ECLI:NL:RBAMS:2019:6378

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
13/701460-18 (A) + 13/701269-19 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor meerdere inbraken en druggerelateerde feiten

Op 30 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een 20-jarige man veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor meerdere inbraken en druggerelateerde feiten. De man was betrokken bij inbraken in verschillende bedrijven en woningen in Amsterdam en Alphen aan den Rijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen heeft ingebroken bij een bedrijf, een restaurant en een woning, waarbij diverse goederen zijn gestolen. Daarnaast was hij betrokken bij de poging tot inbraak in een horecagelegenheid en vernieling van een deur in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch bewijs, zoals DNA-sporen en dactyloscopische sporen. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs, maar de rechtbank heeft de meeste feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de ernst van de feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding en pedagogische beïnvloeding. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/701460-18 (A) + 13/701269-19 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 30 augustus 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 juli 2019 en 16 augustus 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.A. van Vliet, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Muntjewerf, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

In zaak A is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.het medeplegen van diefstal van personal computers uit het bedrijf [benadeelde partij 1] in Amsterdam door middel van braak en/of verbreking op 19 maart 2018;
2.het medeplegen van diefstal van een kassalade en/of een geldpen en/of diverse sleutels uit restaurant [benadeelde partij 2] in Amsterdam door middel van braak en/of verbreking op 7 oktober 2018;
3.diefstal van bankpapieren en/of portemonnees en/of tassen en/of contant geld en/of schilderijen en/of sieraden en/of telefoons uit een woning aan de [adres] door middel van braak en/of verbreking in de periode van 25 augustus 2018 tot en met 11 september 2018;
4.het medeplegen van een poging tot diefstal door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel van geld en/of goederen uit horecagelegenheid [benadeelde partij 3] in Amsterdam op 25 december 2017;
5.een poging tot diefstal door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming van geld en/of goederen uit de woning van [slachtoffer 1] in Amsterdam , in elk geval in Nederland, op 14 november 2018.
In zaak B is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.het afleveren en/of verstrekken, in elk geval aanwezig hebben, van 27,9 gram hasj in Alphen aan den Rijn op 23 mei 2019;
2.vernieling van een deur en/of een onderdeel daarvan in Alphen aan den Rijn op 23 mei 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt alle ten laste gelegde feiten bewezen, behalve het overgeven van de hasj.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde (pogingen) tot inbraak moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Dit is alleen anders voor feit 4 van zaak A. Zij heeft voor feit 1 van zaak A daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte een van de twee jongens is geweest die uit de auto afkomstig van de diefstal de gang in is gerend. Er zijn immers nog twee andere verdachten op de trap aangehouden en niet is vastgesteld dat er verder in het trappenhuis en/of de boxgang geen andere personen aanwezig waren. Verder zijn op de gestolen goederen en op de plaats delict geen vingerafdrukken of DNA-sporen van verdachte aangetroffen. Het serienummer van de iMac waarop een dactyloscopisch spoor is aangetroffen en waarvan is vastgesteld dat dit spoor afkomstig is van verdachte, komt niet overeen met de serienummers van de gestolen iMacs zoals opgegeven door aangever. De schoenzoolafdruk die vermoedelijk aan verdachte toebehoort is niet op de plaats delict zelf aangetroffen. Ten slotte kan op basis van de camerabeelden niet worden vastgesteld dat verdachte op de plaats delict is geweest.
Voor feit 2 van zaak A moet verdachte worden vrijgesproken omdat er naast de bloedsporen die buiten het restaurant zijn aangetroffen en waarvan is vastgesteld dat deze afkomstig zijn van verdachte onvoldoende steunbewijs is.
Voor feit 3 van zaak A moet verdachte worden vrijgesproken, omdat er naast een dactyloscopisch spoor van verdachte op een doos van het merk Panasonic geen bewijs is. Met dergelijke sporen op verplaatsbare objecten moet volgens vaste rechtspraak behoedzaam worden omgegaan omdat een dergelijk spoor zeer makkelijk te verplaatsen is en daarmee dus nog niet als daderspoor kwalificeert.
