Beoordeling
Bevoegdheid en procesinleiding
2. [verzoekers] stellen primair dat de inhoud van het Besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt vereist, reden waarom vernietiging van het Besluit wordt verzocht. Subsidiair voeren [verzoekers] aan dat het Besluit is genomen in strijd met artikel 5:50 BW en dus ook in strijd met het Reglement en daarom nietig is.
3. Artikel 94 lid 2 Rv bepaalt dat, indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d Rv, deze vorderingen alle door de kantonrechter worden behandeld en beslist voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Dit geldt tevens voor verzoeken. Het primaire verzoek tot vernietiging van het Besluit behoort tot de bevoegdheid van de kantonrechter, zodat de kantonrechter zich ook bevoegd acht op het subsidiair verzochte te beslissen.
4. Een klacht inzake de nietigheid van een besluit dient te worden voorgelegd in een dagvaardingsprocedure. Hoewel strikt genomen sprake is van een verkeerde rechtsingang, zal de kantonrechter - gezien art. 69 Rv - beide kwesties behandelen zonder eerst het bevel te geven het verzoek tot nietigverklaring om te zetten in een vordering tot nietigverklaring teneinde daarop vervolgens bij vonnis te beslissen. Daarmee is in de gegeven omstandigheden geen redelijk doel gediend, mede gezien het belang van betrokkenen om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de juridische status van het Besluit.
5. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter bevoegd is van beide verzoeken kennis te nemen en er geen reden is het subsidiair verzochte op de voet van art. 71 Rv te verwijzen naar de sector civiel.
6. De VVE heeft allereerst het verweer gevoerd dat [verzoekers] niet ontvankelijk zijn, omdat al bij besluit van 23 april 2017 toestemming is gegeven voor uitbouwen met dakterrassen. Op grond daarvan heeft [verzoekers] een uitbouw gerealiseerd, zonder dat nadere besluitvorming over maatvoering, ontwerp, detaillering etcetera heeft plaatsgevonden. Op basis van dit besluit kunnen [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] overgaan tot uitbouw van de balkons. Vernietiging van het Besluit zal dit niet verhinderen.
7. Dit verweer slaagt niet. De notulen van de vergadering van 23 april 2017 bevatten namelijk geen besluit over de aan te leggen dakterrassen.
Besluit vernietigbaar want in strijd met redelijkheid en billijkheid?
8. Volgens [verzoekers] wordt met het Besluit toestemming verleend aan een handeling of het scheppen van een situatie die civielrechtelijk onrechtmatig is, omdat daarmee het burenrecht (artikel 5:50 BW) wordt geschonden. Het is immers niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf balkons te hebben, voor zover deze uitzicht geven op dit erf. De VVE heeft dit ten onrechte niet in de besluitvorming betrokken. De bezwaren van [verzoekers] bestaan eruit dat bij de uitvoering van het Besluit inbreuk wordt gemaakt op de privacy van [verzoekers] , de lichtinval in de woning van [verzoekers] neemt af en het uitzicht (omhoog) wordt belemmerd.
9. De VVE voert daartegen aan dat de appartementen van [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] zich op hetzelfde perceel bevinden als het appartement van [verzoekers] Als er al een erfgrens is, dan bevindt die zich in het midden van het erf van [verzoekers] De geplande balkons bevinden zich in dat geval op ruim twee meter van die erfgrens, zodat toestemming ex artikel 5:50 BW niet nodig is. Bovendien waren alle belangen bekend en zijn alle argumenten meegewogen. Het is een gevolg van de door [verzoekers] gemaakte keuze bij het ontwerp van de uitbouw, dat er mogelijk inkijk ontstaat en dat door de plaatsing van balkonhekken de lichtinval en het uitzicht omhoog veranderen. [verzoekers] wisten echter dat er dakterrassen zouden komen op de uitbouw. In ruil voor de dakterrassen hebben [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] ingestemd met de gewenste uitbouw. Van onrechtmatige hinder is geen sprake. De gekozen constructie maakt een dakterras van 2.50 meter mogelijk. Over de gehele lengte van de uitbouw is een stalen draagconstructie gemaakt.
10. Het beroep op strijd met artikel 5:50 en 5:37 BW leidt niet tot vernietiging van het Besluit. Daargelaten de vraag waar in dit geval de erfgrens ligt, vaststaat dat [verzoekers] toestemming hebben gegeven voor uitbreiding van de balkons tot dakterrassen op hun uitbouw, in ieder geval tot een diepte van 1.25 meter. Op de tekeningen, die in april 2017 door [verzoekers] aan de VVE zijn verstrekt, staan ook dakterrassen. [verzoekers] hebben hun aannemer verzocht de constructie van de uitbouw daarvoor aan te passen. Duidelijk is dat partijen vervolgens onvoldoende overleg met elkaar hebben gevoerd over de uitvoering van hun plannen. [verzoekers] hebben wel ontwerptekeningen aan de VVE getoond van de voorgenomen uitbouw, maar zij zijn begonnen aan de bouw zonder dat besluitvorming over de maatvoering van de dakterrassen heeft plaatsgevonden. Er is hierover weliswaar e-mailcontact geweest, in verband met de voorbereidende werkzaamheden (weergegeven onder 1.9 tot en met 1.11), waarbij [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] hebben ingestemd met het voorstel van [verzoekers] tot balkonuitbreiding, maar de VVE heeft in haar verweerschrift en ter zitting naar voren gebracht dat deze instemming moet worden gezien in het licht van de tijdsdruk (zij had nog geen dag de tijd om te beslissen over de door [verzoekers] voorgestelde uitbreiding van het balkon) en de – achteraf onjuist gebleken – mededeling van [verzoekers] dat een uitbreiding van het balkon van meer dan 1.25 meter niet mogelijk was omdat er een dakraam zou komen. [verzoekers] hebben weersproken dat [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] onder tijdsdruk een beslissing diende te nemen, maar zij hebben niet gereageerd op de stelling van de VVE dat de door [eigenaren appartement 1] . en [eigenaren appartement 2] gegeven toestemming verband hield met een dakraam. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] , anders dan dat [verzoekers] stellen, geen onvoorwaardelijke toestemming hebben gegeven voor een balkonuitbreiding van maximaal +/- 1,25 meter.
11. [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] hebben vervolgens, zonder nader overleg met [verzoekers] , een omgevingsvergunning aangevraagd voor op de uitbouw te realiseren dakterrassen, met een verlenging van 2.50 meter. Bij het door [verzoekers] gekozen ontwerp van de uitbouw, de u-vorm, is het echter onvermijdelijk dat er vanaf de dakterrassen inkijk is in de tuin en de uitbouw, of die nu 1.25 meter of 2.50 meter diep zijn. Ook kan het niet anders dan dat het zicht omhoog anders wordt en is niet uitgesloten dat het hekwerk om de balkons in enige mate van invloed is op de lichtinval. [verzoekers] hebben onvoldoende aangetoond dat zij daardoor hinder zullen ervaren in een mate of op een wijze die onrechtmatig is. Op de vraag wat met betrekking tot de geuite bezwaren het verschil is tussen een balkon over 1.25 meter en een balkon over 2.50 meter van de uitbouw, hebben [verzoekers] geantwoord dat een groter dakterras andere mogelijkheden heeft in het gebruik, met name qua hoeveelheid mensen en waar die mensen dan gaan zitten. Dit bezwaar is echter onvoldoende zwaarwegend en maakt niet dat de inhoud van het Besluit daarom in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
12. [verzoekers] hebben ook aangevoerd dat de uitbouw constructief ongeschikt is voor een balkonuitbreiding van meer dan 1.25 meter, zodat bij uitvoering van het Besluit schade te verwachten is aan de constructie van de uitbouw. Een redelijk handelend VVE had daarmee rekening moeten houden en zou dan niet tot hetzelfde besluit zijn gekomen. Het feit dat de uitbouw constructief ongeschikt is voor een balkonuitbreiding van meer dan 1.25 meter hebben zij van hun architect, aannemer en constructeur vernomen en volgt ook uit de verklaring van aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] die zij als productie 6 hebben overgelegd (weergegeven onder 1.12), aldus [verzoekers]
13. De VVE betwist dat de constructie ongeschikt is voor een dakterras van 2.50 meter. De VVE heeft een rapport van ir. [naam architekt 2] overgelegd over de constructieve berekening van de dakterrassen, gedateerd 27 februari 2018, waaruit volgens haar blijkt dat een uitbreiding van 2.50 meter constructief geen probleem is. Zij verwijst ook naar e-mailcorrespondentie van deze architect met de door [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] ingeschakelde architect [naam architekt 1] (weergegeven onder 1.17 tot en met 1.20), waarin dit volgens haar wordt bevestigd. Verder heeft de VVE naar voren gebracht dat uit de verklaring van aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] , waarnaar [verzoekers] verwijzen, niet volgt dat een balkonuitbreiding van meer dan 1.25 niet mogelijk is. De bouwmuren van de uitbouw lopen verder door dan 1.25 meter en dat kan dus ook gelden voor een daarop geplaatst dakterras, aldus de VVE.
14. De kantonrechter overweegt hierover het volgende. Indien de gewenste uitbreiding van de balkons vanwege de constructie een gevaar oplevert, is de inhoud van het Besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dat door de constructie de gewenste uitbreiding een gevaar oplevert, hebben [verzoekers] echter onvoldoende aangetoond. Hun eigen architect en aannemer hebben dit niet zo expliciet gezegd als [verzoekers] stellen. De door [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] ingeschakelde architect ziet, na raadpleging van de architect van [verzoekers] , geen bezwaren voor de uitvoering. De gemachtigde van [verzoekers] heeft in zijn pleitnota wel een aantal vraagtekens geplaatst bij de conclusie van Eckhardt in zijn e-mail van 1 april 2019 (weergegeven onder 1.20), maar het ligt op de weg van [verzoekers] om gemotiveerd te onderbouwen dat hun uitbouw constructief ongeschikt is voor een balkonverlenging van meer dan 1.25. Dat hebben zij tegenover de gemotiveerde betwisting van de VVE onvoldoende gedaan. [verzoekers] wordt daarom niet gevolgd in hun standpunt dat het Besluit vernietigbaar is, omdat de balkonuitbreiding van meer dan 1.25 constructief niet mogelijk is. Overigens zal de Gemeente de constructie nog moeten goedkeuren, voordat [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] mogen starten met de uitvoering van de werkzaamheden aan het dakterras.
Besluit vernietigbaar wegens misbruik van bevoegdheid?
15. [verzoekers] hebben aangevoerd dat het Besluit door de wijze van totstandkoming vernietigbaar is in de zin van artikel 2:15 BW. De bezwaren van [verzoekers] zijn tijdens de vergadering niet besproken en [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] hebben hun meerderheidsstem misbruikt, zodat dit misbruik van bevoegdheid oplevert.
16. De VVE heeft daar tegen in gebracht dat de bezwaren van [verzoekers] bekend waren en wel zijn meegenomen bij de besluitvorming, ook al staat dat niet in de notulen. [verzoekers] hebben tijdens de vergadering hun standpunt kunnen toelichten.
17. De kantonrechter kan uit de beknopte notulen niet opmaken hoe de discussie over de uitbreiding van de dakterrassen tijdens de vergadering waarin het Besluit is genomen is gevoerd en welke argumenten [verzoekers] tegen het verzoek om toestemming voor een balkonuitbreiding van meer dan 1.25 meter hebben aangedragen. Dat wil echter nog niet zeggen dat de belangen van [verzoekers] niet zijn meegewogen. [verzoekers] hebben al eerder aan de VVE-leden laten weten dat zij geen uitbreiding van meer dan 1.25 meter wensen. Ook zijn de privacyaspecten al eerder ter tafel gekomen, zo blijkt bijvoorbeeld uit de notulen van de VVE-vergadering op 2 juli 2017. En ook over (de vorm van) het hekwerk is al eerder gesproken, op de VVE-vergadering van 6 februari 2018. Het enkele feit dat [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] - die een zelfde belang hebben bij het Besluit - in de meerderheid zijn, is onvoldoende om misbruik van recht te kunnen aannemen.
18. Volgens [verzoekers] is het Besluit nietig omdat het is genomen in strijd met het volgens het Reglement van toepassing zijnde artikel 5:50 BW en (daarom) met het Reglement zelf. Hiervoor (rov. 10 en 11) is al besproken waarom van strijd met artikel 5:50 BW geen sprake is. Dit argument lijdt daarom niet tot nietigheid van het Besluit.
19. Daarnaast hebben [verzoekers] aangevoerd dat het Besluit nietig is wegens strijd met artikel 14 van het Reglement. Het door [verzoekers] gestelde gevaar dat de balkonuitbreiding waartoe de VVE heeft besloten aan de constructie en de hechtheid van de uitbouw en daarom van het Gebouw oplevert, is hiervoor (rov. 14) al aan de orde geweest. Nu dit gevaar niet kan worden vastgesteld, is het Besluit niet in strijd met artikel 14 van het Reglement en dus niet nietig.
20. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat zowel het primair als het subsidiair door [verzoekers] verzochte wordt afgewezen.
21. Bij deze uitkomst van de procedure, zal [verzoekers] in de proceskosten worden veroordeeld.