ECLI:NL:RBAMS:2019:6718

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
11 september 2019
Zaaknummer
C/13/668693 / JE RK 19-594
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en communicatie tussen ouders in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 september 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2007 in Sri Lanka. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld vanwege een complexe scheiding tussen de ouders, waarbij de minderjarige klem zit tussen hen. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige]. De ouders zijn niet in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat de ontwikkeling van [minderjarige] negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening in een gedwongen kader noodzakelijk is, omdat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. De minderjarige heeft aangegeven geen contact met de vader te willen, en de kinderrechter oordeelt dat het inzetten van een kindbehartiger op dit moment niet opportuun is. De ouders moeten eerst met elkaar in gesprek gaan en hun onderlinge communicatie verbeteren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 21 februari 2020, met de opdracht aan de GI om een hulpverleningsinstantie te vinden die de ouders kan begeleiden in hun communicatie. De kinderrechter benadrukt dat het van belang is dat de ouders hun medewerking verlenen aan dit traject in het belang van [minderjarige].

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/668693/ JE RK 19-594
datum uitspraak: 5 september 2019
beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (Sri Lanka), hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,
[de vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 27 juni 2019, ingekomen bij de griffie op 1 juli 2019.
1.2.
De kinderrechter heeft verder kennisgenomen van
  • een gezinsplan van 15 juli 2019 van de GI;
  • een verweerschrift van 2 september 2019 van de zijde van de vader met drie bijlagen, te weten een brief van familie en betrokkenen bij de vader, een brief van de werkgever van de vader en een brief van mevrouw [medewerker Kidsinbetween] van Kidsinbetween onder meer inhoudende een contacthersteltraject,
  • een brief van de raadsvrouw van de moeder van 5 september 2019 en
  • een ter zitting door de GI overgelegde update betreffende de doelen van de ondertoezichtstelling van juli 2019 tot heden.
1.3.
Op 5 september 2019 heeft de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren plaatsgevonden.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. T.A. Bruins,
- de vader, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Korver,
- mevrouw [medewerker GI] , namens de GI.
1.4.
De minderjarige [minderjarige] heeft op 4 september 2019 apart door de kinderrechter gesproken, waarvan de kinderrechter ter zitting kort de inhoud heeft gedeeld.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] woont bij de moeder.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter te Amsterdam van 21 augustus 2017 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 21 augustus 2018. Nadien is de ondertoezichtstelling telkens verlengd. Laatstelijk is bij beschikking van 25 juli 2019 in de zaak met nummer C/13/669915 / JE RK 19-672 de ondertoezichtstelling met ingang van 21 augustus 2019 verlengd tot 21 september 2019, nu de vader van [minderjarige] op de geplande zittingsdatum van 6 augustus 2019 was verhinderd en zijn aanwezigheid ter zitting wel is gewenst. De behandeling van het onderhavige verzoek is vervolgens bepaald op 5 september 2019.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat er sprake is van een complexe scheiding van de ouders en dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders. Daarnaast is er bij [minderjarige] sprake van PTSS door verwaarlozing in Sri Lanka, de adoptie, de problematische scheiding met huiselijk geweld tussen de ouders en pesten op school. De ouders zitten niet op één lijn over de problematiek van [minderjarige] . De GI verzoekt de ondertoezichtstelling met de elf nog resterende maanden van het verzoek toe te wijzen gericht op het onderzoeken van de mogelijkheden om een positieve ouderrelatie te bewerkstelligen. Voor een gezonde identiteitsontwikkeling van [minderjarige] is het van belang dat de ouders hieraan meewerken.