Voor feit 5 van zaak A moet verdachte worden vrijgesproken. In de tenlastelegging staat dat het gaat om een poging inbraak in Amsterdam, althans in Nederland. Volgens de aangifte heeft de poging inbraak plaatsgevonden in Diemen. “In Amsterdam” kan dus niet worden bewezen. Zou de rechtbank “Amsterdam” uit de tenlastelegging strepen, blijft er een feit over dat onvoldoende duidelijk is, gezien de hoeveelheid verdenkingen aan het adres van verdachte.
Voor feit 1 van zaak B moet verdachte worden vrijgesproken. Op basis van de camerabeelden kan niet worden vastgesteld dat verdachte iets heeft doorgegeven. Daarnaast is de gedetineerde bij wie de drugs later zijn aangetroffen niet voortdurend in beeld geweest. Daarmee staat onvoldoende vast dat de hasj tijdens het bezoek door verdachte is overgedragen. Er is bovendien ook geen definitief rapport waarin is vastgesteld dat het gaat om hasjiesj.
Voor feit 2 van zaak B legt de verdediging zich neer bij het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Veroordeling voor feit 1 in zaak A
Aangever [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij GPS-bakens op de schermen van zijn computers had geplaatst. In de nacht van 19 maart 2018 kreeg hij een melding dat het alarm in zijn bedrijf was afgegaan. Hij zag op de camerabeelden van zijn bedrijf dat er vier personen hadden ingebroken en iMac computers hadden meegenomen. Hij heeft hierop direct de politie gebeld en ingelogd op het GPS-baken. Aangever zag dat het GPS-baken in beweging was en heeft steeds aan de meldkamer van de politie doorgegeven waar het GPS-baken zich bevond. Op een gegeven moment zag aangever dat het GPS-baken stilstond in de omgeving van de Soembawastraat in Amsterdam. De verbalisanten zijn direct daarna richting de Soembawastraat gegaan, waar ze ter hoogte van perceel 23 twee geparkeerde auto’s zagen staan. De verbalisanten zijn naar de trappengang van perceel 23 gelopen en zagen daar een persoon, naar later blijkt verdachte, richting de boxgang rennen. Een verbalisant trof in de box van perceel 23e drie Apple iMac computers, drie Apple toetsenborden, een betonschaar en een breekijzer aan. De verbalisant zag dat de bedrading van de iMac computers was doorgeknipt. Verdachte is hierop aangehouden. Uit het proces-verbaal van resultaat onderzoek dactyloscopische sporen blijkt dat later een dactyloscopisch spoor van verdachte (een afdruk van zijn handpalm) op een van de Apple iMac computers is aangetroffen. De rechtbank begrijpt dat in dat proces-verbaal sprake is van een kennelijke verschrijving, nu de laatste letter het enige letter is dat afwijkt van het serienummer van de gestolen iMac zoals opgegeven door aangever. Op een glasplaat op de vloer achter de toegangsdeur van het bedrijf [benadeelde partij 1] is daarnaast een schoenspoor aangetroffen van de schoen van verdachte. De rechtbank vindt op basis hiervan bewezen dat verdachte samen met anderen heeft ingebroken bij [benadeelde partij 1] en daar iMacs heeft gestolen.
Veroordeling voor feit 2 in zaak A
Aangever [eigenaar 2] heeft verklaard dat er in de nacht van 7 oktober 2018 is ingebroken bij zijn restaurant [benadeelde partij 2] . In zijn restaurant zag hij glasscherven liggen en op de camerabeelden heeft hij gezien dat de inbraak door twee personen is gepleegd. Hij heeft bloedsporen gezien zowel in zijn zaak als buiten op de stoep bij de ingeslagen ruit. Het bloed op de stoep, op 45 centimeter afstand van de opening van de ruit, geeft een match met het DNA-profiel van verdachte. Gelet op dit daderspoor en het feit dat verdachte zelf geen verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn bloed op die plek, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte samen met een ander heeft ingebroken bij restaurant [benadeelde partij 2] en daar diverse spullen heeft gestolen.
Veroordeling voor feit 3 in zaak A
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er in de periode 25 augustus 2018 tot en met 11 september 2018 een inbraak heeft plaatsgevonden in haar woning. In de opslagkamer in de woning is een doos van het merk Panasonic aangetroffen met een bruikbaar spoor. Het dactyloscopisch spoor is van verdachte.
De verdediging heeft aangevoerd dat de doos van het merk Panasonic een verplaatsbaar object is en met zulke sporen volgens vaste rechtspraak behoedzaam moet worden omgegaan. De rechtbank vindt het spoor van voldoende bewijswaarde om op basis van de aangifte en het spoor tot een bewezenverklaring te komen. De doos van het merk Panasonic is namelijk aangetroffen in een kamer in de woning van aangeefster en bij gebrek aan een verklaring voor hoe de doos met het spoor van verdachte daar, anders dan door de inbraak, is gekomen, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte de inbraak en de diefstal heeft gepleegd.
Veroordeling voor feit 4 in zaak A
De rechtbank vindt op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in te breken bij bedrijf [benadeelde partij 3] .
Veroordeling voor feit 5 in zaak A
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er op 14 november 2018 in zijn woning op de [adres] is geprobeerd in te breken. Hij zag een man in zijn voortuin die met een voorwerp in zijn hand het raam van de keuken wilde openmaken. Nadat aangever met zijn hand tegen de jaloezieën aan sloeg, maakte de man zich uit de voeten. Na de inbraak is sporenonderzoek verricht bij de woning waarbij bloed is aangetroffen ter hoogte van de beschadigingen op het raam. Op grond van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut kan worden vastgesteld dat het bloed matcht met het DNA-profiel van verdachte. Dit daderspoor en het feit dat verdachte zelf geen verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn bloed op deze plek, maakt dat de rechtbank bewezen vindt dat verdachte heeft geprobeerd in te breken in de woning van [slachtoffer 1] . Dat deze woning in [woonplaats] ligt en niet in Amsterdam levert gezien de manier van ten laste leggen geen problemen op.
Vrijspraak van feit 1 in zaak B
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Veroordeling voor feit 2 in zaak B
De rechtbank vindt op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte een deur heeft beschadigd bij de penitentiaire inrichting in Alphen aan den Rijn.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte
Feit 1 zaak A
op 19 maart 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het bedrijf [benadeelde partij 1] heeft weggenomen personal computers (merk: Apple iMac), toebehorend aan [eigenaar 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot die personal computers hebben verschaft en die weg te nemen personal computers onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak van een deur en verbreking van beveiligingskabels van voornoemde personal computers;
Feit 2 zaak A
op 7 oktober 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, te weten restaurant [benadeelde partij 2] aan het [adres] , heeft weggenomen een kassalade met ongeveer 90 euro, een geldpen en diverse sleutels, toebehorend aan [eigenaar 2] en/of restaurant [benadeelde partij 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot dat bedrijfspand hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Feit 3 zaak A
in de periode van 25 augustus 2018 tot en met 11 september 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen bankpapieren, ongeveer 20 portemonnees, ongeveer 45 (merk)tassen, contant geld met een waarde van ongeveer 2000 euro, schilderijen, sieraden en telefoons (merk iPhone), toebehorend aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 4 zaak A
op 25 december 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorend aan [eigenaar 3] en/of horecagelegenheid " [benadeelde partij 3] " (gevestigd [adres] ), zich daarbij de toegang tot genoemde horecagelegenheid te verschaffen en dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededaders naar voornoemde horecagelegenheid is toegegaan, waarna verdachte en zijn mededaders een ruit van een deur hebben geforceerd en vervolgens voornoemde horecagelegenheid zijn binnengegaan en vervolgens driemaal met een hamer op een zich in voornoemd horecagelegenheid bevindende kluis hebben geslagen;
Feit 5 zaak A
op 14 november 2018 in Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, die toebehoorden aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak naar voornoemd pand is gegaan en vervolgens een raam heeft geforceerd;
Feit 2 zaak B
op 23 mei 2019 te Alphen aan den Rijn opzettelijk en wederrechtelijk een deur toebehorende aan PI Alphen aan den Rijn heeft beschadigd door tegen voornoemde deur te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en reclasseringstoezicht. Verdachte zou zijn resterende gevangenisstraf moeten ondergaan in een justitiële jeugdinrichting.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht, omdat verdachte veel jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd en omdat verdachte beïnvloedbaar lijkt te zijn. Aan verdachte zou geen langere jeugddetentie moeten worden opgelegd dan dat hij al in voorarrest heeft gezeten. Als de rechtbank daar niet in meegaat, zou aan verdachte een jeugddetentie opgelegd moeten worden gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke taakstraf met reclasseringstoezicht en een proeftijd van twee jaar.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer een jaar meerdere inbraken gepleegd. Hij heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee bedrijfsinbraken. Bij die bedrijfsinbraken zijn meerdere ramen beschadigd en uit één bedrijf zijn dure goederen, te weten drie Apple iMac computers, weggenomen. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe, het medeplegen van een inbraak in een restaurant en vernieling. Dit zijn ernstige feiten die materiële schade veroorzaken. Het handelen van verdachte draagt ook bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, dat geldt met name voor de woninginbraken. Slachtoffers van (pogingen tot) woninginbraken hebben daar vaak nog lang last van omdat onbekenden in hun huis –bij uitstek een plek waar je je veilig moet kunnen voelen – zijn geweest, daar van alles hebben aangeraakt en voor de slachtoffers onvervangbare spullen hebben buitgemaakt. Verdachte heeft bij het plegen van de strafbare feiten kennelijk alleen gedacht aan de mogelijkheid er zelf financieel beter van te worden en heeft geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten tussen de 18 (feit 4 van zaak A) en 20 jaar (feit 2 van zaak B) en dus meerderjarig. Voor verdachten die ten tijde van het plegen van een strafbaar feit tussen de 18 en 23 jaar zijn geldt het adolescentenstrafrecht. Het adolescentenstrafrecht biedt de mogelijkheid om, ondanks dat verdachte meerderjarig is, toch (aspecten van) het jeugdstrafrecht toe te passen als sprake is van bijzondere omstandigheden rond de persoon van verdachte of als de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
In het rapport van 20 september 2018 heeft de reclassering geadviseerd tot toepassing van het volwassenenstrafrecht, omdat er geen noodzaak is tot continuering van de schoolgang, verdachte in taal en antwoord niet jonger oogt dan zijn kalenderleeftijd en er geen andere redenen zijn om het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering adviseert aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft op de zitting J. Aukema, werkzaam bij Reclassering Nederland en toezichthouder van verdachte, als deskundige gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte in het begin van het toezicht geen verbeterd gedrag liet zien, maar dat ze overleg heeft gehad met de justitiële jeugdinrichting waar hij gedetineerd is en dat uit dat gesprek is gebleken dat verdachte zich goed gedraagt en bezig is met solliciteren. Ze heeft verder verklaard dat verdachte weinig levenservaring heeft en zich jonger gedraagt dan zijn kalenderleeftijd. Volgens Aukema is pedagogische beïnvloeding van verdachte nuttig en moet daartoe een poging worden gewaagd. Aukema heeft dan ook geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank ziet aanknopingspunten voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De houding en presentatie van verdachte tijdens de zitting hebben de rechtbank de indruk gegeven dat verdachte nog jong is in zijn doen en laten. Uit wat Aukema en verdachte zelf op de zitting hebben gezegd concludeert de rechtbank dat verdachte baat heeft bij de intensieve aansturing en begeleiding. De rechtbank verwacht dat het programma in een justitiële jeugdinrichting daarvoor bij uitstek geschikt zal zijn. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de justitiële jeugdinrichting waar hij gedetineerd is goed wordt begeleid en dat zijn perspectiefplan gereed is. Hij heeft verklaard dat hij graag wil werken na zijn detentie, dat hij afstand wil nemen van foute vrienden en dat hij bereid is om gesprekken te voeren over foute vrienden. Dit weegt de rechtbank mee bij de beslissing om adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft dus – anders dan de reclassering – de indruk gekregen dat pedagogische beïnvloeding van verdachte zeker tot de mogelijkheden behoort en dat hij daarbij gebaat zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat toepassing van het adolescentenstrafrecht van belang is. De structuur die hij daar opgelegd krijgt doet hem goed. De rechtbank heeft bij de keuze voor het jeugdstrafrecht meegewogen dat één van de doelen van strafoplegging is om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten gaat plegen. De kans om dat doel te behalen wordt naar het oordeel van de rechtbank vergroot als verdachte zijn gevangenisstraf niet in een volwassenen-, maar in een jeugdinrichting uitzit.
