ECLI:NL:RBAMS:2019:6353

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
7567473 EA VERZ 19-152
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit van de Vereniging van Eigenaren tot balkonuitbreiding op uitbouw niet nietig of vernietigbaar

In deze zaak hebben verzoekers, eigenaren van een appartement, de vernietiging van een besluit van de Vereniging van Eigenaren (VVE) verzocht. Dit besluit, genomen op 30 januari 2019, verleende toestemming voor de uitbreiding van balkons van andere eigenaren, wat volgens verzoekers in strijd was met de redelijkheid en billijkheid en het reglement van de VVE. De procedure begon met een verzoekschrift van 26 februari 2019, waarin verzoekers primair om vernietiging van het besluit vroegen en subsidiair om te verklaren dat het besluit nietig was. De VVE heeft hiertegen verweer gevoerd en op 24 april 2019 vond de mondelinge behandeling plaats. Tijdens deze zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht en is er ingestemd met mediation, die echter niet tot een oplossing heeft geleid.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de VVE op 23 april 2017 al toestemming had gegeven voor een uitbouw, en dat verzoekers op basis daarvan hun uitbouw hebben gerealiseerd. De rechter oordeelde dat de VVE niet in strijd met het burenrecht heeft gehandeld, omdat de balkons zich op meer dan twee meter van de erfgrens bevinden. De kantonrechter concludeerde dat de bezwaren van verzoekers onvoldoende zwaarwegend waren om het besluit te vernietigen. De rechter heeft ook geoordeeld dat de VVE de belangen van verzoekers in de besluitvorming had meegewogen, ondanks dat niet alle bezwaren expliciet in de notulen waren opgenomen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de verzoeken van verzoekers afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7567473 EA VERZ 19-152
beschikking van: 26 augustus 2019
func.: 854

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

1. [verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

beiden wonende te [woonplaats]
verzoekers
nader te noemen: [verzoekers]
gemachtigde: mr. R.H.W. van Ewijk
t e g e n

de vereniging [verweerster]

gevestigd te [plaats]
verweerster
nader te noemen: VVE
gemachtigde: mr. L.P.W. Mensink

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij verzoekschrift met producties van 26 februari 2019 hebben [verzoekers] primair verzocht om vernietiging van het besluit van de ledenvergadering van de VVE van 30 januari 2019 en subsidiair om voor recht te verklaren dat genoemd besluit nietig is wegens strijd met het reglement althans met de wet, met veroordeling van de VVE in de proceskosten.
De VVE heeft op 17 april 2019 een verweerschrift met producties ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 april 2019. [verzoekers] zijn verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Voor de VVE zijn verschenen [lid vve 1] , [lid vve 2] en [lid vve 3] (beheerder van de VVE), vergezeld door de gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting hebben [verzoekers] aanvullende stukken ingediend. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Partijen hebben vervolgens ingestemd met mediation, waarna de zaak is aangehouden. Bij faxbericht van 29 juli 2019 heeft de gemachtigde van [verzoekers] aan de kantonrechter laten weten dat het mediation-traject is geëindigd zonder dat er overeenstemming is bereikt en verzocht om een beschikking.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Bij akte van 14 september 2004 is het gebouw [adres gebouw] (hierna: het Gebouw) te [plaats] gesplitst in drie appartementsrechten en is de VVE opgericht. Op de VVE zijn de bepalingen uit het Modelreglement 1992 van toepassing (hierna: het Reglement).
1.2.
Artikel 14 van het Reglement bepaalt dat eigenaars zonder toestemming van de VVE geen verandering in het gebouw mogen aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie ervan gewijzigd zou worden. De toestemming kan niet worden verleend indien de hechtheid van het gebouw door de verandering in gevaar zou worden gebracht.
Artikel 22 lid 2 van het Reglement bepaalt dat Titel 4 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is op de eigenaars en gebruikers.
1.3.
[verzoekers] zijn eigenaren van het appartement op de begane grond en de daarbij behorende tuin, gelegen aan de [adres 3] .
1.4.
[lid vve 2] en [lid vve 1] (hierna gezamenlijk: [eigenaren appartement 1] ) zijn de eigenaren van het appartementsrecht aangeduid als [adres 1] , gelegen op de helft van de eerste verdieping van het Gebouw.
1.5.
