ECLI:NL:RBAMS:2019:6344

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
13/701257-19 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hard- en softdrugs

Op 28 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 mei 2019 in Amsterdam en [woonplaats] in totaal 3425 pillen MDMA en 7411 gram hennep in zijn woning had. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. Na het horen van de verdediging, die pleitte voor vrijspraak van de hasjiesj, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor het aanwezig hebben van hasjiesj, maar dat de andere feiten wel bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overwoog dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat de verdachte medeverantwoordelijk is voor de criminaliteit die voortvloeit uit drugshandel. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor een opiumfeit. De uitspraak werd gedaan na een zitting op 14 augustus 2019, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan de verdachte, met uitzondering van enkele voorwerpen die aan het verkeer moesten worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701257-19 (Promis)
Datum uitspraak: 28 augustus 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
gedetineerd in het ‘Justitieel Complex Zaanstad’ te Westzaan.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 14 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V.C. van der Velde, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort weergegeven – op neer dat verdachte:
Een hoeveelheid MDMA aanwezig heeft gehad;
Een hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad;
Een hoeveelheid hennep en hasjiesj aanwezig heeft gehad.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hoeveelheid hennep en hasjies zoals onder 3 tenlastegelegd. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het aangetroffen materiaal niet is getest, waardoor niet kan worden gezegd dat sprake is van hennep en hasjiesj. Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd.

3.3. Het oordeel van de rechtbank

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1. op 9 mei 2019 te [woonplaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres] , 3425 pillen van een materiaal bevattende MDMA;
2. op 9 mei 2019 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 76 gram hennep;
3. op 9 mei 2019 te [woonplaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres] , een hoeveelheid van ongeveer 7411 gram hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straf

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met proeftijd van 2 jaren.
5.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte al behoorlijk is gestraft. Zo is verdachte onder meer zijn huis – waar zijn kinderen ook op bezoek kwamen en verbleven – kwijtgeraakt. Nu verdachte daarnaast niet eerder is veroordeeld voor een opiumfeit, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met een taakstraf van 160 uren, passend.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid harddrugs en softdrugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de oriëntatiepunten die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. In deze oriëntatiepunten wordt voor het aanwezig hebben van harddrugs (zoals MDMA) in een hoeveelheid van tussen de 1000 en 1500 gram, door een
first offender, uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. Voor het aanwezig hebben van softdrugs (zoals hennep) in een hoeveelheid van tussen de 5000 en 10000 gram, wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
In het reclasseringsrapport wordt de kans dat verdachte wederom de fout ingaat als gemiddeld tot hoog ingeschat. Deze kans is in de visie van de reclassering te beperken door verdachte deel te laten nemen aan een ambulant behandeltraject, gericht op het verkrijgen van inzicht in risicosituaties, keuzemomenten en vaardigheden. Verdachte heeft op de zitting echter laten weten dat hij geen hulp of begeleiding nodig heeft, omdat hij heeft geleerd van zijn fouten. Hij ziet het daarom ook niet zitten om mee te werken aan reclasseringstoezicht.
Daarom, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, zonder bijzondere voorwaarden.

6.Beslag

Onder verdachte zijn inbeslaggenomen de goederen vermeldt op de beslaglijst die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht.
6.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de voorwerpen onder nummer 2, 5, 15 en 21 dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De overige voorwerpen, met uitzondering van de personenauto die reeds is teruggegeven aan de leasemaatschappij, moeten worden geretourneerd aan verdachte.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht alle inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte te retourneren.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen goederen vermeldt op de beslaglijst behoren aan verdachte toe en dienen terug te worden gegeven aan verdachte.
Nu niet is komen vast te staan dat de goederen 2, 5, 15 en 21 verband houden met de bewezenverklaarde strafbare feiten, dienen deze goederen niet te worden onttrokken aan het verkeer maar te worden teruggegeven aan verdachte. Deze goederen duiden mogelijk op handel in verdovende middelen maar dat feit staat niet op de tenlastelegging.
Hoewel de auto wellicht al is teruggegeven aan de leasemaatschappij neemt de rechtbank hier toch een beslissing tot teruggave op, nu de auto wel op de beslaglijst staat.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen vermeldt op de beslaglijst die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 augustus 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.