18. Uit voorgaande overwegingen van de Hoge Raad volgt dat ook buiten gevallen van geestelijk letsel sprake kan zijn van aanspraak op vergoeding van immateriële schade, namelijk indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit
verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
18. In dit verband heeft UWV er op gewezen dat de door de Hoge Raad genoemde voorbeelden (de arresten bekend onder de aanduidingen ‘Oudejaarsrellen’ en ‘Wrongful life’) uitzonderlijk ernstige situaties betreffen die niet te vergelijken zijn met het onderhavige geval. Elk geval zal echter op de eigen merites moeten worden beoordeeld. Het zal mede van de geschonden norm en de daardoor beschermde belangen afhangen of er sprake is van een schending die naar zijn aard of vanwege de ernst daarvan zodanig is dat een noemenswaardige schending van de persoon kan worden aangenomen.
18. Daarnaast dient als uitgangspunt te gelden dat in de AVG zelf uitgangspunten zijn geformuleerd voor de beoordeling van de schending, de schade en het causaal verband daartussen. Daarbij heeft de AVG als uitgangspunt (paragraaf 146 Considerans) dat het begrip „schade” ruim moet worden uitgelegd in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie, op een wijze die ten volle recht doet aan de doelstellingen van die verordening. Artikel 6:106 lid 1 BW zal voor zover nodig verordening-conform dienen te worden uitgelegd.
18. In de onderhavige zaak leidt dit tot het volgende. Op grond van de overgelegde stukken en de in zoverre niet betwiste toelichting daarop staat voldoende vast dat de onrechtmatige mededeling aan haar nieuwe werkgever van het feit dat [eiseres] langdurig ziek was (geweest) de volgende gevolgen heeft gehad:
A. Tegen de wil van [eiseres] hebben derden (namelijk de leidinggevenden en bepaalde medewerkers van de nieuwe werkgever) kennis gekregen van de ziekte van [eiseres] ;
B. Omdat de betreffende mededeling is gedaan in een periode waarin de nieuwe werkgever moest beslissen over het al dan niet verlengen van de arbeidsovereenkomst van [eiseres] is het risico dat die overeenkomst niet zou worden verlengd vergroot;
C. De hiervoor onder A. en B. bedoelde omstandigheden hebben bij [eiseres] angst en stress veroorzaakt waarvan de ernst negatief is beïnvloed door het feit dat zij niet lang daarvoor een burn-out heeft gehad.
18. De onder A. bedoelde schade is blijvend en onherstelbaar, het onder B. bedoelde risico op economische en maatschappelijke schade heeft zich uiteindelijk niet gerealiseerd, maar aangenomen mag worden dat dit risico wel heeft bijgedragen aan de onder C. bedoelde angst en stress gedurende een periode van ongeveer zes weken, tot het moment waarop [werkgever 2] aan [eiseres] mededeelde dat de arbeidsovereenkomst wel zou worden verlengd. UWV heeft nog aangevoerd dat er geen reden was voor enige angst of stress bij [eiseres] als gevolg van het bekend worden van haar ziekte, omdat het voor een werkgever niet geoorloofd is om een arbeidsovereenkomst om die reden niet te verlengen. UWV wordt in die stelling niet gevolgd. Dit omdat in verband met de gezondheid van werknemers voor een werkgever (ook) financiële belangen in het geding zijn, en het enkele feit dat een werkgever iets niet mag doen (niet verlengen wegens ziekte) niet betekent dat deze dat ook niet zal doen, al dan niet onder opgave van een andere reden. Dat [eiseres] als gevolg van de mededeling van UWV aan [werkgever 2] vreesde voor het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst is daarom alleszins begrijpelijk.
18. Bij de beoordeling van de aard en ernst van de schending van de rechten van [eiseres] is met name het volgende van belang. Als gevolg van die schending heeft [eiseres] reële en niet verwaarloosbare nadelen geleden. De belangen waarin zij is getroffen zijn de belangen die de voorschriften van de AVG juist beoogt te beschermen. Artikel 82 AVG bepaalt dat degene die materiële of immateriële schade heeft geleden als gevolg van een inbreuk op deze verordening, het recht heeft om van de verwerkings-verantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade. Alle schade moet worden vergoed en het begrip schade moet – overeenkomstig de doelstellingen van de AVG – ruim worden uitgelegd (paragraaf 146 Considerans), hetgeen betekent dat het enkele feit dat de schade (wel reëel maar) relatief gering van omvang is geen grond kan vormen om elke aanspraak daarop af te wijzen. Een verordening-conforme uitleg van artikel 6:106 lid 1 BW brengt mee dat [eiseres] recht heeft op een (naar billijkheid vast te stellen) vergoeding van haar schade.
18. Nu het verlies van controle over haar persoonsgegeven betreffende de langdurige ziekte blijvend is, dit anderzijds uitsluitend (medewerkers van) [werkgever 2] betreft en dit geen gevolgen heeft gehad voor haar economische of maatschappelijke positie, terwijl de als gevolg van de inbreuk opgetreden angst en stress in tijd beperkt is geweest, wordt een schadevergoeding van € 250,00 passend en billijk geacht. De onder II subsidiair gevorderde schadevergoeding is tot dit bedrag toewijsbaar, evenals de gevorderde wettelijke rente.
18. Uit het voorgaande volgt dat voor het stellen van prejudiciële vragen geen aanleiding wordt gezien.
18. Dat betekent dat de vorderingen toewijsbaar zijn zoals hierna zal worden bepaald.
18. UWV wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van [eiseres] belast.