ECLI:NL:RBAMS:2019:630

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
7100307 CV EXPL 18-16667
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de aansprakelijkheid van een auto-eigenaar voor een parkeerboete opgelegd door Q-Park na 'treintje rijden'

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een auto-eigenaar, hierna aangeduid als [opposant]. De zaak betreft een parkeerboete die Q-Park aan [opposant] had opgelegd voor het zogenaamde 'treintje rijden', waarbij de bestuurder van de auto de parkeergarage verliet zonder een geldig parkeerbewijs te gebruiken. Q-Park vorderde betaling van € 340,50, bestaande uit schadevergoeding en een tarief voor een verloren kaart, na een eerdere verstekvonnis van 14 juni 2018. [opposant] betwistte de vordering en stelde dat hij op de betreffende datum zijn auto had uitgeleend aan een vriendin, die de auto bestuurde en de garage verliet zonder te betalen. De kantonrechter oordeelde dat Q-Park onvoldoende bewijs had geleverd dat [opposant] de bestuurder was en dat er geen rechtsvermoeden bestond dat hij aansprakelijk was voor de boete. Het verzet van [opposant] werd gegrond verklaard, het verstekvonnis werd vernietigd en de vordering van Q-Park werd afgewezen. Q-Park werd veroordeeld in de proceskosten van [opposant].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7100307 CV EXPL 18-16667
vonnis van: 21 januari 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[opposant]

wonende te [woonplaats]
opposant, nader te noemen: [opposant]
gemachtigde: mr. M. Yigitdol
t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Operations Netherlands II B.V.

gevestigd te Maastricht
geopposeerde, nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • de oorspronkelijke dagvaarding van 16 mei 2018 met producties;
  • het verstekvonnis van 14 juni 2018;
  • de dagvaarding in verzet van 19 juli 2018 met producties;
  • het instructievonnis van 13 augustus 2018;
  • de conclusie van antwoord in oppositie met een productie;
  • de conclusie van repliek in oppositie met producties;
  • de rolmededeling van 19 november 2018;
  • de akte uitlating producties aan de zijde van Q-Park;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties waar klanten tegen betaling kunnen parkeren, onder meer de parkeergarage Amsterdamse Poort, gelegen in Amsterdam.
1.2.
In artikel 5.9 van de algemene voorwaarden van Q-Park is opgenomen dat de parkeerder de garage uitsluitend dient te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Doet hij dat niet dan is de parkeerder het zogenaamde “verloren kaart” tarief verschuldigd, te weten één, twee of drie keer het geldende dagtarief van de betreffende parkeergarage, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding van € 300,00 per keer en onverminderd het recht van Q-Park tot het vorderen van overige schade. Dit is ook het geval wanneer zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld de garage wordt verlaten door middel van het zogenoemde treintje rijden (artikel 6.3 van de algemene voorwaarden).
1.3.
Op 8 augustus 2017 heeft de bestuurder van de auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) de auto geparkeerd in deze garage. Het kenteken van de auto staat op naam van [opposant] .
1.4.
Op voornoemde datum om 14:37 uur is de bestuurder de parkeergarage uitgereden zonder dat een geldig parkeerbewijs is gebruikt, door kort achter de voorganger onder de slagboom door te rijden (ook wel: treintje rijden). De auto heeft daarna net na de slagboom in ieder geval 48 seconden stilgestaan. Een en ander is te zien op videobeelden die door Q-Park zijn overgelegd.
1.5.
Q-Park heeft [opposant] gesommeerd € 340,50 (aan schadevergoeding en tarief verloren kaart) te betalen, onder aanzegging van buitengerechtelijke incassokosten indien niet binnen 16 dagen na ontvangst van de brief werd betaald.
1.6.
[opposant] is niet tot betaling overgegaan.

Vordering en verweer in oppositie

2. In deze verzetprocedure vordert [opposant] het verstekvonnis van 14 juni 2018 te vernietigen en Q-Park de vordering alsnog te ontzeggen, met veroordeling van Q-Park in de proceskosten, zowel in het verzet als in de oorspronkelijke procedure.
3. [opposant] betwist kortgezegd dat hij zich op genoemde data op het parkeerterrein van Q-Park bevond en zich schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden.
4. Q-Park heeft haar oorspronkelijke vordering van totaal € 391,58 gehandhaafd en stelt dat [opposant] als bestuurder van de auto in strijd met de met hem gesloten parkeerovereenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden heeft gehandeld en dat hij daarom het dagtarief van € 40,50 en de boete van € 300,00 is verschuldigd. Door niet tijdig te betalen na het ontvangen van de zogenaamde veertiendagenbrief, is [opposant] verder de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, aldus Q-Park.

Beoordeling

5. Vaststaat dat met de auto waarvan [opposant] eigenaar is op 8 augustus 2017 treintje is gereden. Q-Park stelt dat [opposant] op dat moment de bestuurder van de auto was en dat zij daarom met hem de parkeerovereenkomst is aangegaan. Q-Park draagt daarvoor ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast. Zij stelt dat nu [opposant] kentekenhouder van de auto is, hij wordt vermoed de bestuurder van de auto te zijn geweest. [opposant] betwist dat hij die dag de auto bestuurde en voert aan dat hij zijn auto op die dag had uitgeleend aan [naam 1] , zijn vriendin, en een vriendin van haar, genaamd [naam 2] . Bij het verlaten van de parkeergarage bestuurde [naam 2] de auto. Tot verbazing van [naam 1] reed [naam 2] direct achter haar voorganger aan de slagboom voorbij. [naam 2] zou haast hebben en paniekerig zijn geweest, zo vertelde ze daarna aan [naam 1] , die vervolgens is uitgestapt en alsnog de parkeerkosten heeft betaald bij de automaat. Deze betaling is voldaan op 14:39 uur. [opposant] heeft van deze betaling een rekeningafschrift overgelegd.
6. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft Q-Park onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om te kunnen concluderen dat [opposant] de bestuurder van de auto was en dus de parkeerovereenkomst met Q-Park heeft gesloten. Het feit dat [opposant] kentekenhouder van de auto is, dat hij Q-Park niet eerder heeft laten weten dat hij de bestuurder niet was en dat hij de gegevens van de persoon die volgens hem de auto bestuurde niet aan Q-Park heeft verstrekt, is hiervoor in ieder geval onvoldoende. Het gaat hier immers om civielrechtelijke aansprakelijkheid en niet om aansprakelijkheid zoals die bijvoorbeeld voor de kentekenhouder is geregeld in de Wet administratief-rechterlijke handhaving verkeersvoorschriften. Er is anders dan Q-Park betoogt geen sprake van een rechtsvermoeden of een bevrijdend verweer. Verder heeft Q-Park nog weersproken dat [naam 1] na het treintje rijden alsnog voor de auto heeft betaald. Het was volgens Q-Park niet mogelijk om binnen een minuut terug te lopen en de betaling af te ronden. Los van het feit dat uit de beelden niet is op te maken of [naam 1] uit de auto stapt en dat er dus meer tijd zat tussen uitstappen en betaling, heeft Q-Park daarmee de geloofwaardigheid van het betoog van [opposant] niet dusdanig aangetast dat geoordeeld moet worden dat zij wel aan de stelplicht heeft voldaan. Aan het bewijsaanbod van Q-Park wordt dan ook niet toegekomen.
7. Conclusie van het bovenstaande is dan ook dat het verzet gegrond is.
8. Dat betekent dat het verstekvonnis van 14 juni 2018 met kenmerk CV EXPL 18-11431 niet in stand kan blijven en dat het wordt vernietigd. De vordering in oppositie wordt derhalve toegewezen.
9. Q-Park wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van [opposant] , op de kosten van de verzetdagvaarding na, nu deze kosten voor rekening van [opposant] moeten blijven.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis met kenmerk CV 18-11431 dat op 14 juni 2018 tussen partijen is gewezen;
wijst de vordering van Q-Park af;
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [opposant] begroot op € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief BTW;
veroordeelt Q-Park in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 15,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Q-Park niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving is betekend;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter