ECLI:NL:RBAMS:2019:645

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
C/13/651232 / HA RK 18-225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens en schadevergoeding in verband met journalistieke publicaties

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 31 januari 2019 een beschikking gegeven in een geschil tussen een verzoeker en Mega Media Producties (MMP) over de verwerking van persoonsgegevens. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M.W. de Haan, heeft MMP aangeklaagd vanwege het publiceren van zijn persoonsgegevens op een website, waar onder andere zijn volledige naam en geboortedatum zijn vermeld, evenals beschuldigingen van oplichting. De verzoeker heeft MMP verzocht om zijn persoonsgegevens te verwijderen, een verbod op verdere verwerking van zijn gegevens op te leggen, en een schadevergoeding van € 40.000,- te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de verzoeker niet in een verzoekschriftprocedure kunnen worden behandeld, maar dat deze aanhangig moeten worden gemaakt door middel van een dagvaarding. Dit is gebaseerd op de overweging dat de verwerking van persoonsgegevens door MMP voor uitsluitend journalistieke doeleinden plaatsvond, wat de verzoekschriftprocedure uitsluit. De rechtbank heeft de verzoeker opgedragen het ingediende verzoekschrift te verbeteren en de procedure voort te zetten volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van de rechtbank, waar de verzoeker MMP moet oproepen voor de zitting.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/651232 / HA RK 18-225
Beschikking van 31 januari 2019
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. R.M.W. de Haan te Utrecht,
en
[naam 1]
MEGA MEDIA PRODUCTIES,
gevestigd te Breda,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door M.H. van Kampen.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en MMP worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de navolgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 13 juli 2018,
- de reactie met bijlagen van MMP, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2018,
- de reactie van [verzoeker] , ingekomen ter griffie op 22 augustus 2018,
- de reactie van MMP met een bijlage, ingekomen ter griffie op 5 september 2018.

2.De feiten

2.1.
MMP verricht activiteiten op het gebied van media.
2.2.
Via de domeinnaam [website] is een website kenbaar waarop onder meer de volledige naam en geboortedatum van [verzoeker] zijn genoemd. Verder zijn artikelen die (naar de rechtbank begrijpt:) eerder in een landelijk dagblad zijn gepubliceerd en een dossier van 28 pagina’s over [verzoeker] op de website geplaatst. In een van de artikelen wordt [verzoeker] aangehaald als [omschrijving] en is een herkenbare foto van [verzoeker] opgenomen. In een ander artikel wordt gesteld dat [verzoeker] [product] verkoopt aan gedetineerden waarbij hij de gedetineerden oplicht.
2.3.
In het colofon op de website staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“ [website] is een initiatief van Mega Media Producties in Breda en opgezet om misstanden in de mediawereld aan de kaak te stellen.
(…)
[Functie] : [naam 1] .”
2.4.
Volgens de registratie van de .nl-domeinnaam bij de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) is MMP de houder van de domeinnaam [website] .
2.5.
Op 31 mei 2018 is namens [verzoeker] bij MMP schriftelijk bezwaar gemaakt tegen het gebruik van zijn persoonsgegevens en is verzocht tot het verwijderen en verwijderd houden van zijn persoonsgegevens. MMP heeft niet inhoudelijk op dit verzoek gereageerd. Op 6 juli 2018 is opnieuw een verzoek hiertoe gedaan waarop [verzoeker] eveneens geen reactie van MMP heeft ontvangen.

3.Het verzoek en de daarop gegeven reactie

3.1.
[verzoeker] verzoekt:

I verweerder primair te veroordelen binnen zeven dagen na het te wijzen vonnis, althans binnen een door U E.A. in goede justitie te bepalen termijn, de persoonsgegevens van verzoeker van de website www. [website] te verwijderen en verwijderd te houden, met dien verstande dat de persoonsgegevens op geen enkele wijze meer met een zoekopdracht op internet zijn terug te vinden,
verweerder subsidiair te veroordelen binnen zeven dagen na het te wijzen vonnis, althans binnen een door U E.A. in goede justitie te bepalen termijn, de persoonsgegevens van verzoeker te rectificeren naar de naam: ‘ [naam 2] ’ en enkel te mogen verwerken voor feiten en omstandigheden waar verzoeker onherroepelijk voor is veroordeeld, met dien verstande dat de persoonsgegevens op geen enkele wijze meer met een zoekopdracht op internet zijn terug te vinden, althans voor zover de verwerking meer persoonsgegevens bevat dan de naam [naam 2] ,
II verweerder te veroordelen zich in de toekomst te onthouden (verbod) van enige vorm van gegevensverwerking van verzoeker op de website www. [website] , dan wel op andere websites, althans voor zover de publicatie in verband wordt gebracht met een beschuldiging van verzoeker als (notoire) oplichter, dan wel een andere onrechtmatige, beledigende, laatdunkende en/of grievende uiting,
III verweerder te veroordelen binnen veertien dagen na de gegeven beschikking althans binnen een door U E.A. in goede justitie te bepalen termijn, over te gaan tot betaling aan verzoeker een bedrag aan schadevergoeding van in totaal € 40.000,-, althans van een bedrag aan schadevergoeding als U E.A., in goede justitie geraden acht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening;
IV te veroordelen dat indien verweerder – volledig of ten dele – in gebreke blijft van hetgeen is verzocht onder I tot en met III een dwangsom aan verzoeker verbeurt van € 1.000,-- per dag, althans een zodanig bedrag aan dwangsom als U E.A. in goede justitie geraden acht,
V een dag en uur te bepalen, waarop de behandeling van dit verzoekschrift zal aanvangen,
VI verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[verzoeker] legt hieraan – kort gezegd – het volgende ten grondslag. Het verwerken van zijn persoonsgegevens op de website betreft een verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG). De verwerking van zijn persoonsgegevens is in strijd met de AVG en met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)). Volgens artikel 5 AVG moet elke verwerking van persoonsgegevens toereikend zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. De artikelen en het dossier zijn nodeloos grievend. Door de wijze waarop [verzoeker] door MMP wordt neergezet in de artikelen en het dossier is zijn privacy disproportioneel geschonden. Verder is in strijd met artikel 12 lid 3 en 4 AVG geen informatie verstrekt nadat door hem een verzoek was gedaan aan MMP. MMP is als exploitant en beheerder van de website verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens van [verzoeker] . De gedragingen van MMP zijn onrechtmatig en hierdoor heeft [verzoeker] psychische schade geleden. Hiervoor is MMP op grond van artikel 82 lid 1 AVG aansprakelijk.
3.3.
MMG heeft de rechtbank bericht dat hij de houder van de domeinnaam [website] is, maar niet meer in staat is de inhoud van de website te wijzigen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de vorderingen van [verzoeker] zich niet lenen voor beoordeling in een verzoekschriftprocedure. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.2.
De mogelijkheid om bij verzoekschrift te verzoeken om de verwijdering van persoonsgegevens is gebaseerd op artikel 17 AVG in verbinding met artikel 35 Uitvoeringswet AVG. In artikel 17 AVG is onder meer bepaald dat in de daar opgesomde gevallen de verwerkingsverantwoordelijke verplicht is persoonsgegevens te wissen. In artikel 35 Uitvoeringswet AVG staat dat een belanghebbende zich tot de rechtbank kan wenden met het schriftelijk verzoek om de verwerkingsverantwoordelijke te bevelen een verzoek zoals bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG alsnog toe of af te wijzen. Artikel 15 tot en met 22 AVG bevinden zich in hoofdstuk III van de AVG.
4.3.