De officier van justitie heeft zijn standpunt dat verdachte volgens het volwassenenstrafrecht moet worden berecht mede gebaseerd op de wens om bij de hoogte van de straf aan te sluiten bij wat er doorgaans aan volwassen daders wordt opgelegd. De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. De toepassing van het jeugdstrafrecht bij adolescenten schept niet de verplichting ook in de strafmaat aan te sluiten bij straffen die doorgaans aan jeugdigen worden opgelegd. De rechtbank ziet daartoe in deze zaak, net als de officier van justitie, geen aanleiding. De toepassing van het jeugdstrafrecht uit zich in deze zaak dus alleen in het opleggen van jeugddetentie in plaats van gevangenisstraf voor volwassenen.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor strafoplegging voor volwassenen. Daarbij beschouwt de rechtbank verdachte als first offender. Voor een inbraak uit een bedrijfspand geldt dan als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en voor een inbraak uit een woning een gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening mee dat het in twee gevallen gaat om pogingen en geen voltooide delicten en de jeugdige leeftijd van verdachte. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de hoeveelheid inbraken en het, in drie van de vijf inbraken, samen met anderen plegen van de feiten. Bovendien heeft verdachte naast de inbraken ook nog een vernieling gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie van 12 maanden recht doet aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten. De rechtbank vindt het ter voorkoming van recidive van belang dat verdachte nadat hij vrij komt wordt ondersteund door de reclassering (voor volwassenen). Daarom legt de rechtbank van die 12 maanden jeugddetentie 5 maanden voorwaardelijk op met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verbindt hieraan als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de verplichting tot het meewerken aan het realiseren van een adequate dagbesteding in de vorm van school en/of werk.

8.Benadeelde partijen

8.1.
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert als gevolg van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde € 11.694 aan materiële schadevergoeding en € 16.746,40 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De materiële schade is opgebouwd uit de posten:
  • 2x iMac 27 inch € 5.856
  • 2x Qwerty draadloos € 254
  • elektrische schuifdeur vervangen € 2.684
  • 5x Kensington secure kabel tbv iMac € 400
  • 3x notenhouten bureaus beschadigd € 2.500
De immateriële schade van € 16.746,40 is opgebouwd uit kosten voor medewerkers en de CEO, omdat er niet gewerkt kon worden door het verlies van ontwerptekeningen en plattegronden. De benadeelde partij heeft verder € 700 aan proceskosten gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Een aantal posten van de schadevordering zijn echter, gezien de betwisting ervan door de verdediging, onvoldoende onderbouwd of onduidelijk, zie de nadere toelichting hieronder. Dat leidt er toe dat de rechtbank alleen tot toewijzing komt van de gevorderde schade voor de drie kabels die zijn doorgeknipt. Daarvan blijkt uit het dossier, en op basis van de stukken van de benadeelde partij kan de rechtbank de kosten daarvan schatten. De rechtbank schat het bedrag per kabel op € 65. Dit deel van de vordering wordt dus toegewezen tot een bedrag van (€ 65 x 3 =) € 195 met daarover de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Omdat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd, zijn zijn mededaders en hijzelf ieder hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel. Dat betekent dat ieder afzonderlijk verplicht is om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij een van de anderen het hele bedrag al heeft betaald.
