ECLI:NL:RBAMS:2019:6548

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
7503416 CV EXPL 19-2766
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en kosten door energieleverancier afgewezen wegens misleidende informatieverstrekking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Nutsservices B.V., handelend onder de naam Budgetenergie, en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De consument had op 13 maart 2018 een overeenkomst gesloten voor de levering van elektriciteit en gas voor een periode van drie jaar. Bij het afsluiten van het contract ontving de consument een cadeaukaart ter waarde van € 150,00. Budgetenergie vorderde in deze procedure betaling van een hoofdsom van € 304,00, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, omdat de consument in gebreke zou zijn gebleven met de betaling van de voorschotnota's.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de consument de eindnota van € 120,28 heeft betaald, maar dat Budgetenergie ook opzegvergoedingen en de waarde van de cadeaukaart in rekening heeft gebracht. De rechter oordeelde dat Budgetenergie niet voldoende informatie had verstrekt over de opzegvergoedingen en de voorwaarden waaronder de cadeaukaart in rekening kon worden gebracht. Dit was in strijd met de informatieverplichtingen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, specifiek artikel 6:230m BW.

Aangezien Budgetenergie niet had aangetoond dat de consument voorafgaand aan de overeenkomst was geïnformeerd over deze kosten, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van Budgetenergie moest worden afgewezen. De rechter heeft bovendien bepaald dat Budgetenergie de proceskosten moest dragen, die aan de zijde van de consument op nihil zijn begroot. De uitspraak benadrukt het belang van transparante informatieverstrekking door aanbieders van diensten aan consumenten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7503416 CV EXPL 19-2766
vonnis van: 6 september 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nutsservices B.V., h.o.d.n. Budgetenergie
gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Budgetenergie
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 18 januari 2019 met een productie;
  • antwoord met producties;
  • instructievonnis;
  • repliek met producties;
  • dupliek met producties;
  • akte uitlating producties van Budgetenergie;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] heeft op 13 maart 2018 in de Media Markt een overeenkomst met Budgetenergie gesloten voor de levering van elektriciteit en gas voor de duur van drie jaar, ingaande op 19 april 2018, met een maandelijks termijnbedrag van € 212,00 (als voorschot).
1.2.
Budgetenergie heeft op 13 maart 2018 aan [gedaagde] een welkomstmail gestuurd met daarbij de leveringsovereenkomst en een tarievenoverzicht. De algemene voorwaarden zijn via een link toegevoegd. Volgens het overzicht “Overige kosten” brengt Budgetenergie bij opzegging van de overeenkomst bij een resterende looptijd van de overeenkomst van meer dan 2,5 jaar een maximale opzegvergoeding in rekening van € 125,00 (per aansluiting).
1.3.
[gedaagde] heeft ter plekke een e-voucher cadeaukaart ter waarde van € 150,00 van Budgetenergie ontvangen. In een verklaring van ontvangst van de cadeaukaart is het volgende vermeld:
In geval de overeenkomst door ondergetekende binnen de bedenktijd van 14 dagen wordt geannuleerd en/of er door Budget Energie geen levering onder de voornoemde leveringsovereenkomst zal kunnen plaatsvinden, (…) machtigt ondergetekende hierbij Budget Energie om eenmalig (…) het uitgegeven bedrag van de cadeaukaart(en) te incasseren.
1.4.
De voorschotnota’s van 1 mei 2018 en 1 juni 2018 van elk € 212,00 zijn op 30 april 2018 en 31 mei 2018 automatisch afgeschreven van de rekening van [gedaagde] . Deze afschrijvingen zijn vervolgens gestorneerd en dus onbetaald gebleven. Wel betaalde [gedaagde] op 3 mei 2018 een bedrag van € 120,00 aan Budgetenergie.
1.5.
[gedaagde] heeft de overeenkomst beëindigd per 22 juni 2018.
1.6.
Met de eindnota van 16 juli 2018 heeft Budgetenergie het verbruik van energie over de periode van 19 april 2018 tot 22 juni 2018 bij [gedaagde] in rekening gebracht. Deze eindnota bedraagt € 120,28 en bestaat uit € 77,92 leveringskosten elektriciteit en € 116,36 leveringskosten gas minus € 424,00 wegens in mindering gebrachte termijnbedragen en vermeerderd met € 250,00 aan kosten contractbreuk en € 100,00 wegens terughalen cadeaukaart. Dit bedrag is door [gedaagde] op 23 juli 2018 betaald.
1.7.
Bij brief van 10 december 2018 heeft Budgetenergie [gedaagde] gemaand de hoofdsom van € 304,00 te voldoen binnen vijftien dagen na bezorging van de brief, bij gebreke waarvan [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 45,60 verschuldigd wordt.