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald. Duidelijk is dat [minderjarige] geen contact met de vader wil. De GI is van mening dat hij niet gedwongen moet worden tot contactherstel met de vader en dat gekeken dient te worden welke contactmogelijkheden er nog wel zijn. Verder dient te worden onderzocht hoe de beide ouders samen invulling kunnen geven aan het ouderlijk gezag. De GI zal via de therapeut van de moeder onderzoeken wat de mogelijkheden tot herstel van het contact met de vader bij de moeder zijn. De Bascule zit met de behandeling van [minderjarige] in de afrondende fase. [minderjarige] is blij dat hij zover is gekomen. De Bascule heeft het maximale bereikt in de behandeling van [minderjarige] . Het doel contactherstel is niet bereikt tijdens de behandeling. Er is nog steeds spanning bij hem te zien als het over contact met de vader gaat. De GI ziet in de gesprekken met [minderjarige] dat hij heel stellig en authentiek is in het feit dat hij geen contact met de vader wil. Met zijn therapeut van De Bascule is hij hierover goed in gesprek. De therapeut geeft aan dat zij geen signalen van loyaliteitsproblemen bij [minderjarige] ziet. Dat zei zij een jaar geleden en dat zegt zij nog steeds. [minderjarige] vindt het niet fijn als er vervelend over de moeder wordt gesproken. Dat heeft hij meegemaakt toen de ouders nog contact met elkaar hadden.
De GI heeft een aantal maal contact gehad met de door de vader aangedragen kindbehartiger mevrouw [medewerker Kidsinbetween] . De GI kon zich hierin vinden tot het moment dat [minderjarige] aangaf dat hij geen contact met de vader wil. Daarnaast kan mevrouw [medewerker Kidsinbetween] niet meer worden gezien als een onafhankelijk kindbehartiger, omdat zij in deze zaak niet meer onafhankelijk is, zij al eerder genoemd is in het dossier en de moeder haar niet als onafhankelijk ziet.
4.2.
[minderjarige] heeft in het kindgesprek verklaard dat hij niet begrijpt waarom er nog een ondertoezichtstelling nodig is, nu de behandeling bij De Bascule in een afrondende fase is. Hij wil geen contact met de vader en hij wil hem niet zien. Hij heeft een brief aan de GI geschreven. Hij heeft aangegeven dat hij geen kindbehartiger wil en dat was voor de GI aanleiding om die niet in te zetten. Hij heeft op 12 juli 2019 bij De Bascule met de vader, de behandelaar van de vader, zijn eigen behandelaar en de GI een gesprek gehad. Toen heeft hij gezegd dat hij de vader niet wil zien en waarom niet. De vader wilde [minderjarige] een brief geven, maar [minderjarige] wilde die brief niet aannemen, omdat hij denkt dat daarin onaardige dingen over de moeder staan en dat wil hij niet lezen.
4.3.
De raadsvrouw van de moeder heeft ter zitting verklaard dat de moeder niet instemt met het verzoek. Voor het maken van afspraken over de uitoefening van het ouderlijk gezag en het verstrekken van informatie over en weer tussen de ouders is geen ondertoezichtstelling nodig.
De behandeling van [minderjarige] door De Bascule is in de afrondende fase. De moeder en de vader hebben bij De Bascule ook een individueel begeleidingstraject doorlopen. [minderjarige] heeft goed contact met zijn behandelaar. Zij is zijn vertrouwenspersoon. Haar betrokkenheid bij hem blijft. Het einddoel van de therapie was het gesprek met de vader op 12 juli 2019. Daaruit is geen toenadering tot de vader gekomen. [minderjarige] staat nu niet open voor iets anders. In de toekomst kan dat anders zijn. Het gaat nu beter op school met [minderjarige] .
Uit de rapportage van De Bascule blijkt dat hij veel last heeft gehad van wat er wat er in mei 2014 is gebeurd. Uit de update van de GI over de periode van juli 2019 tot heden blijkt dat [minderjarige] zich niet erkend voelt door de vader. Die angel moet er uit wil er in de toekomst contact tussen hem en de vader mogelijk zijn.
Van belang is dat de vader stopt met zeggen dat hij contact met [minderjarige] wil. Dan kan het contact tussen de ouders over zakelijke aangelegenheden betreffende [minderjarige] gaan en heeft de moeder niet meer de angst dat de vader in het contact met [minderjarige] het verleden meeneemt. Onderzoek naar contactmogelijkheden is belastend voor [minderjarige] en de moeder. Een ondertoezichtstelling belemmert [minderjarige] in zijn welzijn en is tevens een te zwaar middel als het contact in de vorm van briefjes plaatsvindt. [minderjarige] wil verder met zijn leven. Hij wil na de basisschool naar een gewone middelbare school gaan. Ook de inzet van een kindbehartiger is ingrijpend voor [minderjarige] . Hij is bij zijn traumabehandeling tot het gaatje gegaan en hij is hiervan nog steeds niet helemaal hersteld. Bovendien stond mevrouw [medewerker Kidsinbetween] een tijd terug al vermeld in het gezinsplan en kan zij niet als onafhankelijk worden gezien. Indien het verzoek van de GI wel wordt toegewezen teneinde contactmogelijkheden te onderzoeken, dan dient dit voor een korte periode te zijn.
4.4.
De raadsman van de vader heeft ter zitting verklaard dat de vader instemt met het verzoek en dat de gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig zijn. De moeder heeft in december 2016 beslist het contact tussen de vader en [minderjarige] te stoppen. Sindsdien werkt de vader mee met de hulpverlening. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad van 17 januari 2014 dient tot het uiterste te worden gegaan om contact tussen ouder en kind mogelijk te maken. Naar aanleiding van [minderjarige] ’s afwijzing van het aanstellen van een kindbehartiger doet de GI niets meer om tot contact te komen. De vraag is of dit [minderjarige] ’s intrinsieke mening is. Er zijn nog opties om te onderzoeken welke contactmogelijkheden er zijn. Gezien artikel 9 van het IVRK en artikel 8 van het EVRM heeft een kind recht op ontwikkeling door contact met beide ouders. Het heeft lang geduurd voordat de GI tot het zetten van stappen kwam. Het is te vroeg om het contact tussen de vader en [minderjarige] te beperken tot contact via ansichtkaarten. Mevrouw [medewerker Kidsinbetween] kan in deze zaak door de GI via een indicatiestelling worden ingehuurd als kindbehartiger, maar er zijn naast haar andere kindbehartigers die met deze zaak aan de slag kunnen. Dat dient te worden geprobeerd.
In de strafzaak jegens de vader betreffende het incident in mei 2014 is helaas destijds geen mediation tussen de ouders ingezet. Het is nu van belang dat de ouders tot een gezamenlijk verhaal richting [minderjarige] komen en op één lijn komen zitten. Dan kan er worden toegewerkt naar contactherstel. De vader moet zijn aandeel in het geheel ook zien. [minderjarige] heeft traumabehandeling gehad en dat is goed geweest. Het einddoel was het gesprek met de vader op 12 juli 2019. Het doel van de behandeling was niet contactherstel. De raadsman verzoekt de duur van de ondertoezichtstelling te bepalen op drie of zes maanden, zodat het door mevrouw [medewerker Kidsinbetween] voorgestelde hersteltraject kan worden gevolgd.
4.5.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij een fantastische vader voor [minderjarige] is geweest en dat weer wil zijn. Dat heeft hij op 12 juli 2019 ook tegen hem gezegd. Ook heeft hij gezegd dat het hem spijt dat [minderjarige] het incident uit mei 2014 zo ervaart. Naar de moeder toe heeft de vader verklaard dat het hem spijt dat het huwelijk van de ouders zo is geëindigd en dat hij de moeder zijn excuus aanbiedt voor zijn aandeel daarin. De vader begrijpt dat hij door de weerstand van [minderjarige] heen moet, maar rust helpt [minderjarige] niet. Ook als hij naar de middelbare school gaat, zal hij onrust hebben. De vader wil dat er nu wordt doorgepakt. Hij wil weer vader zijn. Volgens mevrouw [medewerker Kidsinbetween] kan het probleem worden opgelost.
4.6.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat er voor haar geen opening voor contact met de vader is zolang hij haar beschuldigt van ouderverstoting en [minderjarige] ’s gevoelens niet erkent. Volgens de therapeut van [minderjarige] heeft hij echt last gehad van wat er in mei 2014 is gebeurd. Hij stond er bij toen het gebeurde.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken, de behandeling ter zitting en het kindgesprek blijkt dat nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige die maakt dat hulpverlening in een gedwongen kader noodzakelijk is. Er is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. Nog niet alle doelen zijn behaald. Zo bestaat het patroon van negativiteit tussen de ouders nog steeds en heeft dit zijn weerslag op de ontwikkeling van [minderjarige] . De hulpverlening gericht op het creëren van een positieve ouderrelatie is nog niet van de grond gekomen. Dit staat de ontwikkeling van [minderjarige] in de weg. De behandeling van [minderjarige] bij De Bascule bevindt zich in een afrondende fase. Op dit moment staat [minderjarige] niet open staat voor contact met de vader. Hij voelt zich door de vader niet erkend in zijn gevoelens over het incident in mei 2014.
