ECLI:NL:RBAMS:2019:6329

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4448
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van een leerling na verwijdering door gedragsproblemen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van een leerling, [kind], en de Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel. De ouders hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de stichting om hun kind per 25 augustus 2019 van school te verwijderen vanwege gedragsproblemen. De ouders hebben de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat [kind] niet van school verwijderd mag worden totdat er een beslissing op hun bezwaar is genomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [kind] sinds zijn start op de basisschool in groep 1 begeleiding heeft ontvangen vanwege gedragsproblemen. Ondanks eerdere positieve ontwikkelingen, zijn de gedragsproblemen in groep 5 toegenomen, wat heeft geleid tot de aanmelding voor speciaal onderwijs. De ouders zijn van mening dat de basisschool nog niet alle mogelijkheden heeft benut om in de onderwijsbehoefte van hun kind te voorzien en willen dat hij de kans krijgt om op de basisschool te blijven.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van [kind] zwaarder weegt dan het belang van de stichting. Hij heeft besloten dat [kind] tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van de ouders naar de basisschool mag blijven. De stichting is ook verplicht om het griffierecht aan de ouders te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan met inachtneming van de zorgvuldigheid die vereist is bij het verwijderen van een leerling van school, vooral in situaties van handelingsverlegenheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4448

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

en

Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Brussee).
Verzoeker is de vader van [kind] , geboren op [geboortedatum] . Partijen worden hierna de ouders (van [kind] ) en de stichting genoemd.

Procesverloop

Met het besluit van 28 juni 2019 heeft de stichting [kind] per 25 augustus 2019 verwijderd van [de basisschool] (het verwijderingsbesluit).
De ouders van [kind] hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Zij hebben daarnaast op
21 augustus 2019 de voorzieningenrechter gevraagd te bepalen dat [kind] niet verwijderd mag worden van [de basisschool] zolang nog niet op het bezwaar is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2019. De ouders van [kind] zijn verschenen. Namens de stichting zijn verschenen haar gemachtigde, [directeur] , directeur van [de basisschool] , en [beleidsmedewerker] , beleidsmedewerker bij de stichting.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1
[kind] is in het schooljaar 2015/2016, toen hij vier jaar oud was, begonnen in groep 1 van [de basisschool] . In maart 2016 is [kind] bij de Opvoedpoli aangemeld vanwege driftbuien, zowel thuis als op school, kinderen pijn doen en slecht luisteren. Gelet op de intelligentie van [kind] is in overleg met de ouders besloten om groep 2 over te slaan en hem vervroegd naar groep 3 te laten gaan. Volgens de Opvoedpoli was [kind] daar goed op zijn plaats. Het ging goed met hem in de klas, de driftbuien waren afgenomen en hij luisterde beter naar zijn ouders. De behandeling is in februari 2017 positief afgesloten.
1.2
Sinds groep 1 wordt [kind] begeleid door een Begeleider Passend Onderwijs (BPO), mevrouw [begeleidster] . Zij observeert [kind] in de klas, ondersteunt de leerkracht en schrijft de handelingsplannen. De BPO is tot op heden betrokken bij [kind] . Het laatste half jaar is [kind] begeleid door een zorgstudent.
1.3
In groep 4 werd [kind] door zijn ouders aangemeld bij [praktijk] [1] voor begeleiding thuis, omdat hij het zijn ouders zeer moeilijk maakte. Deze begeleiding is inmiddels gestopt vanwege het ontbreken van budget. Op school ging het goed in groep 4, al heeft zijn juf terugkijkend aangegeven dat [kind] veel energie van haar vroeg.
1.4
Van het begin van schooljaar 2018/2019 (groep vijf) zijn de gedragsproblemen van [kind] weer toegenomen. Vanaf groep 5 worden andere eisen gesteld aan leerlingen (werkhouding, uitbreiden zelfstandig werken, sociale interactie) en de vraag is of [kind] hieraan kan voldoen. Op 21 december 2018 heeft de stichting [kind] aangemeld bij het Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Amsterdam Diemen (het Samenwerkings-verband) met de vraag of hij in aanmerking komt voor een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs. Op het moment van de aanmelding bevatte het dossier nog te weinig informatie om een beeld van de onderwijsbehoeften te kunnen vormen. Deze informatie is op 27 april 2019 door de stichting aan het Samenwerkingsverband verstrekt. Daarnaast is door twee deskundigen [2] een deskundigenadvies geformuleerd.
1.5
Uit deze adviezen blijkt dat [kind] ondanks extra ondersteuning zowel binnen als buiten de klas, onvoldoende vooruitgang op verschillende ontwikkelingsgebieden laat zien. De indruk bestaat bij de deskundigen dat [kind] sociaal-emotioneel maar ook op het gebied van werkhouding wordt overvraagd omdat hij sociaal-emotioneel nog erg jong is. Beide deskundigen zijn van oordeel dat [kind] gelet op zijn onderwijsbehoefte baat heeft bij een duidelijke, gestructureerde setting die het speciaal onderwijs (cluster 4 PI) hem kan bieden.
Volgens de eerste beoordelaar heeft [de basisschool] alles gedaan wat in haar vermogen lag om [kind] te ondersteunen, maar is zij nu handelingsverlegen. De tweede beoordelaar is echter gelet op het wisselende beeld van de afgelopen jaren en de informatie van de ouders, van mening dat nog niet alle mogelijkheden binnen het regulier onderwijs zijn benut. De in dat kader voorgestelde optie om groep vijf te doubleren, blijkt voor zowel school als de ouders niet een wenselijke optie te zijn.
1.6
Het Samenwerkingsverband heeft met het besluit van 17 juni 2019 [kind] een toelaatbaarheidsverklaring toegekend waarmee hij geplaatst kan worden op een school voor speciaal onderwijs.
Wat willen de ouders
2. De ouders van [kind] willen dat de voorzieningenrechter bepaalt dat [kind] op [de basisschool] mag blijven in elk geval totdat het onderzoek bij [de instelling] [3] naar de gedragsproblemen van [kind] is afgerond. De ouders hebben op 22 augustus 2019 een intakegesprek gehad bij [de instelling] en daarbij is hen gezegd dat dit onderzoek ongeveer twee maanden in beslag zal nemen. De ouders zijn enorm geschrokken van de verwijzing naar het speciaal onderwijs. Zij hebben twee scholen voor speciaal onderwijs bezocht en vinden dat [kind] daar niet thuishoort. Volgens de ouders heeft [de basisschool] nog niet al zijn mogelijkheden benut om in de onderwijsbehoefte van [kind] te voorzien. Zij willen dat hij nog een kans krijgt. [kind] is niet ingeschreven op een andere school dan [de basisschool] . Als hij op maandag 26 augustus 2019, de eerste dag van het nieuwe schooljaar, niet naar [de basisschool] mag, komt hij thuis te zitten.
Wat wil de stichting
3. De stichting heeft besloten om [kind] van school te verwijderen omdat de school handelingsverlegen is. De school kan niet voorzien in de onderwijsbehoefte van [kind] en hij trekt een te zware wissel op het onderwijzend personeel. [kind] heeft één op één begeleiding nodig om hem tot leren aan te zetten. Daarin kan wel voorzien worden in het speciaal onderwijs. Zij hebben twee scholen voor speciaal onderwijs bereid gevonden om [kind] te plaatsen.
Beoordeling geschil
4.1
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) beroepsprocedure niet.
4.2
De bevoegdheid om een leerling van school te verwijderen is een discretionaire bevoegdheid van de stichting. Dit betekent dat de voorzieningenrechter een besluit tot verwijdering terughoudend toetst en beoordeelt of de stichting in dit geval in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. Bij verwijdering van een leerling van school dient de grootst mogelijke zorgvuldigheid te worden betracht, zeker waar het gaat om verwijdering vanwege handelingsverlegenheid. Daarbij dienen de belangen van [kind] en die van [de basisschool] tegen elkaar te worden afgewogen.
4.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [kind] in deze kwestie zwaarder weegt dan het belang van de stichting. De voorzieningenrechter acht het niet gewenst dat [kind] op 26 augustus 2019 niet naar school gaat en thuis komt te zitten. Zoals de ouders op de zitting hebben toegelicht, is [de instelling] gestart met onderzoek naar de gedragsproblemen van [kind] . Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de diagnostiek maar ook naar de onderwijsbehoefte van [kind] en welke hulp of begeleiding voor hem het beste is. Dit kan betekenen dat [kind] naar een andere school of naar het speciaal onderwijs wordt verwezen maar ook dat hij met extra begeleiding en ondersteuning (vanuit [de instelling] ) op [de basisschool] kan blijven. De voorzieningenrechter is het eens met de ouders van [kind] dat een verwijzing naar speciaal onderwijs op dit moment voorbarig is. Gelet op deze stand van zaken dient het belang van [kind] bij het tussentijds zoveel mogelijk vermijden van onrust en zijn belang om niet thuis te zitten zwaarder te wegen dan het belang van [de basisschool] die stelt niet (meer) in de onderwijsbehoefte van [kind] te kunnen voorzien. In dat kader acht de voorzieningenrechter ook van belang dat hoewel [kind] veel aandacht vraagt niet is gebleken dat zijn gedrag dermate storend is dat zijn klasgenoten hieronder lijden. De voorzieningenrechter realiseert zich dat deze uitspraak extra inzet van leerkracht(en) en de schoolleiding vraagt om in de onderwijsbehoefte van [kind] te voorzien. Gelet echter op de duur van de overzienbare onderzoeksperiode bij [de instelling] van ongeveer twee maanden, acht de voorzieningenrechter deze inzet niet dusdanig dat de genoemde belangen van [kind] daarvoor zouden moeten wijken.
Conclusie
5.1
Gelet op deze stand van zaken wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe. Het verwijderingsbesluit wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van de ouders. Dit betekent dat [kind] vanaf 26 augustus 2019 naar [de basisschool] mag.
5.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de stichting het door de ouders betaalde griffierecht aan hen vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het verwijderingsbesluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar;
- draagt de stichting op het betaalde griffierecht van € 174,- aan de ouders te
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier. De beslissing is op 23 augustus 2019 om 18.00 uur telefonisch aan partijen meegedeeld. De uitspraak is op 26 augustus 2019 op schrift gesteld en bekend gemaakt aan partijen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.[psycholoog] , GZ-psycholoog [praktijk] .
2.Eerste beoordelaar [onderwijsadviseur] , psycholoog/onderwijsadviseur en tweede beoordelaar [maatschappelijk deskundige] , maatschappelijk deskundige.
3.Academisch Centrum voor Kinder- en jeugdpsychiatrie.