In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Nutsservices B.V., handelend onder de naam Budgetenergie, en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De consument had op 13 maart 2018 een overeenkomst gesloten voor de levering van elektriciteit en gas voor een periode van drie jaar. Bij het afsluiten van het contract ontving de consument een cadeaukaart ter waarde van € 150,00. Budgetenergie vorderde in deze procedure betaling van een hoofdsom van € 304,00, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, omdat de consument in gebreke zou zijn gebleven met de betaling van de voorschotnota's.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de consument de eindnota van € 120,28 heeft betaald, maar dat Budgetenergie ook opzegvergoedingen en de waarde van de cadeaukaart in rekening heeft gebracht. De rechter oordeelde dat Budgetenergie niet voldoende informatie had verstrekt over de opzegvergoedingen en de voorwaarden waaronder de cadeaukaart in rekening kon worden gebracht. Dit was in strijd met de informatieverplichtingen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, specifiek artikel 6:230m BW.
Aangezien Budgetenergie niet had aangetoond dat de consument voorafgaand aan de overeenkomst was geïnformeerd over deze kosten, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van Budgetenergie moest worden afgewezen. De rechter heeft bovendien bepaald dat Budgetenergie de proceskosten moest dragen, die aan de zijde van de consument op nihil zijn begroot. De uitspraak benadrukt het belang van transparante informatieverstrekking door aanbieders van diensten aan consumenten.