De rest van de vordering is zoals gezegd betwist en/of daarover bestaan onduidelijkheden. Over de gevorderde schade van de iMacs bestaat onduidelijkheid omdat aangever de iMacs, zij het beschadigd, terug heeft gekregen. Het is daarom niet duidelijk of en waarom de geleden schade bestaat uit de aanschafprijs van een nieuwe iMac. Hetzelfde geldt voor de toetsenborden. Voor de kosten voor de schuifdeur geldt dat de verdediging heeft betwist dat deze schade geleden is door het bewezen verklaarde. Zonder nadere uitleg, die ontbreekt, kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de schuifdeur bij het bewezenverklaarde beschadigd is. Hetzelfde geldt voor de notenhouten bureaus. Voor de uren die de medewerkers en CEO niet hebben kunnen maken ontbreekt een onderbouwing. Hetzelfde geldt voor de gevorderde proceskosten.
Voor al deze onderwerpen geldt dat het nader bevragen van de benadeelde partij over de onduidelijkheden en het bewijs laten leveren voor de betwiste schadeposten zou betekenen dat de strafzaak van verdachte vertraging op zou leven. De rechtbank vindt de nadere behandeling van deze onderwerpen een te zware belasting van het strafproces en verklaart de benadeelde partij daarom voor genoemde posten niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
8.2.
[eigenaar 2]
De benadeelde partij [eigenaar 2] vordert als gevolg van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde € 340 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De materiële schade bestaat uit € 250 eigen risico van zijn verzekering die de rest van zijn kosten heeft vergoed, behalve het contante geld van € 90. Dat bedrag vordert de benadeelde partij ook.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd ziet de rechtbank in het ontbreken van een datum en handtekening geen belemmering om de vordering in behandeling te nemen. Uit het dossier en het schadeonderbouwingsformulier blijkt voldoende dat de benadeelde partij zijn schade wil verhalen.
De rechtbank zal de gevorderde € 90 voor het gestolen contante geld toewijzen. Dit deel van de vordering is niet betwist. Verdachte moet daarover de wettelijke rente betalen en de rechtbank legt ook de schadevergoedingsmaatregel op. Omdat verdachte ook dit feit samen met anderen heeft gepleegd, zijn zijn mededaders en hijzelf ieder hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel. Dat betekent dat ieder afzonderlijk verplicht is om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij een van de anderen het hele bedrag al heeft betaald.
Omdat de raadsvrouw het eigen risico van de verzekeraar wel heeft betwist en de vordering op dit punt niet is onderbouwd, kan de vordering niet worden toegewezen. Door de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen te reageren op de betwisting en de vordering nader te onderbouwen zou de strafzaak van verdachte vertraging oplopen. In dit geval vindt de rechtbank dat een te zware belasting van het strafproces en zal de benadeelde partij voor deze post niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.

9.Beslag

Onder verdachte is een zwarte iPhone 6 (5690615) in beslag genomen. Die moet aan hem worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in zaak B onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 ten laste gelegde
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 (vijf maanden), niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich na oproep bij de reclassering op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam melden. Hierna moet hij zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Dagbesteding
Veroordeelde wordt verplicht om medewerking te verlenen aan het realiseren van een adequate dagbesteding betreffende school en werk.
De rechtbank geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]tot een bedrag van € 195,00 (honderdvijfennegentig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 maart 2018 tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaartde benadeelde partij [benadeelde partij 1] in het overige deel van zijn vordering
niet-ontvankelijk.
Legt op aanverdachte de verplichting, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , te betalen de som € 195,00 (honderdvijfennegentig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 maart 2018 tot aan de dag van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 3 (drie) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij
[eigenaar 2]tot een bedrag van € 90,00 (negentig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2018 tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [eigenaar 2] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaartde benadeelde partij [eigenaar 2] in het overige deel van zijn vordering
niet-ontvankelijk.
Legt op aanverdachte de verplichting, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [eigenaar 2] , te betalen de som € 90,00 (negentig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2018 tot aan de dag van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van een dag, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de
teruggaveaan
[verdachte]van:
Goednummer : PL1300-2018203252-5690615
Object : telefoon
Merk/type : iPhone 6
Kleur : zwart
Registratienummer : 355408073095768
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 augustus 2019.