Vordering en verweer

2. Budgetenergie vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 304,00 aan hoofdsom;
b. € 45,60 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 3,92 aan wettelijke rente, berekend tot 18 januari 2019;
d. wettelijke rente over € 304,00 vanaf 18 januari 2019;
e. de proceskosten.
3. Budgetenergie stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de tijdige betaling van de voorschotnota’s. Die voorschotnota’s zijn op de eindnota in mindering gebracht, terwijl [gedaagde] de voorschotnota’s niet had betaald.
4. [gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Met de betaling van € 120,28 heeft [gedaagde] aan al haar betalingsverplichtingen voldaan.

Beoordeling

5. De vordering van Budgetenergie ziet op de voorschotnota’s van 1 mei 2018 en 1 juni 2018. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij van die voorschotnota’s alleen een bedrag van
€ 120,00 heeft betaald. De voorschotnota’s zijn op de eindnota in mindering gebracht. Vast staat dat [gedaagde] die eindnota heeft betaald.
6. Via de eindnota heeft Budgetenergie tevens opzegvergoedingen ter hoogte van € 250,00 en de waarde van de cadeaukaart ter hoogte van € 100,00 in rekening gebracht. De vraag moet worden beoordeeld of Budgetenergie deze bedragen bij [gedaagde] in rekening heeft kunnen brengen. Bij de beoordeling van deze vraag geldt als uitgangspunt dat [gedaagde] als consument wordt aangemerkt en Budgetenergie als professionele partij moet worden beschouwd en dat de overeenkomst tussen partijen is gesloten buiten de verkoopruimte.
7. In artikel 6:230m BW wordt bepaald welke informatie de handelaar, in geval van een koopovereenkomst gesloten buiten de verkoopruimte, aan de consument dient te verstrekken voordat de consument aan de overeenkomst is gebonden. Tot die informatie behoort -onder meer- informatie over de prijs (sub e), informatie over de wijze van betaling (sub g) en informatie over het recht van ontbinding van de overeenkomst en de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht (sub h).
8. Budgetenergie heeft in haar algemene voorwaarden gestandaardiseerde opzegvergoedingen vastgesteld en heeft dienovereenkomstig in de eindnota € 250,00 aan kosten contractbreuk bij [gedaagde] in rekening gebracht. Op grond van het bepaalde in artikel 6:230m lid 1 onderdeel h BW diende Budgetenergie [gedaagde] voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst te wijzen op de door haar gehanteerde gestandaardiseerde opzegvergoedingen. Uit de door Budgetenergie in het geding gebrachte stukken blijkt niet dat [gedaagde] is gewezen op de gestandaardiseerde opzegvergoedingen die Budgetenergie hanteert. Budgetenergie heeft dan ook niet aangetoond dat zij deze informatie voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst aan [gedaagde] heeft verschaft.
9. Dat geldt ook voor het bedrag van € 100,00 dat in rekening is gebracht wegens het terughalen van de cadeaukaart. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst is gewezen op de mogelijkheid dat de waarde van de cadeaukaart bij haar in rekening zou worden gebracht. Bovendien is niet gebleken dat de situatie waarin Budgetenergie zou zijn gemachtigd om het uitgegeven bedrag van de cadeaukaart te incasseren zich in dit geval voordoet. De overeenkomst is door [gedaagde] immers niet binnen de bedenktijd opgezegd en evenmin is gesteld noch gebleken dat door Budgetenergie geen levering heeft kunnen plaatsvinden.
10. Door geen volledige duidelijkheid te verschaffen over de door haar gehanteerde gestandaardiseerde opzegvergoedingen alsmede over het in rekening brengen van de waarde van de cadeaukaart heeft Budgetenergie niet voldaan aan haar informatieverplichting. Dat is een misleidende omissie in de zin van artikel 6:193d lid 2 BW. Budgetenergie heeft daarmee immers essentiële informatie aan [gedaagde] over de mogelijkheid van opzegging van de door haar gesloten energieovereenkomst en de hoogte van de daarmee verband houdende kosten onthouden. Op basis daarvan heeft [gedaagde] een overeenkomst gesloten die zij anders niet op deze wijze zou hebben gesloten. Door [gedaagde] op dit punt niet volledig te informeren heeft Budgetenergie haar niet de gelegenheid geboden een goed besluit over de transactie te nemen en heeft Budgetenergie zich schuldig gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk. Een doelmatige, evenredige en afschrikwekkende sanctie op deze handelwijze van Budgetenergie is dat de overeenkomst tussen partijen partieel dient te worden vernietigd op basis van artikel 6:193j lid 3 BW in die zin dat de opzegvergoedingen en de waarde van de cadeaukaart niet voor rekening van [gedaagde] dienen te komen.
11. Uit het voorgaande volgt Budgetenergie ten onrechte een bedrag van € 350,00 bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
12. Budgetenergie wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Budgetenergie in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.