4.3.1Geen vormverzuim in het voorbereidend onderzoek
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim bij de binnentreding en doorzoeking van de woning van verdachte en verwerpt daarom het verweer van de raadsman. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier blijkt dat het onderzoek in deze zaak is gestart met informatie verkregen door Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de Eenheid Amsterdam.
Die verkregen informatie is vermeld in twee TCI processen-verbaal, die zijn gesloten en ondertekend op 21 juni 2019.
In het ene TCI-proces-verbaal is vermeld dat in juni 2019 bij het TCI via één informant de volgende informatie is binnen gekomen:
[naam medeverdachte] en [naam verdachte] hebben de opdracht aangenomen om [naam 1] en een onbekende man te liquideren. Zij zijn bezig met het treffen van voorbereidingen en hebben de beschikking over vuurwapens.
In het andere TCI-proces-verbaal is vermeld dat in juni 2019 bij het TCI via één informant de volgende informatie is binnen gekomen:
[naam medeverdachte] maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Verbalisant heeft in beide processen-verbaal verklaard dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Verder is in de processen-verbaal vermeld dat uit onderzoek was gebleken dat ‘ [naam medeverdachte] ’, [naam medeverdachte] betrof en dat ‘ [naam verdachte] ’, [naam verdachte] betrof. Ook is vermeld dat uit nader onderzoek was gebleken dat [naam 1] is genaamd [naam 1]
Op 21 juni 2019 is al deze informatie aan de dienst regionale recherche van de eenheid Amsterdam ter beschikking zijn gesteld, waarna op 21 juni 2019 een opsporingsonderzoek is gestart onder de naam [naam onderzoek] onder leiding van officier van justitie A. Kerkhoff.
In de processen-verbaal van verdenking in het opsporingsonderzoek tegen de verdachte [naam medeverdachte] en [naam verdachte] , opgemaakt door een hoofdinspecteur werkzaam bij Team Opsporing, Eenheid Amsterdam, en gesloten en getekend op 24 juni 2019, is vermeld dat uit de beschikbare politiegegevens de volgende informatie bleek:
Op 21 juni 2019 is door het Team Criminele Inlichtingen van de Nationale politie, eenheid Midden Nederland, informatie verstrekt aan de Eenheid Oost Nederland. De inhoud van de informatie betrof informatie over de gebroeders [naam 1] , zijnde [naam 2] en [naam 1] . Beide broertjes zouden op een dodenlijst staan vanwege een gepleegde ripdeal bij een strandtent in [plaatsnaam] . De groep van “ [naam 3] ” zou nu achter de broers [naam 1] zitten.
Met de gebroeders [naam 1] worden bedoeld: [naam 2] , geboren [geboortedag 2] te [geboorteplaats 2] en [naam 1] , geboren [geboortedag 3] te [geboorteplaats 2] .
“ [naam 3] ” komt in de politiesystemen voor en wordt gekoppeld aan [naam 4] , geboren te [geboorteplaats 3] , [adres 1] . [naam 4] is strandtenthouder van een zaak op het Scheveningse strand.
Verbalisant verklaart vervolgens in de processen-verbaal van verdenking dat uit voormelde informatie is op te maken dat de gebroeders [naam 1] mogelijk betrokken zijn bij een
gepleegde ripdeal op [naam 4] en dat ze daardoor op een dodenlijst terecht zijn
gekomen. Verbalisant acht het gelet op de informatie in de TCI-processen-verbaal aannemelijk dat [naam medeverdachte] en [naam verdachte] vermoedelijk de opdracht hebben gekregen en aangenomen om in ieder geval [naam 1] te liquideren en dat de onbekende tweede man wellicht de broer van [naam 1] , [naam 2] is. zijnde . In de processen-verbaal van verdenking is vermeld dat de verdenking jegens [naam medeverdachte] en [naam verdachte] overtreding van de artikelen 26, lid 1, van de Wet wapen en munitie en 46 in samenhang met 289 van het Wetboek van Strafrecht betreft.
De rechtbank maakt uit het dossier op dat vervolgens onderzoek is gedaan in de politiesystemen. Daaruit bleek onder meer dat [naam verdachte] antecedenten zou hebben op het gebied van de Opiumwet, vermogensdelicten en geweld en dat [naam medeverdachte] de code vuurwapengevaarlijk heeft.
Ook is de communicatie via het telefoonnummer [telefoonnummer] getapt en is een zogeheten
stealthingezet om de locatie van dit mobiele telefoonnummer vast te stellen. Daaruit is gebleken dat het telefoonnummer gebruik maakte van paallocatie ‘ [adres 2] ’. Die paallocatie bevindt zich nabij de woning van medeverdachte [naam medeverdachte] aan de [adres 3] .
Daarna is deze woning geobserveerd en is waargenomen dat op 26 juni 2019 een persoon die is herkend als [naam medeverdachte] de deur van de woning opent.
Op 26 juni 2019 is de politie vervolgens de woningen aan de [adres 3] en de [BRP-adres] binnengetreden om de woningen te doorzoeken op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie (WWM).
De rechtbank is, met de officier van justitie en anders dan de verdediging, van oordeel dat de verkregen informatie voldoende is om de woningen (met een machtiging) binnen te treden en te zoeken op grond van de WWM.
De politie heeft op basis van deze informatie redelijkerwijs kunnen vermoeden, als bedoeld in artikel 49 van de WWM, dat op 26 juni 2019 in de woning van verdachten [naam medeverdachte] en [naam verdachte] wapens of munitie aanwezig waren. De informatie van het TCI was voldoende concreet en specifiek om dat vermoeden te kunnen schragen. Verder is de informatie als betrouwbaar aangemerkt en in voldoende mate geverifieerd. Gelet op de aard van de verdenking lag het bovendien in de rede dat de politie met de nodige voortvarendheid te werk zou gaan.
4.3.3Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 26 juni 2019 te Amsterdam wapens en munitie van categorie II of III, te weten
- een busje pepperspray (merk Walther) en
- een pistool (merk Walther, model PPK, kaliber 7.65mm) en
- een patroonmagazijn en
- acht volmantel rondneus patro(o)n(en) (kaliber 7.65mm) en
- twee patronen (kaliber 6.35mm) en
- een patroon (kaliber 9x17mm) en
- zeven patronen (kaliber 9x19mm) en
- een patroon (kaliber 7.62x25mm) en
- een patroon (kaliber 5.56x45mm) en
- een patroon (kaliber 7.62x39mm) en
- een patroon (kaliber 7.52x51mm)
2.
op 26 juni 2019 te Amsterdam wapens van categorie I onder 7°, te weten
- een gasdrukwapen (airsoftwapen), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, namelijk een semi-automatisch pistoolmitrailleur (merk Heckler & Koch, model MP5K) en
- een gasdrukwapen (airsoftwapen), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, namelijk een vuurwapen (merk Colt, model Defender),
3.
op 26 juni 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 23 MDMA pillen.
4.3.4Motivering van de bewezenverklaring
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Onder 1 is onder meer het voorhanden hebben van een patroon (kaliber 7.6
5x25mm) ten laste gelegd. De rechtbank heeft bij de inbeslaggenomen voorwerpen geen patroon van voormeld kaliber aangetroffen, maar wel een patroon van kaliber 7.6
2x25mm. De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging en heeft daarom het voorhanden hebben van een patroon van laatstgenoemd kaliber bewezen geacht.