ECLI:NL:RBAMS:2019:6544

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2019
Publicatiedatum
4 september 2019
Zaaknummer
13/751762-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel van Denemarken

Op 3 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank Kopenhagen, Denemarken. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Albanië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft ambtshalve kennisgenomen van een recente brief van het Deense Justitsministeriet en heeft besloten dat partijen hiervan kennis moeten nemen en hierop moeten kunnen reageren. De vordering tot overlevering is ingediend door de officier van justitie op 16 augustus 2019, en de behandeling vond plaats op 27 augustus 2019. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Albanese nationaliteit heeft. De verdediging heeft betoogd dat het EAB is uitgevaardigd door een niet-bevoegde autoriteit, namelijk een Deense rechter, terwijl volgens de Deense wetgeving alleen het openbaar ministerie bevoegd is om een EAB uit te vaardigen. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de rechtbank Amsterdam niet kan oordelen over de bevoegdheid van de Deense rechter en dat het EAB geldig is.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en aan te houden, zodat partijen kennis kunnen nemen van de relevante documenten en hierop kunnen reageren. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om aanvullende stukken aan het dossier toe te voegen en een exemplaar daarvan aan de raadsman te verstrekken. De zitting voor de opgeëiste persoon en een tolk in de Albanese taal zal op een later tijdstip worden gepland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751762-19
RK nummer: 19/4786
Datum uitspraak: 3 september 2019
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 augustus 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 augustus 2019 door de Rechtbank Kopenhagen (Denemarken) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het ‘ [penitentiaire inrichting] ’ te [plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 augustus 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Albanese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB is uitgevaardigd door de Rechtbank Kopenhagen. In het EAB wordt melding gemaakt van een beschikking van 24 juni 2019 van de Rechtbank Kopenhagen gegeven door rechter Marianne Madsen (rolnr. SS91-16040/2019) waarbij [opgeëiste persoon] bij verstek in voorlopige hechtenis werd genomen krachtens § 762, lid 1, onder 1 en onder 3, juncto § 764, lid 2, van de Deense Wet op de Rechtsvordering.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Deens recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Uitvaardigende rechterlijke autoriteit en heropening

De raadsman heeft onder andere betoogd dat het EAB is uitgevaardigd door een autoriteit die daartoe niet bevoegd is. Uit informatie van de Deense autoriteiten volgt dat uitsluitend het openbaar ministerie is aangewezen als uitvaardigende justitiële autoriteit. De raadsman heeft hierbij gewezen op een kennisgeving van Denemarken aan de EU van 16 januari 2004 omtrent de implementatie van Kaderbesluit 2002/584, waarin staat vermeld:
In Denemarken is onderstaande autoriteit bevoegd om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen (zie artikel 6, lid 1) of uit te voeren (zie artikel 6, lid 2):
Justitsministeriet
Slotsholmsgade 10
1216 København K
Tevens heeft de raadsman verwezen naar een officiële reactie van 12 juni 2019 van de Deense
Director of Public Prosecutionsop de arresten van 27 mei 2019, waarin onder andere het volgende staat vermeld:
In accordance with Council Framework Decision of 13 June 2002 on the European Arrest Warrant and the Surrender Procedures between Member States (2002/584/JHA) article 6.3 the Danish Ministry of Justice has appointed the Director of Public Prosecutions as issuing and executing judicial authority.
De raadsman heeft voorts betoogd dat in de Deense nationale wetgeving rechters niet zijn aangewezen als bevoegde autoriteit om EAB’s uit te vaardigen. Omdat het EAB is uitgevaardigd door een daartoe niet bevoegde uitvaardigende rechterlijke autoriteit, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsman.
4.2
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ervan moet worden uitgegaan dat het EAB is uitgevaardigd door een bevoegde rechterlijke autoriteit. Kennelijk is er in deze zaak een Deense rechter die zichzelf bevoegd acht tot het uitvaardigen van een EAB. De vraag of deze rechter naar Deens recht bevoegd was om een EAB uit te vaardigden, is een vraag die in Denemarken moet worden gesteld; dit is niet een vraag voor de rechtbank Amsterdam in het kader van deze overleveringsprocedure.
4.3
De rechtbank overweegt als volgt.
Naast de informatie die door de raadsman is aangehaald en overgelegd, heeft de rechtbank ambtshalve kennisgenomen van een stuk getiteld ‘
Questionnaire on the Impact of the CJEU Judgments in joined cases OG (C-508/18) and PI (C-82/19 PPU) and case PF (C-509/18), compilation of replies’ (hierna: ‘de questionnaire’), afkomstig van Eurojust. Dit stuk is in andere overleveringszaken door het IRC ingebracht. Het stuk is niet overgelegd binnen het kader van de beoordeling van onderhavig EAB. De rechtbank acht het van belang dat ook de raadsman van dit stuk kennis kan nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank ambtshalve (uit openbare bron [1] ) kennis genomen van een brief van 8 juli 2019 van het
Justitsministeriette Kopenhagen. Deze brief heeft – zo begrijpt de rechtbank – betrekking op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 mei 2019 (C-508/18 en C-509/18) en de gevolgen daarvan voor Denemarken. De rechtbank acht het van belang dat de raadsman en de officier van justitie hiervan kennis kunnen nemen en hierop kunnen reageren.
De rechtbank zal het onderzoek om deze redenen heropenen en
korte tijdaanhouden.

5.Beslissing

Heropenthet op 27 augustus 2019 gesloten onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd zodat partijen kennis kunnen nemen van, en reageren op de onder 4.3 genoemde brief van 8 juli 2019 van het
Justitsministeriette Kopenhagen. De rechtbank verzoekt de officier van justitie om de onder 4.3 aangeduide ‘questionnaire’ aan de stukken van het dossier toe te voegen en een exemplaar daarvan aan de raadsman te verstrekken.
De rechtbank beveelt de oproeping ter zitting van de opgeëiste persoon en een tolk in de Albanese taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Aldus gedaan door
mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2019.
De oudste rechter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.