ECLI:NL:RBAMS:2019:6380

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
7549485 CV EXPL 19-4385
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur door een zzp'er aan Holland Financial Network B.V. na verhoging van het uurtarief door Deloitte

In deze zaak vordert [eiser], een zzp'er die financieel dienstverlener is, betaling van een factuur van € 1.462,74 door Holland Financial Network B.V. (HFN). De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen [eiser] en HFN, waarbij [eiser] via HFN werkzaamheden verrichtte voor Deloitte. De overeenkomst, die op 4 september 2017 tot stand kwam, bepaalde dat HFN [eiser] € 87,50 per uur zou betalen. Na een functiewijziging bij Deloitte, waarbij [eiser] een QA-examen had behaald, werd zijn uurtarief door Deloitte verhoogd met 5%. [eiser] stelt dat HFN deze verhoging aan hem moet doorbetalen, maar HFN betwist dit en stelt dat hierover niets is afgesproken in de overeenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke overeenkomst tussen partijen geen expliciete regeling bevatte voor het geval Deloitte het uurtarief zou verhogen. De rechter oordeelt dat [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten dat de verhoging door HFN aan hem zou worden doorbetaald, gezien de omstandigheden en de verklaring van [bestuurder 2] van HFN. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe, met inbegrip van de wettelijke handelsrente vanaf de dag van verzuim, en veroordeelt HFN in de proceskosten. De buitengerechtelijke incassokosten worden niet toegewezen, omdat [eiser] onvoldoende heeft aangetoond dat deze kosten meer omvatten dan de gebruikelijke werkzaamheden ter voorbereiding van de zaak.

Het vonnis is uitgesproken door mr. L. van Berkum, kantonrechter, op 5 augustus 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7549485 CV EXPL 19-4385
vonnis van: 5 augustus 2019
fno.: 811

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. Santing,
t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HOLLAND FINANCIAL NETWORK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen: HFN,
gemachtigde: mr. E.J. Loor.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- de dagvaarding van 13 februari 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord met een productie;
- het instructievonnis van 20 mei 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 8 juli 2019. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Namens HFN zijn de statutair bestuurders [bestuurder 1] en [bestuurder 2] verschenen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
[eiser] is financieel dienstverlener voor accountantsorganisaties en het bedrijfsleven. Hij is zzp-er en heeft jaarlijks meerdere opdrachtgevers.
1.2.
HFN drijft een onderneming die financieel dienstverleners opdracht geeft om op interimbasis werkzaamheden te verrichten bij ondernemingen, zoals Deloitte. Op haar website is vermeld dat zij daarbij een zogenaamde handelingsfee hanteert van 12,5%.
1.3.
Op 4 september 2017 is tussen [eiser] en [bestuurder 2] namens HFN een overeenkomst tot stand gekomen, waarin onder meer is vermeld:
“(…)
3.1
De opdracht vangt aan op 04-09-2017 en wordt aangegaan tot 31-12-2017.
(…)
6.1
Opdrachtgever betaalt Opdrachtnemer € 87,50 per uur exclusief BTW.
(…)
Wijzigingen van en aanvullingen op deze overeenkomst zijn slechts geldig voor zover deze schriftelijk tussen partijen zijn overeengekomen. (…)”
1.4.
Uit hoofde van deze overeenkomst is [eiser] bij Deloitte gaan werken. HFN hanteerde daarbij een vergoeding (handelingsfee) van 7,8% van het uurtarief van € 95,00 dat Deloitte bereid was te betalen voor de diensten van [eiser] , waardoor het door HFN aan [eiser] (door) te betalen uurtarief € 87,50 bedroeg, zoals ook is vermeld in de schriftelijke overeenkomst tussen HFN en [eiser] .
1.5.
Na 31 december 2017 is de overeenkomst tussen partijen stilzwijgend verlengd en is [eiser] bij Deloitte blijven werken.
1.6.
Eind maart/ begin april 2018 heeft [eiser] van Deloitte gehoord dat hij het zogenaamde QA examen had behaald, waardoor hij kon doorstromen naar een hogere functie binnen Deloitte.
1.7.
Bij e-mailbericht van 4 april 2018 schreef [eiser] aan [naam] van Deloitte het volgende:
“(…) Omdat ik van IR naar QA ben geswitched op het HSS team, had ik aan mijn tussenpersoon [bestuurder 2] (HFN) gevraagd hoe de verhoging in tarief geregeld is.
Van [bestuurder 2] begreep ik dat ik het beste contact met jou kan opnemen. (…)”
1.8.
Dezelfde dag heeft Deloitte per e-mailbericht aan [eiser] bevestigd dat aan deze functiewijziging een verhoging is gekoppeld van 5%. In deze e-mail staat:
“(…) Gefeliciteerd met de stap naar QA! (…) Vanuit Deloitte betekent dit dat je recht hebt op een tariefsverhoging. We zijn momenteel bezig om dit in gang te zetten. Mocht je via een bureau bij ons werken hebben we met hen contact hierover.(…)”
1.9.
Op 7 juni 2018 is met instemming van partijen de overeenkomst geëindigd. Sindsdien werkt [eiser] niet meer voor HFN of Deloitte.
1.10.
Op 9 augustus 2018 heeft [eiser] HFN een factuur gestuurd ten bedrage van € 1.462,74 inclusief btw, waarbij hij 5% verhoging van zijn uurtarief over de gewerkte uren (276) in de periode tussen 8 april en 7 juni 2018 alsnog in rekening brengt.
1.11.
HFN heeft de factuur niet betaald en de gemachtigde van HFN heeft bij brief van 18 oktober 2018 aan de gemachtigde van [eiser] laten weten dat HFN niet gehouden is tot betaling van de factuur omdat – kort gezegd – daarover niets is bepaald in de overeenkomst tussen partijen.

