4.4Het oordeel van de rechtbank
In maart 2015 is een onderzoek gestart naar [medeverdachte 1] en anderen die bij de politie in beeld kwamen in verband met de verdenking van de handel in drugs. In dit onderzoek, genaamd Melogale I, is [medeverdachte 1] veelvuldig getapt en geobserveerd door de politie.
In het onderzoek komt een aantal relaties van [medeverdachte 1] naar voren, waaronder verdachte. Verdachte is een vriend van [medeverdachte 1] en (mede)eigenaar van (tabakswinkel) [naam winkel] aan de [straatnaam 1] in Den Haag. Een plaats waar [medeverdachte 1] tijdens het onderzoek vaak is geobserveerd en die leek te fungeren als ontmoetingsplek voor [medeverdachte 1] en zijn relaties.
Op 26 april 2016 heeft [medeverdachte 1] bij de politie verklaard dat zijn inkomsten te verklaren zijn door de verkoop/handel in PGP telefoons. [medeverdachte 1] heeft zijn verklaring dat hij handelde in PGP telefoons niet nader onderbouwd. Er is daar tijdens het onderzoek van de politie van maart 2015 tot en met 10 november 2015, behoudens enkele verwijzingen in afgeluisterde telefoongesprekken van [medeverdachte 1] , geen enkel aanknopingspunt voor aangetroffen. Expliciete afspraken met anderen over PGP telefoons blijken niet uit de afgeluisterde gesprekken van verdachte. Ook de verklaringen van verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] leveren geen concreet bewijs voor de handel in PGP telefoons door [medeverdachte 1] .
Uit de verklaring van verdachte is gebleken dat er weliswaar een arbeidsovereenkomst voor [medeverdachte 1] is opgemaakt ten aanzien van een medewerkersfunctie bij de Primera, maar deze was vals en diende alleen om [medeverdachte 1] in staat te stellen met zijn enkelband, die hij vanwege een opgelegde straf in België moest dragen, naar Nederland te laten reizen. [medeverdachte 1] ontving geen loon. Er is niet gebleken dat hij beschikte over legale inkomsten door middel van arbeid en er is ook geen enkel ander aanknopingspunt dat hij op enige andere manier over een legaal inkomen kon beschikken.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen die verdachte van [medeverdachte 1] heeft ontvangen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet in verband kan worden gebracht met enig ander door [medeverdachte 1] gepleegd misdrijf zodat de kwalificatie-uitsluitingsgrond voor verdachte niet van toepassing is.
In dit licht bezien zal de rechtbank haar oordeel ten aanzien van het bewijs met betrekking tot de ten laste gelegde feiten verder bespreken.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 2 ten laste is gelegd.
Weliswaar blijkt uit het dossier dat verdachte heeft meegewerkt aan een constructie waarbij hij voor [medeverdachte 1] de wateraansluiting op zijn naam heeft laten zetten maar niet is gebleken dat verdachte de hierop ziende rekeningen heeft betaald.
Voorts levert het enkel voorstellen van [medeverdachte 1] aan [persoon] , de neef van verdachte, geen medeplichtigheid aan witwassen op.
Ook is niet gebleken dat verdachte behulpzaam was bij de money transfers. De money transfers werden uitgevoerd door [medeverdachte 5] . Dat daar kennelijk door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] afspraken over werden gemaakt in de Primerawinkel van verdachte levert geen medeplichtigheid aan witwassen op. Verdachte zal van feit 2 worden vrijgesproken.
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor dat deel van de tenlastelegging dat ziet op gewoontewitwassen dan wel schuldwitwassen door het plegen van verhullingshandelingen nu daar in het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor zijn.
Ten aanzien van de loonheffingen
Op basis van de eigen verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van een bedrag van € 4000,- aan loonheffingen (en werkgeverspremies). Verdachte heeft verklaard dat hij maandelijks € 500,- contant van [medeverdachte 1] in ontvangst nam en dit geld aan zijn broer gaf. Het arbeidscontract is afgesloten op 9 maart 2015 en liep door tot aan de aanhouding van [medeverdachte 1] op 10 november 2015. Dit betreft derhalve een periode van acht maanden en levert een totaalbedrag op van € 4000,00. Uit de stukken van de boekhouder van verdachte blijkt dat er een bedrag van 2852,84 euro is omgezet aan loonheffingen en werkgeverspremies. Dit laat echter onverlet dat verdachte 4000 euro van [medeverdachte 1] in ontvangst heeft genomen.
Ten aanzien van de reis naar Ibiza
Ten aanzien van de reis naar Ibiza heeft verdachte verklaard dat hij een contant geldbedrag van 7500,00 euro van [medeverdachte 1] heeft ontvangen en dat dit bedrag (door zijn dochter) op zijn bankrekening is gestort om deze reis te kunnen betalen. Verdachte heeft hiermee een relevante bijdrage geleverd aan het witwassen van die 7500,00 euro. Op basis van de stukken in het dossier is onvoldoende vast komen te staan dat een deel van dat bedrag, te weten
€ 1500,-, van [medeverdachte 2] afkomstig was.
Ten aanzien van de reis naar China
Uit de verklaring van verdachte bij de politie blijkt dat hij een contant geldbedrag van 5700,00 euro van [medeverdachte 1] heeft ontvangen ten behoeve van een reis naar China. Verdachte heeft vervolgens ook voor deze reis zijn bankrekening gebruikt om de reis te betalen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dit geldbedrag enkel en alleen voorhanden heeft gehad met als doel de reis naar China te kunnen betalen en acht daarom bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] dit het geldbedrag van 5700,00 euro heeft witgewassen.
Ten aanzien van de 3V kaarten
Op basis van de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte diverse malen 3V-kaarten voor [medeverdachte 1] heeft aangekocht dan wel opgewaardeerd. Aan de hand van het dossier valt echter niet vast te stellen hoe vaak verdachte dit heeft gedaan, op welke data dit is geweest en welk (totaal)bedrag hiermee gemoeid is. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] een geldbedrag voor het kopen en opwaarderen van 3V kaarten heeft witgewassen.
Ten aanzien van feit 3cumulatief/alternatief onder
B
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij door zijn boekhouder een arbeidsovereenkomst heeft laten opstellen om zijn vriend [medeverdachte 1] te helpen. [medeverdachte 1] droeg een enkelband vanwege een straf die hij in België opgelegd had gekregen en kon daarom niet naar Nederland reizen. De arbeidsovereenkomst stelde [medeverdachte 1] in staat om wel naar Nederland te kunnen gaan. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben de arbeidsovereenkomst ondertekend en de arbeidsovereenkomst is in de administratie [naam winkel] opgenomen. Het wezenlijke gebruik van de arbeidsovereenkomst door [medeverdachte 1] laat onverlet dat verdachte de arbeidsovereenkomst ook voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] een valse arbeidsovereenkomst voorhanden heeft gehad en dat hij en [medeverdachte 1] wisten dat deze overeenkomst gebruikt zou worden als ware die echt en onvervalst.