In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van brandstichting, maar is hij wel schuldig bevonden aan bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 september 2018 in een psychiatrische kliniek, waar de verdachte opzettelijk brand zou hebben gesticht door een kartonnen urinoir in brand te steken. De rechtbank oordeelde dat er geen gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar was, omdat de brand zich niet kon verspreiden naar andere ruimtes en er geen bewijs was dat er andere goederen in de cel waren die vlam konden vatten. De verdachte ontkende de brand te hebben gesticht en zijn verdediging stelde dat het opzet ontbrak. De rechtbank verwierp deze verweren en concludeerde dat de verdachte de brand opzettelijk had gesticht.
Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor bedreiging van twee personen op 24 juli 2018. De rechtbank achtte deze bedreigingen bewezen op basis van de aangiften van de slachtoffers, die elkaar ondersteunden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was vanwege een ziekelijke stoornis, namelijk schizofrenie, die zijn geestvermogens beïnvloedde ten tijde van de feiten. De rechtbank volgde het advies van de psychiater en psycholoog om de verdachte voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen, gezien het risico op recidive en de gevaarlijkheid van de verdachte voor zichzelf en anderen. De rechtbank besloot de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging voor het bewezen verklaarde feit van brandstichting, maar legde wel de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op.