Geschil

2. [eiser] vordert dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis HFN wordt veroordeeld tot betaling van € 1.462,74 inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van verzuim en € 219,41 aan buitengerechtelijk incassokosten, alsmede dat HFN wordt veroordeeld in de proceskosten.
3. [eiser] stelt daartoe dat HFN gehouden is de uurprijsverhoging van 5%, die Deloitte na 1 april 2018 aan HFN heeft betaald omdat hij het QA examen heeft gehaald, aan hem door te betalen.
4. HFN heeft de vordering betwist. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.

Beoordeling

5. Vaststaat dat op 4 september 2017 een overeenkomst is gesloten waarbij drie partijen waren betrokken, te weten [eiser] , HFN en Deloitte. HFN heeft de opdracht aan [eiser] verstrekt, als gevolg waarvan [eiser] daadwerkelijk ging werken bij Deloitte. Deloitte betaalde voor de verrichte diensten niet aan [eiser] , maar aan HFN, die op haar beurt een met [eiser] overeengekomen bedrag aan hem doorbetaalde.
6. De omstandigheid dat Deloitte de vergoeding voor [eiser] in april 2018 verhoogde, maakt nog niet dat de tussen partijen (HFN en [eiser] ) afgesproken vergoeding ook verhoogd diende te worden. Het gaat om de vraag wat partijen daarover met elkaar hebben afgesproken, wat daarbij hun bedoeling was en wat zij, mede gelet op hun posities, daarbij over weer van elkaar mochten verwachten.
7. Vaststaat dat in de schriftelijke overeenkomst (alleen) is bepaald dat HFN een uurtarief van € 87,50 aan [eiser] zou betalen. Er is niet expliciet vastgelegd wat zou moeten gebeuren als Deloitte het uurtarief van [eiser] zou verhogen. Verder staat vast dat de verhoging van 5% van Deloitte een direct gevolg is van de inspanningen van [eiser] , namelijk het halen van zijn QA examen en de daaraan verbonden promotie. [eiser] stelt dat hij daarom mocht verwachten dat deze procentuele verhoging van Deloitte door HFN aan hem over het overeengekomen bedrag van € 87,50 doorbetaald zou worden.
8. Ter comparitie heeft [bestuurder 2] verklaard dat dit normaal gesproken, als een handelingsfee wordt betaald van 12,5%, ook wel gebeurt, maar dat in dit geval een veel lagere fee werd betaald, te weten van 7,8%. Op verzoek van [eiser] is HFN met dit lagere percentage akkoord gegaan, maar [bestuurder 2] heeft, zo verklaarde hij ter zitting, daarbij wel met [eiser] mondeling afgesproken dat als het tarief bij Deloitte zou worden verhoogd, dit zou worden gebruikt om het percentage aan handelingsfee op te hogen tot het gebruikelijke niveau van 12,5%. Dit is dan ook de reden, volgens [bestuurder 2] , om de verhoging van Deloitte niet aan [eiser] door te betalen.
9. [eiser] heeft ter comparitie ontkend dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Hij heeft verklaard dat hij juist bij de totstandkoming van de overeenkomst tegen [bestuurder 2] heeft gezegd dat hij promotie wilde maken bij Deloitte om op die manier zijn uurtarief te verhogen, omdat het uurtarief van € 87,50 al aan de lage kant was.
