4.3Het oordeel van de rechtbank
In maart 2015 is een onderzoek gestart naar medeverdachte [medeverdachte 2] en anderen die bij de politie in beeld kwamen in verband met de verdenking van handel in verdovende middelen. In dit onderzoek, genaamd Melogale I, is [medeverdachte 2] veelvuldig getapt en geobserveerd door de politie.
Tijdens het onderzoek wordt verdachte op 8 juni 2015 met [medeverdachte 3] en later met [medeverdachte 2] geobserveerd tijdens de overdracht van een Albert Heijn tas met inhoud op het parkeerterrein van horeca groothandel [locatie] in Amsterdam. Verdachte en [medeverdachte 3] zijn in het onderzoek Melogale I als medeverdachten van [medeverdachte 2] aangemerkt. Verdachte heeft verklaard dat hij op 8 juni 2015 een Albert Heijn tas met BlackBerry’s, zogenaamde PGP-telefoons, aan [medeverdachte 2] heeft overhandigd.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank zal verdachte voor feit 3 vrijspreken. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk op het plegen van een misdrijf bedoeld in artikel 350c van het Wetboek van Strafrecht niet is bewezen.
Ten aanzien van de feiten 2, 4 en 5
De rechtbank acht de feiten 2, 4 en 5 bewezen op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het bewijs voor feit 1, de overdracht van 4 kilo cocaïne op 8 juni 2015 te Amsterdam, overweegt de rechtbank het volgende.
Op 8 juni 2015 worden verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geobserveerd door de politie op een parkeerplaats van horeca groothandel [locatie] in Amsterdam. Uit de camerabeelden en de observaties van de politie blijkt het volgende.
Om 11.53 uur komt verdachte de parkeerplaats op rijden in een Toyota. Hij parkeert daar zijn auto en om 12.02 uur komt [medeverdachte 3] het parkeerterrein op in een Volkswagen Golf. [medeverdachte 3] parkeert zijn auto naast die van verdachte. Verdachte en [medeverdachte 3] staan vervolgens bij de geopende achterbak van de Volkswagen Golf waar een lichtblauw voorwerp in ligt. Even later is te zien dat verdachte de linker achterdeur van de Toyota opendoet en dat daarna het lichtblauwe voorwerp op de achterbank, achter de bestuurderskant, van de Toyota te zien is. Om 12.05 uur rijdt [medeverdachte 3] weg van de parkeerplaats. Verdachte heeft later tijdens zijn verhoren verklaard dat hij inderdaad een gevulde Albert Heijn tas uit de Volkswagen Golf heeft gepakt en in zijn Toyota heeft gezet en dat de tas PGP (BlackBerry) telefoons bevatte.
Omstreeks 12.05 uur komt [medeverdachte 2] in beeld. Samen met [medeverdachte 2] loopt verdachte naar de Toyota en verdachte pakt een gevulde blauwe Albert Heijn tas van de achterbank van de Toyota. Vervolgens lopen verdachte en [medeverdachte 2] samen naar een geparkeerde Renault. [medeverdachte 2] opent de kofferbak van deze Renault en haalt er een kartonnen doos uit. [medeverdachte 2] en verdachte plaatsen samen de blauwe Albert Heijn tas in de kofferbak van de Renault en [medeverdachte 2] sluit de Renault vervolgens af. Om 12.09 uur nemen verdachte en [medeverdachte 2] afscheid van elkaar en verlaat verdachte het parkeerterrein in de Toyota. [medeverdachte 2] rijdt weg in een BMW.
Om 12.14 uur komt [medeverdachte 2] wederom het parkeerterrein van de [locatie] oprijden in een BMW. [medeverdachte 1] stapt uit de BMW, stapt vervolgens als bestuurder in de Renault en rijdt om 12.16 uur weg. [medeverdachte 2] verlaat het parkeerterrein ook en rijdt achter de Renault het terrein af. Om 12.20 uur neemt het onderzoeksteam de observatie van de Renault over en om 12.38 uur wordt [medeverdachte 1] door de observanten gezien op rijksweg A4 bij Leiderdorp. Kort daarna wordt [medeverdachte 1] aangehouden. In de kofferbak van de Renault blijkt een Albert Heijn tas te liggen die gevuld is met vier kilo cocaïne.
Het Openbaar Ministerie heeft beargumenteerd dat er geen gat in de observatie zit, zich baserend op een andere interpretatie van het desbetreffende proces-verbaal. De officier van justitie heeft gesteld dat opsporingsambtenaren met de term ‘observatie overgenomen’ bedoelen dat het subject continu onder observatie is gehouden, waarbij niet is gezien dat [medeverdachte 1] onderweg is gestopt.
De rechtbank overweegt dat de verslaglegging van de observatie ruimte laat voor de interpretatie die de raadslieden daar aan geven, namelijk dat [medeverdachte 1] enige minuten uit zicht is geweest. De rechtbank kan niet zonder nader onderzoek afgaan op de hiervoor genoemde mededeling van de officier van justitie, al is het maar omdat de rechtbank niet kan inschatten of iedere verbalisant de term ‘observatie overnemen’ uitlegt zoals de officier dat doet. Het verdient voor de toekomst dus de voorkeur om expliciet te verbaliseren of een subject al dan niet doorlopend in het zicht is gebleven.
Nader onderzoek naar de vraag of [medeverdachte 1] enige tijd buiten beeld is geweest acht de rechtbank echter niet noodzakelijk. Dat de mogelijkheid open blijft dat [medeverdachte 1] tussen de vier en de twintig minuten buiten beeld van de politie is geweest, maakt namelijk niet zonder meer aannemelijk dat de tas die door [medeverdachte 2] en [verdachte] in de kofferbak van de Renault is gelegd is omgewisseld is voor een andere Albert Heijn tas gevuld met cocaïne.
De rechtbank acht deze theoretische mogelijkheid op zichzelf beschouwd al weinig aannemelijk, gelet op de relatief ingewikkelde overdracht van een tas via twee tussenpersonen en meerdere auto’s op een parkeerterrein terwijl het om legale goederen zou gaan, gevolgd door een kennelijk haastige verwisseling van die tas met een identieke tas vol cocaïne. Bovendien mist de theorie een min of meer geloofwaardige onderbouwing en is er bewijs dat in hoge mate ondersteunt dat er ook op de parkeerplaats al cocaïne in de tas zat.
[medeverdachte 1] heeft nooit iets verklaard over een tussenstop of een tassenwissel. Sterker nog, [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij na zijn vertrek vanaf het parkeerterrein bij de [locatie] alleen contact heeft gehad met zijn vader en dat er verder niets gebeurd is wat voor de zaak van belang is. Evenmin is gebleken dat [medeverdachte 1] bij een benzinestation gestopt zou zijn en getelefoneerd zou hebben met zijn vrouw, zoals de raadsvrouw van [medeverdachte 2] heeft bepleit. [medeverdachte 1] heeft daar niets over gezegd en er is ook geen enkele andere onderbouwing van deze stelling van de raadsvrouw.
Het OVC-gesprek op 15 juli 2015 waarin [medeverdachte 2] spreekt over het verlies van 130 en dat de 4 zijn probleem zijn, draagt bovendien in belangrijke mate bij aan het bewijs dat de bewuste Albert Heijn tas op de parkeerplaats de later aangetroffen vier kilo cocaïne, waarvan de ‘groothandelsprijs’ goed kan passen bij een bedrag van 130.000 euro, bevatte. Wat zich op 8 juni 2015 heeft afgespeeld op het parkeerterrein van de [locatie] is bovendien vrijwel exact dezelfde situatie zoals [medeverdachte 2] die schetst in een OVC gesprek waarin hij spreekt over het uitvoeren van een test op een parkeerterrein door een Albert Heijn tas vanuit de ene auto in een andere auto te plaatsen en dan af te wachten om te zien wat er gebeurt. [medeverdachte 2] vertelt ook in dat gesprek dat zijn maat op die manier gepakt is en dat hij, [medeverdachte 2] , de tas toen in de auto heeft gezet, dat hij ook meedeed en dat hij ook op die parkeerplaats was. Dat hij 100% weet dat ‘ze’ daar foto’s van hebben en dat als hij gepakt wordt zal zeggen dat hij boodschappen deed in Amsterdam en dat [medeverdachte 1] gepakt is in Den Haag en dat hij onderweg gestopt is. In het licht van onder meer deze bewijsmiddelen schuift de rechtbank de verklaringen van de medeverdachten dat de tas op de parkeerplaats PGP’s bevatte als ongeloofwaardig terzijde en acht zij bewezen dat de tas ook daar al vier kilo cocaïne bevatte.
Vervolgens heeft de raadsman bepleit dat verdachte geen opzet had op het tenlastegelegde feit, omdat hij niet wist dat er cocaïne in de tas zat. De raadsman heeft daarover gezegd dat verdachte de tas met telefoons in de auto van [medeverdachte 3] heeft gelegd en dat die later kan zijn omgeruild voor de tas met cocaïne.
De rechtbank merkt op dat verdachte heeft verklaard dat hij een tas met Blackberry’s in de auto van [medeverdachte 3] had laten liggen, die terug heeft gevraagd van [medeverdachte 3] en vervolgens aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. Aan de rechtbank dringt zich, gelet op deze verklaring en de verdere bevindingen van de politie, geen min of meer aannemelijk scenario op waarin iemand de telefoons in de tas zou hebben verruild met vier kilo cocaïne. De raadsman heeft een dergelijk scenario ook niet voorgelegd. De rechtbank schuift dit dan ook als niet aannemelijk terzijde.
De rechtbank leidt het opzet van verdachte op het afleveren van cocaïne af uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, dus de gang van zaken tijdens de overdracht zoals hiervoor beschreven. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] vier kilo cocaïne heeft afgeleverd.