ECLI:NL:RBAMS:2019:6362

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
13/650386-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met glas tijdens ruzie na softbaltoernooi

Op 27 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die op 20 mei 2018 in Diemen een andere man met een glas in het gezicht heeft geslagen na een ruzie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling en hem een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd. Tijdens de zitting op 13 augustus 2019 heeft de officier van justitie, mr. P. Velleman, betoogd dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer, terwijl de verdediging aanvoerde dat het letsel per ongeluk was ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een woordenwisseling, met een glas heeft geslagen, wat heeft geleid tot een gebroken oogkas en andere ernstige verwondingen bij het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard, gezien de omstandigheden van het voorval en de ernst van het letsel. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht, dat zware mishandeling bestraft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummer: 13/650386-18
Datum uitspraak: 27 augustus 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van wat de officier van justitie, mr. P. Velleman, en verdachte en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging ter zitting - ten laste gelegd dat hij zich op 20 mei 2018 te Diemen schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling (primair), poging zware mishandeling (subsidiair), mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg (meer subsidiair) dan wel zwaar lichamelijk letsel door schuld (meest subsidiair) door [slachtoffer] letsel toe te brengen door met een glas in zijn gezicht te slaan.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

Geldigheid dagvaarding
De raadsman betoogt dat de wijziging tenlastelegging nietig dient te worden verklaard. Met de wijziging tenlastelegging komt als meest subsidiaire ‘zwaar lichamelijk letsel door schuld’ op de tenlastelegging, terwijl de meer subsidiaire variant ‘eenvoudige mishandeling’ is.
De rechtbank acht de wijziging tenlastelegging geldig. De dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 261 Sv. De rechtbank begrijpt niet op welke wijze er verwarring bij de verdediging kan zijn ontstaan over de gewijzigde tenlastelegging.
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primaire variant bewezen kan worden, omdat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de zware mishandeling van [slachtoffer] .
Verdachte verklaart dat zijn hand met daarin het glas tegen het gezicht van [slachtoffer] is gekomen en dat hij [slachtoffer] abusievelijk letsel heeft toegebracht. Aangever stelt dat verdachte hem opzettelijk en met grote kracht met het glas in zijn gezicht sloeg. Uit de letselverklaring blijkt dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft; de onderste boog van zijn oogkas is gebroken en hij heeft diepe snijwonden. Verdachte verklaart wisselend; bij de politie zegt hij dat hij tegen het portier heeft geduwd, maar nu op zitting zegt hij dat zijn hand met daarin het glas is uitgeschoten. De verklaring van verdachte is ongeloofwaardig. Het scenario dat verdachte schetst is onwaarschijnlijk, omdat de kracht waarmee de hand tegen het gezicht van [slachtoffer] behoorlijk groot moet zijn geweest, gelet op het letsel. De getuige die [slachtoffer] te hulp schoot, verklaarde dat [slachtoffer] er verbaasd bij stond te kijken. Dat past niet bij het scenario van verdachte, dat hij na het voorval in elkaar is geslagen door vrienden van [slachtoffer] . Ook toont verdachte in WhatsApp-gesprekken tussen met [slachtoffer] geen berouwvol gedrag. Het lijkt het er meer op dat hij orders uitdeelt aan [slachtoffer] . Getuigen durven niets te zeggen uit angst voor represailles; dat past meer bij een opzethandeling dan bij een ongeluk.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gebruik gemaakt van een pleitnotitie en stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Kortweg voert hij het volgende aan.
Er is geen sprake geweest van (voorwaardelijk) opzet op toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte en [slachtoffer] waren in een discussie beland en [slachtoffer] , die op dat moment op de bijrijdersstoel van een auto zat, werd steeds agressiever. [slachtoffer] wilde de auto uitstappen. Verdachte probeerde de deur van de auto dicht te houden om te voorkomen dat [slachtoffer] de auto uit kwam en hem zou aanvallen. [slachtoffer] duwde met kracht tegen de deur. Bij het duwen is het glas uit de hand van verdachte geschoten. Verdachte heeft niet bewust de aanmerkelijke kans op lichamelijk letsel aanvaard bij [slachtoffer] . Hij heeft niet met glas geslagen; het is per ongeluk uit zijn hand geschoten. De foto’s van het letsel zijn te verenigen met de verklaring van verdachte. Daarnaast zijn de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] ontlastend; verdachte zegt dat [slachtoffer] al zijn gegevens aan de politie mag geven. Beide getuigen hebben het voorval niet gezien en de chauffeur van de auto wil niet komen opdagen om een verklaring af te leggen. Voor de primaire en subsidiaire variant dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Er is immers uitzicht op volledig herstel.
Met betrekking tot de meest subsidiaire variant voert de raadsman geen verweer.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
Op 20 mei 2018 vond een softbaltoernooi plaats in Diemen. Verdachte en [slachtoffer] , beiden afkomstig uit [woonplaats] , hebben daaraan deelgenomen. Verdachte was op de heenweg meegereden in een auto, waarin hij voorin zat vanwege wagenziekte. Na het toernooi begaf verdachte zich naar de auto, terwijl hij nog een bierglas in zijn handen had. Verdachte zag dat [slachtoffer] voorin de auto zat. Hierover ontstond onenigheid. Verdachte wilde voorin zitten en sprak [slachtoffer] hierop aan. [slachtoffer] zei dat hij bleef zitten en riep dat verdachte ook achterin kon zitten. De lezingen lopen uiteen over wat er op dat moment is gebeurd, maar vast staat dat [slachtoffer] door het glas dat verdachte nog in zijn hand had, is geraakt en letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte het letsel van [slachtoffer] opzettelijk heeft toegebracht en zo ja, welk strafbaar feit dit tot gevolg heeft.
4.3.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Zij overweegt daartoe als volgt.
Verklaringen
[slachtoffer] verklaart in zijn aangifte dat verdachte hem na een woordenwisseling opzettelijk en met grote kracht in zijn gezicht heeft geslagen met het glas. Deze verklaring staat haaks op de verklaring van verdachte dat hij met zijn hand is uitgeschoten tijdens het duwen tegen de autodeur, waarbij het glas per ongeluk in het gezicht van [slachtoffer] terecht is gekomen. Uit de letselverklaring en bijgevoegde foto’s blijkt dat [slachtoffer] een ernstige glasverwonding in zijn aangezicht heeft met daarnaast een fractuur van de infraorbitale rim (de rechtbank begrijpt: oogkas). Gelet op de ernst van het letsel ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] over de wijze waarop hij gewond is geraakt. De verklaring van verdachte vindt de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte verklaart wisselend over de manier waarop het glas in het gezicht van [slachtoffer] terecht is gekomen en daarbij komt dat het letsel niet past bij zijn lezing.
Voorwaardelijk opzet
Verdachte heeft [slachtoffer] met een glas met kracht tegen zijn gezicht geslagen. De kans dat [slachtoffer] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen is naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk te noemen. De rechtbank acht algemeen bekend dat het hoofd/gezicht een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is en dat het slaan met een glas op het hoofd kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel, zeker als het slaan met kracht gebeurt. Dat verdachte met de nodige kracht heeft geslagen, leidt de rechtbank af uit de verklaring van [slachtoffer] , het letsel wat hij heeft overgehouden (onder meer een breuk van de oogkas) en de omstandigheid dat het glas waarmee verdachte sloeg, brak.
De hiervoor beschreven handelingen van verdachte zijn onder de gegeven omstandigheden naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op de koop toe heeft genomen.
Zwaar lichamelijk letsel
[slachtoffer] heeft blijkens zijn letselverklaring een fractuur van de onderste boog van zijn oogkas. Onder de huid van zijn linkeroog is via zijn kaak een metalen plaat geplaatst. Verder heeft hij diepe snijwonden in zijn gezicht vanaf zijn linker ooglid tot aan zijn bovenlip. Deze wonden zijn gehecht maar zullen blijvende littekens achterlaten. Voor zijn verwondingen is [slachtoffer] geopereerd door een plastisch chirurg en een kaakchirurg. Het zicht in zijn linkeroog is (nog) wazig.
Dit letsel is naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Dit volgt uit de aard van het letsel en de noodzakelijkheid van medisch ingrijpen. Daarnaast is van belang dat het herstel van lange duur is, voor zover al van volledig herstel kan worden gesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primair
op 20 mei 2019 te Diemen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (glasverwonding aangezicht waarbij uitgebreid welke delen letsel en fractuur van de infraorbitale rim), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet met een glas tegen het gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigings-grond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden wordt opgelegd met aftrek van voorarrest.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, in het geval van een bewezenverklaring, rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en acht een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft uit het niets [slachtoffer] met een glas tegen het gezicht geslagen. [slachtoffer] heeft daardoor onder meer diepe wonden in zijn gezicht en een breuk in zijn oogkas. De rechtbank merkt het glas in het onderhavige geval aan als wapen, gelet op de manier waarop het is gebruikt en de aard en de ernst van het letsel. Uit de aangifte en letselverklaring blijkt dat het letsel is waar [slachtoffer] langdurig of zelfs blijvend last van zal houden. [slachtoffer] zal zijn hele leven elke dag geconfronteerd worden met zeer ontsierende littekens in zijn gezicht. Met zijn handelen heeft verdachte op grove wijze de lichamelijke en de geestelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Het gebeuren heeft ook een zeer grote impact op [slachtoffer] gehad. Verdachte heeft op zitting ook nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor zijn optreden genomen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Deze zware mishandeling komt voort uit een ruzie om een onbenulligheid, namelijk een zitplek in de auto. De ruzie escaleert in rap tempo, met als gevolg dat [slachtoffer] ernstig letsel oploopt. Hierbij weegt mee dat het incident zich op klaarlichte dag op een parkeerplaats heeft afgespeeld, in bijzijn van anderen die ook bij het softbal-toernooi betrokken zijn geweest. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 9 juli 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De hierboven genoemde omstandigheden in aanmerking nemend, waaronder de ernst en de gevolgen van het onverhoedse en impulsieve geweld, acht de rechtbank - conform de eis van de officier van justitie - een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest op zijn plaats.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair
zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en K.A. Brunner, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. G. Onnink en I. Meulman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 augustus 2019.