ECLI:NL:RBAMS:2019:656
Rechtbank Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Klaagschrift opheffing derdenbeslag en teruggave geldbedrag in verband met investering in cryptovaluta
Op 31 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een klager die als belegger in bitcoins een verzoek indiende tot opheffing van derdenbeslag en teruggave van een geldbedrag. De klager, die niet de beslagene is, stelde dat hij een geldvordering had op de onderneming [rechtspersoon 1] B.V. en de [stichting], waarbij hij had geïnvesteerd in cryptovaluta. De rechtbank ontving het klaagschrift op 27 september 2018 en heeft de klager en de officier van justitie op 15 januari 2019 in openbare raadkamer gehoord. De klager was niet verschenen, maar een andere belanghebbende was wel aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de klager geen belanghebbende is in de zin van artikel 552a Sv, omdat hij slechts een schuldeiser is en geen recht heeft op de in beslag genomen goederen. De rechtbank oordeelde dat de klager niet-ontvankelijk is in zijn klaagschrift, omdat de Hoge Raad in eerdere uitspraken heeft bepaald dat schuldeisers niet als belanghebbenden worden aangemerkt. De rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard en kwam niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het klaagschrift. De beslissing werd gegeven door mr. C.M. Degenaar, voorzitter, en mrs. M.E. Leijten en W.H. van Benthem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 januari 2019. Tegen deze beschikking staat voor de klager beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening.