In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een auto-eigenaar, hierna aangeduid als [opposant]. De zaak betreft een parkeerboete die Q-Park aan [opposant] had opgelegd voor het zogenaamde 'treintje rijden', waarbij de bestuurder van de auto de parkeergarage verliet zonder een geldig parkeerbewijs te gebruiken. Q-Park vorderde betaling van € 340,50, bestaande uit schadevergoeding en een tarief voor een verloren kaart, na een eerdere verstekvonnis van 14 juni 2018. [opposant] betwistte de vordering en stelde dat hij op de betreffende datum zijn auto had uitgeleend aan een vriendin, die de auto bestuurde en de garage verliet zonder te betalen. De kantonrechter oordeelde dat Q-Park onvoldoende bewijs had geleverd dat [opposant] de bestuurder was en dat er geen rechtsvermoeden bestond dat hij aansprakelijk was voor de boete. Het verzet van [opposant] werd gegrond verklaard, het verstekvonnis werd vernietigd en de vordering van Q-Park werd afgewezen. Q-Park werd veroordeeld in de proceskosten van [opposant].