[eeste eigenaar adres 2] en [tweede eigenaar adres 2] (hierna gezamenlijk: [eigenaren appartement 2] ) zijn de eigenaren van het appartementsrecht aangeduid als [adres 2] , gelegen op de andere helft van de eerste verdieping van het Gebouw.
1.6.
Op 23 april 2017 heeft de VVE toestemming gegeven aan [verzoekers] voor een uitbouw in de tuin. In de notulen van de VVE-vergadering staat:
(…)
Uitbouw [adres 3]
 Op basis van de voorgelegde plannen (zie bijlage) hebben de bewoners [adres 1] en [adres 2] geen bezwaar tegen het aanleggen van een uitbouw.
 De eigenaren van [adres 1] en [adres 2] spreken de wens uit om in het verlengde van hun reeds bestaande balkon een dakterras aan te leggen op de nieuwe uitbouw. (…)
1.7.
De uitbouw van [verzoekers] is in de zomer van 2017 gerealiseerd. Aan beide zijden van de woning van [verzoekers] is een stuk aangebouwd, in het verlengde van de balkons van de bovengelegen appartementen Daardoor heeft de begane grond aan de achterkant een U-vorm gekregen. Aan de ene kant bevindt zich een slaapkamer en aan de andere kant een woon- en eetkamer. Aan de achtergevel en de zijgevel van de uitbouw zijn openslaande deuren/ramen aangebracht. Daartussen ligt een stuk tuin van 4 meter breed. In de uitbouw is boven de openslaande deuren een stalen balk aangebracht, in de houten skeletwand zijn extra staanders aangebracht op 1.25 meter vanuit het bestaande balkon.
1.8.
Tijdens de VVE vergadering van 2 juli 2017 is opnieuw gesproken over de wensen en mogelijkheden voor de uitbreiding van de balkons van [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] [eigenaren appartement 1] hebben daarbij te kennen gegeven hun balkon 2 meter te willen uitbreiden. [eigenaren appartement 2] hebben gezegd dat zij zoveel mogelijk willen uitbreiden, zonder dat de privacy van alle betrokkenen in het geding komt. [verzoekers] zouden dit met de architect, de constructeur en de aannemer gaan bespreken.
1.9.
[verzoekers] hebben bij e-mail van 7 juli 2017 aan de overige VVE-leden geschreven dat de uitkomst van overleg met de architect, aannemer en constructeur is:
(…)
 het dakterras kan met 125 cm worden verlengd vanaf het einde van jullie huidige balkon waarmee je op een bruto balkon van +/- 230 cm komt.
 Er volgt nog een exacte berekening van de constructeur hiervoor; hij kijkt of het mogelijk is om te verlengen naar 140 cm ivm dragende delen en dakconstructie.
 Dus 125 cm is wat constructie betreft zeker, 140 cm onzeker.
 Uiteraard kunnen de exacte maten iets afwijken, in de plus of de min afhankelijk van pui en de houten zijbalustrade van de balkons.
 We hebben de aannemer gevraagd zsm een prijsopgave te maken van de extra constructieve kosten en zullen jullie deze doorsturen.
(…)
1.10.
Op 10 juli 2017 heeft [verzoeker 1] bij e-mail geschreven:
Zojuist heb ik de kostenraming voor de constructieve voorbereiding van de uitbreiding van de balkons met +/- 125 cm in diepte ontvangen van de aannemer. (…) Kunnen jullie uiterlijk morgen (…) laten weten of jullie dit willen zodat wij de aannemer de opdracht kunnen geven om voor jullie de voorbereidingen voor een dakterras te maken. (…)
1.11.
In antwoord op de hiervoor genoemde e-mail heeft [lid vve 1] geschreven:
Wij (ook nr. [adres 2] ) gaan akkoord met uitbreiding balkons.
1.12.
Op 19 december 2017 heeft aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] aan [verzoekers] het volgende bericht:
(…)
In de uitbouw is boven de openslaande deuren een stalen balk aangebracht en in de houten skeletwand zijn extra staanders aan gebracht op 1,25 m vanuit het bestaande balkon. De uitbouw mag alleen belast worden met een vrij dragende constructie op de bouw muren van de uitbouw.
1.13.
In de (concept)notulen van de VVE vergadering op 6 februari 2018 staat dat ter sprake is gekomen dat er een omgevingsvergunning is aangevraagd “voor het plaatsen van balkonhekken op de uitbouw tnv het vergroten van de balkons van [adres 1] en [adres 2] ”. [verzoekers] hebben laten weten het niet netjes te vinden dat dit buiten hun medeweten is gebeurd en hebben gemeld dat het balkon niet verder kan worden uitgebouwd dan 1.25 meter, voor het mogelijk maken waarvan destijds constructieve maatregelen zijn genomen. [verzoekers] geven goedkeuring aan een uitbouw van de balkons tot 1.25 meter, maar wel afhankelijk van hoe het hekwerk eruit komt te zien. In de notulen staat dat de vergadering heeft besloten dat er zal worden gewacht op een beslissing op de aangevraagde omgevingsvergunning, dat er onderzocht zal worden wat binnen de redelijkheid kan en wat constructief mogelijk is en dat het uiteindelijk ontwerp ter besluitvorming aan de VVE vergadering zal worden voorgelegd.
1.14.
[eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] hebben op 27 maart 2018 een omgevingsvergunning verkregen van de Gemeente voor een balkonverlenging van 2.50 meter, gemeten vanaf de vlakke achtergevel van het hoofdgebouw. In de omgevingsvergunning is bepaald dat gegevens met betrekking tot de constructie minimaal drie weken voordat met het desbetreffende onderdeel wordt gestart, ter goedkeuring moeten worden ingediend. Er mag niet worden gestart met de werkzaamheden voordat de gegevens zijn goedgekeurd.
1.15.
[verzoekers] hebben tegen het afgeven van de omgevingsvergunning een bezwaarschift ingediend.
1.16.
Op 30 januari 2019 heeft de VVE toestemming verleend aan [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] voor een balkonuitbreiding van 2.50 meter. [verzoekers] hebben tegen gestemd.
1.17.
Bij e-mail van 15 maart 2019 heeft de door [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] ingeschakelde architect [naam architekt 1] aan de architect van [verzoekers] , [naam architekt 2] , geschreven:
(…) De aannemer geeft aan dat er op 1,25 buiten het bestaande balkon extra staanders zijn aangebracht, en boven de grote gevelopeningen een stalen balk. Dat betekent dan toch dat er rekening is gehouden bij de uitvoering met de belasting van een dakterras? Verder geeft de aannemer aan dat de dakterrassen zelfdragend moeten zijn (dus van bouwmuur tot bouwmuur). Is dat zo of zijn de dakbalken zodanig berekend dat het dakterras er direct bovenop kan liggen? (…)
1.18.
[naam architekt 2] heeft bij e-mail van 15 maart 2019 geantwoord:
Er is rekening gehouden met een dakterras inderdaad. Het dak is sterk genoeg om een dakterras direct te dragen.
1.19.
Op 30 maart 2019 heeft [lid vve 1] bij e-mail aan [naam architekt 1] gevraagd:
(...)De architect zegt dat een dakterras kan maar hij zegt niets over de afmeting. Is het nu dat het dak een terras van 2.50 m aan kan? Kun jij dit bevestigen?
1.20.
[naam architekt 1] heeft bij e-mail van 1 april 2019 geantwoord:
Ja, dat kan ik bevestigen, de belasting op het dakterras wordt door de balken naar de zijwanden gevoerd die het uiteindelijk dragen. Omdat er boven de gevelopening een stalen balk zit kan dat deel van de gevel het dakterras ook goed dragen, die balk voert de belasting weer af naar links en rechts van de opening.

Beoordeling

Bevoegdheid en procesinleiding
2. [verzoekers] stellen primair dat de inhoud van het Besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt vereist, reden waarom vernietiging van het Besluit wordt verzocht. Subsidiair voeren [verzoekers] aan dat het Besluit is genomen in strijd met artikel 5:50 BW en dus ook in strijd met het Reglement en daarom nietig is.
3. Artikel 94 lid 2 Rv bepaalt dat, indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d Rv, deze vorderingen alle door de kantonrechter worden behandeld en beslist voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Dit geldt tevens voor verzoeken. Het primaire verzoek tot vernietiging van het Besluit behoort tot de bevoegdheid van de kantonrechter, zodat de kantonrechter zich ook bevoegd acht op het subsidiair verzochte te beslissen.
4. Een klacht inzake de nietigheid van een besluit dient te worden voorgelegd in een dagvaardingsprocedure. Hoewel strikt genomen sprake is van een verkeerde rechtsingang, zal de kantonrechter - gezien art. 69 Rv - beide kwesties behandelen zonder eerst het bevel te geven het verzoek tot nietigverklaring om te zetten in een vordering tot nietigverklaring teneinde daarop vervolgens bij vonnis te beslissen. Daarmee is in de gegeven omstandigheden geen redelijk doel gediend, mede gezien het belang van betrokkenen om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de juridische status van het Besluit.
5. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter bevoegd is van beide verzoeken kennis te nemen en er geen reden is het subsidiair verzochte op de voet van art. 71 Rv te verwijzen naar de sector civiel.
Ontvankelijk?
6. De VVE heeft allereerst het verweer gevoerd dat [verzoekers] niet ontvankelijk zijn, omdat al bij besluit van 23 april 2017 toestemming is gegeven voor uitbouwen met dakterrassen. Op grond daarvan heeft [verzoekers] een uitbouw gerealiseerd, zonder dat nadere besluitvorming over maatvoering, ontwerp, detaillering etcetera heeft plaatsgevonden. Op basis van dit besluit kunnen [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] overgaan tot uitbouw van de balkons. Vernietiging van het Besluit zal dit niet verhinderen.
7. Dit verweer slaagt niet. De notulen van de vergadering van 23 april 2017 bevatten namelijk geen besluit over de aan te leggen dakterrassen.
Besluit vernietigbaar want in strijd met redelijkheid en billijkheid?
8. Volgens [verzoekers] wordt met het Besluit toestemming verleend aan een handeling of het scheppen van een situatie die civielrechtelijk onrechtmatig is, omdat daarmee het burenrecht (artikel 5:50 BW) wordt geschonden. Het is immers niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf balkons te hebben, voor zover deze uitzicht geven op dit erf. De VVE heeft dit ten onrechte niet in de besluitvorming betrokken. De bezwaren van [verzoekers] bestaan eruit dat bij de uitvoering van het Besluit inbreuk wordt gemaakt op de privacy van [verzoekers] , de lichtinval in de woning van [verzoekers] neemt af en het uitzicht (omhoog) wordt belemmerd.
9. De VVE voert daartegen aan dat de appartementen van [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] zich op hetzelfde perceel bevinden als het appartement van [verzoekers] Als er al een erfgrens is, dan bevindt die zich in het midden van het erf van [verzoekers] De geplande balkons bevinden zich in dat geval op ruim twee meter van die erfgrens, zodat toestemming ex artikel 5:50 BW niet nodig is. Bovendien waren alle belangen bekend en zijn alle argumenten meegewogen. Het is een gevolg van de door [verzoekers] gemaakte keuze bij het ontwerp van de uitbouw, dat er mogelijk inkijk ontstaat en dat door de plaatsing van balkonhekken de lichtinval en het uitzicht omhoog veranderen. [verzoekers] wisten echter dat er dakterrassen zouden komen op de uitbouw. In ruil voor de dakterrassen hebben [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] ingestemd met de gewenste uitbouw. Van onrechtmatige hinder is geen sprake. De gekozen constructie maakt een dakterras van 2.50 meter mogelijk. Over de gehele lengte van de uitbouw is een stalen draagconstructie gemaakt.
10. Het beroep op strijd met artikel 5:50 en 5:37 BW leidt niet tot vernietiging van het Besluit. Daargelaten de vraag waar in dit geval de erfgrens ligt, vaststaat dat [verzoekers] toestemming hebben gegeven voor uitbreiding van de balkons tot dakterrassen op hun uitbouw, in ieder geval tot een diepte van 1.25 meter. Op de tekeningen, die in april 2017 door [verzoekers] aan de VVE zijn verstrekt, staan ook dakterrassen. [verzoekers] hebben hun aannemer verzocht de constructie van de uitbouw daarvoor aan te passen. Duidelijk is dat partijen vervolgens onvoldoende overleg met elkaar hebben gevoerd over de uitvoering van hun plannen. [verzoekers] hebben wel ontwerptekeningen aan de VVE getoond van de voorgenomen uitbouw, maar zij zijn begonnen aan de bouw zonder dat besluitvorming over de maatvoering van de dakterrassen heeft plaatsgevonden. Er is hierover weliswaar e-mailcontact geweest, in verband met de voorbereidende werkzaamheden (weergegeven onder 1.9 tot en met 1.11), waarbij [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] hebben ingestemd met het voorstel van [verzoekers] tot balkonuitbreiding, maar de VVE heeft in haar verweerschrift en ter zitting naar voren gebracht dat deze instemming moet worden gezien in het licht van de tijdsdruk (zij had nog geen dag de tijd om te beslissen over de door [verzoekers] voorgestelde uitbreiding van het balkon) en de – achteraf onjuist gebleken – mededeling van [verzoekers] dat een uitbreiding van het balkon van meer dan 1.25 meter niet mogelijk was omdat er een dakraam zou komen. [verzoekers] hebben weersproken dat [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] onder tijdsdruk een beslissing diende te nemen, maar zij hebben niet gereageerd op de stelling van de VVE dat de door [eigenaren appartement 1] . en [eigenaren appartement 2] gegeven toestemming verband hield met een dakraam. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] , anders dan dat [verzoekers] stellen, geen onvoorwaardelijke toestemming hebben gegeven voor een balkonuitbreiding van maximaal +/- 1,25 meter.
11. [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] hebben vervolgens, zonder nader overleg met [verzoekers] , een omgevingsvergunning aangevraagd voor op de uitbouw te realiseren dakterrassen, met een verlenging van 2.50 meter. Bij het door [verzoekers] gekozen ontwerp van de uitbouw, de u-vorm, is het echter onvermijdelijk dat er vanaf de dakterrassen inkijk is in de tuin en de uitbouw, of die nu 1.25 meter of 2.50 meter diep zijn. Ook kan het niet anders dan dat het zicht omhoog anders wordt en is niet uitgesloten dat het hekwerk om de balkons in enige mate van invloed is op de lichtinval. [verzoekers] hebben onvoldoende aangetoond dat zij daardoor hinder zullen ervaren in een mate of op een wijze die onrechtmatig is. Op de vraag wat met betrekking tot de geuite bezwaren het verschil is tussen een balkon over 1.25 meter en een balkon over 2.50 meter van de uitbouw, hebben [verzoekers] geantwoord dat een groter dakterras andere mogelijkheden heeft in het gebruik, met name qua hoeveelheid mensen en waar die mensen dan gaan zitten. Dit bezwaar is echter onvoldoende zwaarwegend en maakt niet dat de inhoud van het Besluit daarom in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
12. [verzoekers] hebben ook aangevoerd dat de uitbouw constructief ongeschikt is voor een balkonuitbreiding van meer dan 1.25 meter, zodat bij uitvoering van het Besluit schade te verwachten is aan de constructie van de uitbouw. Een redelijk handelend VVE had daarmee rekening moeten houden en zou dan niet tot hetzelfde besluit zijn gekomen. Het feit dat de uitbouw constructief ongeschikt is voor een balkonuitbreiding van meer dan 1.25 meter hebben zij van hun architect, aannemer en constructeur vernomen en volgt ook uit de verklaring van aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] die zij als productie 6 hebben overgelegd (weergegeven onder 1.12), aldus [verzoekers]
13. De VVE betwist dat de constructie ongeschikt is voor een dakterras van 2.50 meter. De VVE heeft een rapport van ir. [naam architekt 2] overgelegd over de constructieve berekening van de dakterrassen, gedateerd 27 februari 2018, waaruit volgens haar blijkt dat een uitbreiding van 2.50 meter constructief geen probleem is. Zij verwijst ook naar e-mailcorrespondentie van deze architect met de door [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] ingeschakelde architect [naam architekt 1] (weergegeven onder 1.17 tot en met 1.20), waarin dit volgens haar wordt bevestigd. Verder heeft de VVE naar voren gebracht dat uit de verklaring van aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] , waarnaar [verzoekers] verwijzen, niet volgt dat een balkonuitbreiding van meer dan 1.25 niet mogelijk is. De bouwmuren van de uitbouw lopen verder door dan 1.25 meter en dat kan dus ook gelden voor een daarop geplaatst dakterras, aldus de VVE.
14. De kantonrechter overweegt hierover het volgende. Indien de gewenste uitbreiding van de balkons vanwege de constructie een gevaar oplevert, is de inhoud van het Besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dat door de constructie de gewenste uitbreiding een gevaar oplevert, hebben [verzoekers] echter onvoldoende aangetoond. Hun eigen architect en aannemer hebben dit niet zo expliciet gezegd als [verzoekers] stellen. De door [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] ingeschakelde architect ziet, na raadpleging van de architect van [verzoekers] , geen bezwaren voor de uitvoering. De gemachtigde van [verzoekers] heeft in zijn pleitnota wel een aantal vraagtekens geplaatst bij de conclusie van Eckhardt in zijn e-mail van 1 april 2019 (weergegeven onder 1.20), maar het ligt op de weg van [verzoekers] om gemotiveerd te onderbouwen dat hun uitbouw constructief ongeschikt is voor een balkonverlenging van meer dan 1.25. Dat hebben zij tegenover de gemotiveerde betwisting van de VVE onvoldoende gedaan. [verzoekers] wordt daarom niet gevolgd in hun standpunt dat het Besluit vernietigbaar is, omdat de balkonuitbreiding van meer dan 1.25 constructief niet mogelijk is. Overigens zal de Gemeente de constructie nog moeten goedkeuren, voordat [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] mogen starten met de uitvoering van de werkzaamheden aan het dakterras.
Besluit vernietigbaar wegens misbruik van bevoegdheid?
15. [verzoekers] hebben aangevoerd dat het Besluit door de wijze van totstandkoming vernietigbaar is in de zin van artikel 2:15 BW. De bezwaren van [verzoekers] zijn tijdens de vergadering niet besproken en [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] hebben hun meerderheidsstem misbruikt, zodat dit misbruik van bevoegdheid oplevert.
16. De VVE heeft daar tegen in gebracht dat de bezwaren van [verzoekers] bekend waren en wel zijn meegenomen bij de besluitvorming, ook al staat dat niet in de notulen. [verzoekers] hebben tijdens de vergadering hun standpunt kunnen toelichten.
17. De kantonrechter kan uit de beknopte notulen niet opmaken hoe de discussie over de uitbreiding van de dakterrassen tijdens de vergadering waarin het Besluit is genomen is gevoerd en welke argumenten [verzoekers] tegen het verzoek om toestemming voor een balkonuitbreiding van meer dan 1.25 meter hebben aangedragen. Dat wil echter nog niet zeggen dat de belangen van [verzoekers] niet zijn meegewogen. [verzoekers] hebben al eerder aan de VVE-leden laten weten dat zij geen uitbreiding van meer dan 1.25 meter wensen. Ook zijn de privacyaspecten al eerder ter tafel gekomen, zo blijkt bijvoorbeeld uit de notulen van de VVE-vergadering op 2 juli 2017. En ook over (de vorm van) het hekwerk is al eerder gesproken, op de VVE-vergadering van 6 februari 2018. Het enkele feit dat [eigenaren appartement 1] en [eigenaren appartement 2] - die een zelfde belang hebben bij het Besluit - in de meerderheid zijn, is onvoldoende om misbruik van recht te kunnen aannemen.
Besluit nietig?
18. Volgens [verzoekers] is het Besluit nietig omdat het is genomen in strijd met het volgens het Reglement van toepassing zijnde artikel 5:50 BW en (daarom) met het Reglement zelf. Hiervoor (rov. 10 en 11) is al besproken waarom van strijd met artikel 5:50 BW geen sprake is. Dit argument lijdt daarom niet tot nietigheid van het Besluit.
19. Daarnaast hebben [verzoekers] aangevoerd dat het Besluit nietig is wegens strijd met artikel 14 van het Reglement. Het door [verzoekers] gestelde gevaar dat de balkonuitbreiding waartoe de VVE heeft besloten aan de constructie en de hechtheid van de uitbouw en daarom van het Gebouw oplevert, is hiervoor (rov. 14) al aan de orde geweest. Nu dit gevaar niet kan worden vastgesteld, is het Besluit niet in strijd met artikel 14 van het Reglement en dus niet nietig.
Conclusie
20. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat zowel het primair als het subsidiair door [verzoekers] verzochte wordt afgewezen.
21. Bij deze uitkomst van de procedure, zal [verzoekers] in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de verzoeken af;
veroordeelt [verzoekers] in de proceskosten die aan de zijde van VVE tot op heden begroot worden op € 461,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [verzoekers] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van de beschikking, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [verzoekers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking hebben voldaan en betekening van de beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.