In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Amsterdam, gaat het om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Egyptair. De passagier heeft een vlucht geboekt van Amsterdam naar Cairo en vervolgens van Cairo naar Johannesburg, maar heeft de aansluitende vlucht gemist door een vertraging van de eerste vlucht. De passagier vordert compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten.
De vervoerder betwist de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, omdat zijn statutaire zetel in Egypte is gevestigd. De kantonrechter overweegt echter dat de vordering een internationaal karakter heeft en dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Nederlandse wetgeving. De rechter stelt vast dat de reis is aangevangen op Schiphol, wat betekent dat de verbintenis deels in Nederland is uitgevoerd. Dit geeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
Uiteindelijk concludeert de kantonrechter dat er een relevant aanknopingspunt is met het filiaal van de vervoerder in Amsterdam, omdat de passagier een Nederlands e-mailadres heeft gebruikt bij de boeking. De vordering in het incident van de vervoerder wordt afgewezen, en de vervoerder wordt veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter verklaart zich bevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen.