ECLI:NL:RBAMS:2019:6448

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
AMS 19/4408
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in verband met aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG)

In deze zaak heeft verzoeker op 6 maart 2019 een aanvraag ingediend voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG). De minister voor Rechtsbescherming, als verweerder, heeft deze aanvraag op 1 mei 2019 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard met het besluit van 12 augustus 2019. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 29 augustus 2019, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat het beroep van verzoeker bij de huidige stand van zaken geen redelijke kans van slagen had. Hoewel voldaan was aan het objectieve criterium, was de vraag of de verweerder voldoende rekening had gehouden met de belangen van verzoeker ter discussie. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verweerder in de belangenafweging voldoende rekening had gehouden met de persoonlijke en financiële belangen van verzoeker, maar dat de veranderde handelwijze en het zelfinzicht van verzoeker onvoldoende waren onderbouwd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of verzoeker daadwerkelijk veranderd was.

De voorzieningenrechter besloot niet op het beroep te beslissen, zodat verzoeker de gelegenheid had om zijn gedragsverandering en zelfinzicht in de beroepsprocedure nader te onderbouwen. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding in het griffierecht toegewezen. Deze uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier mr. L.C. Dankbaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4408
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 augustus 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. W.N. Ramnun),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. N.M.L van den Heerik).

Procesverloop

Op 6 maart 2019 heeft verzoeker een aanvraag gedaan voor een verklaring omtrent het
gedrag (VOG). Verweerder heeft deze aanvraag op 1 mei 2019 afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 12 augustus 2019
(het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2019. Verzoeker was op de
zitting aanwezig samen met zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Het gaat in deze zaak om een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep. In dat geval schat de voorzieningenrechter in of verzoeker in beroep gelijk zou kunnen krijgen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep bij deze stand van zaken geen redelijke kans van slagen heeft om de volgende reden.
2. Tussen partijen staat niet ter discussie dat voldaan is aan het zogenaamde objectieve criterium. Ter discussie staat de vraag of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van verzoeker en dus of – ondanks dat aan het objectieve criterium is voldaan – de VOG toch moet worden afgegeven (het subjectieve criterium). Daarbij is het de vraag of het belang van verzoeker zwaarder moet wegen dan het algemene belang van bescherming van de samenleving.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in het kader van de belangenafweging voldoende rekening heeft gehouden met de door verzoeker gestelde persoonlijke en financiële belangen. Verweerder heeft namelijk meegewogen dat het voor verzoeker financieel zwaar zal worden als hij het werk als voetbalmakelaar niet meer kan doen en dat veel mensen positief zijn over zijn werk als zaakwaarnemer. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat het verzoeker siert dat hij met jongeren wil werken die “een krasje” hebben. Verweerder heeft echter op goede gronden naar voren gebracht dat de veranderde handelwijze bij conflicten en het zelfinzicht dat verzoeker op de zitting naar voren heeft gebracht onvoldoende zijn onderbouwd. Daardoor valt niet te beoordelen of verzoeker echt een veranderd man is. Het rapport van Pro Justitia, dat verzoeker kort voor de zitting heeft ingebracht, is een begin van bewijs. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is echter meer nodig om aannemelijk te maken dat verzoeker daadwerkelijk veranderd is. Onder deze omstandigheden mocht verweerder het belang van bescherming van de samenleving zwaarder laten wegen dan het belang van verzoeker. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
4. De voorzieningenrechter zal, ondanks de bevoegdheid daartoe, niet ook op het beroep beslissen zodat verzoeker de gelegenheid heeft zijn gedragsverandering en zelfinzicht in de beroepsprocedure nader (met bewijsstukken) te onderbouwen.
5. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding in het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Dankbaar, griffier, op 29 augustus 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.