5.2.
Gelet op de huidige stand van zaken is het inzetten van een kindbehartiger voor [minderjarige] te vroeg en niet opportuun. Eerst dienen andere stappen te worden gezet, namelijk dat de ouders met elkaar in gesprek gaan en datgene wat in mei 2014 tussen hen heeft plaatsgevonden uitpraten, elkaars gevoelens daarover erkennen en een gezamenlijk verhaal maken voor [minderjarige] . Als hij ziet dat zijn ouders het verleden een plek hebben gegeven, in staat zijn met elkaar te communiceren zonder elkaar verwijten te maken en elkaar als ouder respecteren, kan hem dat de erkenning van de vader brengen die hij nodig heeft en ontstaat er mogelijk een opening voor contactherstel.
5.3.
De GI dient een hulpverleningsinstantie te vinden die bereid is de ouders te begeleiden in een traject van oudergesprekken gericht op het verbeteren van hun onderlinge contact als ouders in het belang van [minderjarige] . Dit zou bijvoorbeeld het Centrum voor Relationele Therapie kunnen zijn. De ouders dienen hun medewerking te verlenen aan het in gang zetten en doorlopen van dit traject. Zij dienen voor ogen tet houden dat het volgen en het positief doorlopen van dit traject in het belang is van [minderjarige] .
5.4.
Daarnaast is het van belang dat de GI door (de therapeut van [minderjarige] bij) De Bascule laat onderzoeken hoe de blokkade inzake contact met de vader bij [minderjarige] kan worden weggenomen. Van belang is dat hierover op de komende zitting meer informatie beschikbaar is. Op dit moment is de informatie hierover te gering.
5.5.
Begrijpelijk is de wens van de vader om spoedig contact met [minderjarige] te hebben, maar de ouders zijn thans eerst aan zelf zet en het is voor [minderjarige] nodig dat de weg naar contactherstel in zijn tempo gaat.
5.6.
Gezien de stappen die de ouders in samenwerking met de GI en de (in te zetten) hulpverlening de komende tijd moeten zetten en het van belang is dat een vinger aan de pols wordt gehouden inzake het verloop van de hulpverlening en de vorderingen van de oudergesprekken, wordt de ondertoezichtstelling verlengd tot 21 februari 2020 onder aanhouding van het meer verzochte.
5.7.
De komende tijd dienen de moeder, de vader en [minderjarige] met inzet van de GI / hulpverlening verder te werken aan de volgende doelen ter afwending van de zorgen:
- [minderjarige] is geen getuige van negatieve uitlatingen over één van zijn ouders door de
andere ouder. Hulpverlening gericht op communicatie tussen ouders.
- [minderjarige] ervaart acceptatie van zijn beide ouders om voorspelbaar contact te
hebben met zijn beide ouders. Hulpverlening gericht op communicatie tussen ouders.
- [minderjarige] heeft zijn opgedane traumatische ervaringen verwerkt en een plek
gegeven. Bij De Bascule afronding traumatherapie.

6.De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 21 september 2019 tot 21 februari 2020;
- houdt aan het meer en/of anders verzochte;
- beveelt de oproeping van de moeder en haar raadsvrouw, de vader en zijn raadsman, [minderjarige] en de GI ter zitting van de kinderrechter tegen het nader te bepalen tijdstip
vóór 21 februari 2020;
- verzoekt de GI de rechtbank tijdig vóór de zitting schriftelijk informatie te verstrekken over de stand van zaken waaronder informatie van De Bascule over het onderzoek naar de mogelijkheden tot het wegnemen van de blokkade bij [minderjarige] inzake contact met de vader en verzoekt tevens dat de GI deze informatie in kopie aan de raadslieden verstrekt;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 september 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam