In deze zaak vordert [eiser], een zzp'er die financieel dienstverlener is, betaling van een factuur van € 1.462,74 door Holland Financial Network B.V. (HFN). De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen [eiser] en HFN, waarbij [eiser] via HFN werkzaamheden verrichtte voor Deloitte. De overeenkomst, die op 4 september 2017 tot stand kwam, bepaalde dat HFN [eiser] € 87,50 per uur zou betalen. Na een functiewijziging bij Deloitte, waarbij [eiser] een QA-examen had behaald, werd zijn uurtarief door Deloitte verhoogd met 5%. [eiser] stelt dat HFN deze verhoging aan hem moet doorbetalen, maar HFN betwist dit en stelt dat hierover niets is afgesproken in de overeenkomst.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke overeenkomst tussen partijen geen expliciete regeling bevatte voor het geval Deloitte het uurtarief zou verhogen. De rechter oordeelt dat [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten dat de verhoging door HFN aan hem zou worden doorbetaald, gezien de omstandigheden en de verklaring van [bestuurder 2] van HFN. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe, met inbegrip van de wettelijke handelsrente vanaf de dag van verzuim, en veroordeelt HFN in de proceskosten. De buitengerechtelijke incassokosten worden niet toegewezen, omdat [eiser] onvoldoende heeft aangetoond dat deze kosten meer omvatten dan de gebruikelijke werkzaamheden ter voorbereiding van de zaak.
Het vonnis is uitgesproken door mr. L. van Berkum, kantonrechter, op 5 augustus 2019.