10. Nu de verhoging van het uurtarief door Deloitte uitsluitend te wijten is aan [eiser] , mocht hij, mede gelet op de verklaring van [bestuurder 2] ter zitting over wat gebruikelijk is in dat geval, redelijkerwijs verwachten dat de verhoging van Deloitte aan hem door HFN zou worden doorbetaald. Daarbij geldt dat HFN in dat geval de opslag van 5% over de overeengekomen handelingsfee mag behouden en daardoor ook zelf van de promotie profiteert. Dat in de schriftelijke overeenkomst is bepaald dat wijzigingen en aanvullingen op de overeenkomst slechts geldig zijn als deze schriftelijk tussen partijen zijn overeengekomen, kan HFN niet aan [eiser] tegenwerpen. Er is immers in deze geen sprake van een wijziging of aanvulling van de overeenkomst, maar van interpretatie van hetgeen partijen in de schriftelijke overeenkomst reeds zijn overeengekomen.
11. Het bovenstaande is alleen anders, als HFN bij het aangaan van de schriftelijke overeenkomst met [eiser] aan hem expliciet heeft medegedeeld dat een eventuele verhoging van Deloitte van het uurtarief eerst zou worden aangewend om de handelingsfee te verhogen naar 12,5%. [bestuurder 2] heeft ter zitting verklaard dat hij dat in een gesprek met [eiser] bij het sluiten van de overeenkomst heeft gezegd. [eiser] heeft dat echter ter zitting uitdrukkelijk ontkend. Het is in deze, nu bij het gesprek volgens partijen verder niemand aanwezig was, het woord van de ene partijgetuige tegenover de andere partijgetuige. Nu HFN echter voorafgaande aan deze gerechtelijke procedure, zoals ook blijkt uit de brief van 18 oktober 2018 van de gemachtigde van HFN, nimmer aan deze afspraak heeft gerefereerd, heeft zij tegenover de ontkenning van [eiser] onvoldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat deze afspraak is gemaakt. Uit het e-mailbericht van 4 april 2018 van [eiser] aan Deloitte blijkt immers juist dat [eiser] met [bestuurder 2] hierover heeft gesproken en hij hem heeft doorverwezen naar Deloitte. Niet valt in te zien dat [eiser] dat bericht aan Deloitte zou hebben gestuurd en deze moeite had gedaan als voor hem duidelijk was dat de verhoging niet hem ten goede zou komen maar HFN.
12. Gevolg is dan ook dat het verweer als onvoldoende toegelicht tegenover de gemotiveerde stellingen faalt en de vordering ten aanzien van de hoofdsom en de gevorderde rente vanaf de dag van de dagvaarding wordt toegewezen.
13. De buitengerechtelijk incassokosten zijn niet toewijsbaar, nu [eiser] tegenover de betwisting van HFN onvoldoende heeft toegelicht dat deze meer omvatten dan werkzaamheden ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de gedingstukken.
14. HFN wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van [eiser] belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt HFN om te betalen aan [eiser] € 1.462,74, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 13 februari 2019 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt HFN in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
exploot € 81,83
salaris € 360,00
griffierecht
€ 231,00totaal € 672,83
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt HFN in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat HFN niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 5 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.