Artikel 43 lid 1 Uitvoeringswet AVG bepaalt dat deze wet, met uitzondering van enkele hier nu niet relevante artikelen, niet van toepassing is in het geval van verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden. Artikel 43 lid 2 Uitvoeringswet AVG bepaalt dat onder meer hoofdstuk III van de AVG eveneens niet van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden. De rechtbank leidt hieruit af dat de verzoekschriftprocedure niet open staat voor de belanghebbende die – kort gezegd – beklaagt over verwerking van zijn persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden.
4.4.
Journalistiek is niet een in de AVG of Uitvoeringswet AVG gedefinieerde term. Wel staat in overweging 153 van de AVG: “
Gelet op het belang van het recht van vrijheid van meningsuiting in elke democratische samenleving, dienen begrippen die betrekking hebben op die vrijheid, zoals journalistiek, ruim te worden uitgelegd.” De publicaties op de website zijn, zo volgt uit de door [verzoeker] aangevoerde feiten, kennelijk bedoeld om vermeende misstanden die aan [verzoeker] worden toegerekend, aan de kaak te stellen. In relatie tot de procedurele vraag of onderhavige kwestie door middel van een verzoekschrift kan worden ingeleid gaat de rechtbank er op basis van de thans beschikbare gegevens vanuit dat sprake is van een verwerking met een uitsluitend journalistiek doeleinde. Of het hier wel ‘goede’ journalistiek betreft, hetgeen volgens [verzoeker] niet het geval is, doet hierbij niet ter zake.
4.5.
Nog afgezien van hetgeen hiervoor is overwogen, geldt dat de overige verzoeken van [verzoeker] , inhoudende een verbod om in de toekomst persoonsgegevens te verwerken en de betaling van een schadevergoeding voor geleden immateriële schade, sowieso niet kunnen worden ingeleid door middel van een verzoekschrift, maar vorderingen betreffen die aanhangig moeten worden gemaakt door middel van een dagvaarding.
4.6.
Dat een zaak als de onderhavige alleen bij dagvaarding bij de civiele rechter aangebracht kan worden is ook gepast. Deze zaak gaat immers in essentie om de vraag of sprake is van een onrechtmatige publicatie en of hierdoor immateriële schade is veroorzaakt. Dergelijke zaken dienen in beginsel door middel van een dagvaardingsprocedure aanhangig gemaakt te worden nu hierbij door de wetgever bepaalde waarborgen in het leven zijn geroepen, onder meer om er voor te zorgen dat de gedaagde partij ook inderdaad betrokken wordt in de procedure.
4.7.
Het voorgaande laat onverlet dat de materiële bepalingen van de AVG waar [verzoeker] naar verwijst, waaronder de artikelen 5 en 6 AVG, gewoon van kracht blijven. Of MMP deze bepalingen in acht moest nemen en zo ja, heeft genomen, dient echter in een dagvaardingsprocedure te worden beoordeeld.
4.8.
Artikel 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt dat indien een procedure met een verzoekschrift is ingeleid in plaats van met een dagvaarding de rechter, zo nodig, de aanlegger beveelt binnen een bepaalde termijn op kosten van de aanlegger het stuk waarmee de procedure is ingeleid, te verbeteren of aan te vullen. Verder dient de rechter een dag te bepalen waarop de zaak op de rol zal komen. Heeft nog geen oproeping van de verweerder plaatsgevonden, dan beveelt de rechter eveneens dat deze dag door de aanlegger bij exploot aan de verweerder wordt aangezegd.
4.9.
In deze zaak heeft nog geen behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden en heeft MMP slechts zeer summier gereageerd. De procedure zal aldus moeten worden voortgezet dat MMP gedagvaard dient te worden en hij vervolgens in de gelegenheid zal worden gesteld een conclusie van antwoord te nemen. Vervolgens zal in beginsel een comparitie plaatsvinden. Partijen zijn op deze wijze, conform artikel 69 lid 4 Rv, in staat hun stellingen aan de op die procedure toepasselijke procesregels aan te passen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt [verzoeker] het als verzoekschrift ingediende inleidende processtuk te verbeteren en/of aan te vullen als bedoeld in artikel 69 lid 1 Rv,
5.2.
beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure,
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank, afdeling privaatrecht, team handel, van
13 maart 2019,
5.4.
beveelt [verzoeker] om MMP bij exploot voor die zitting bij deze rechtbank op te roepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.T. Beuving, rechter en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2019.