot op nihil, nu geen zelfstandige conclusie is genomen, maar deze vordering onderdeel uitmaakte van de verzet dagvaarding en de daaraan verbonden werkzaamheden als beperkt van omvang worden ingeschat.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis dat op 5 februari 2019 tussen partijen gewezen is;
wijst de vordering van [geopposeerde] af;
veroordeelt [geopposeerde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [opposant] begroot op € 600,00 (2 punten à € 300,00) aan salaris voor de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [geopposeerde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [geopposeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.