ECLI:NL:RBAMS:2019:6229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
13-751546-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke feiten in Polen

Op 22 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 22 januari 2019 door het District Court in Koszalin, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1983, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 8 augustus 2019, waarbij de opgeëiste persoon, de officier van justitie en zijn raadsvrouw aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon is eerder veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar en tien maanden, waarvan nog één jaar, negen maanden en 29 dagen resteert. De rechtbank heeft geoordeeld dat de informatie in het EAB duidelijk is en dat de opgeëiste persoon zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De raadsvrouw heeft betoogd dat er mogelijk sprake is van een omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toe te staan, op basis van de vastgestelde feiten die onder Nederlands recht als diefstal door twee of meer verenigde personen kwalificeren. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: : 13/751546-19
RK nummer: 19/3836
Datum uitspraak: 22 augustus 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 juni 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 januari 2019 door the District Court in Koszalin II Criminal Department, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 augustus 2019. De opgeëiste persoon is ter zitting aanwezig. Gehoord zijn de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. L.F. Bögemann, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon is daarbij bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.2. Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van the Local Court in Koszalin, Polen, van 9 oktober 2013, zaaksnummer: II K 364/13.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren nog één jaar, negen maanden en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Deze gevangenisstraf, zo blijkt uit de in het EAB onder F opgenomen informatie, is aanvankelijk voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd voor de duur van vier jaren.
Op 6 april 2017 heeft the Local Court in Koszalin de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gelast omdat de opgeëiste persoon zich niet had gehouden aan de hem bij het vonnis van 9 oktober 2013 gestelde voorwaarden.
Standpunt raadsvrouwDe raadsvrouw heeft gesteld dat sprake zou kunnen zijn van de omzetting van een eerder opgelegde taakstraf in vervangende hechtenis en niet van een last tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op hetgeen de opgeëiste persoon heeft verklaard, namelijk dat hem een voorwaardelijke straf voor de duur van 18 maanden en een taakstraf van 300 uur was opgelegd. Indien het inderdaad om een omzetting gaat komt de rechter die daarover heeft geoordeeld een discretionaire bevoegdheid toe en zou de weigeringsgrond van artikel 12 OLW in de weg kunnen staan aan overlevering, nu de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de beslissing tot omzetting en zich hiertegen niet heeft kunnen weren. Zij heeft de rechtbank verzocht hier onderzoek naar te laten doen.
Oordeel rechtbankDe rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer niet slaagt.
De informatie in het EAB is duidelijk en spreekt van het overtreden van voorwaarden door de opgeëiste persoon, reden waarom de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf is gelast. De stelling dat het hier een andere straf betreft en een andere beslissing dan vermeld staan in het EAB is niet onderbouwd en de rechtbank ziet geen aanleiding om hierover informatie in te winnen.
Het vonnis betreft de feiten zoals die als volgt zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB (de Engelse vertaling van onderdeel e) is later nagezonden):
I. On the night of 28/29 January 2013 in Darlowo, [adres 1] , acting together and in collaboration with another established individual, in order to obtain material gains, after smashing the window in a stained glass window he broke into “ [naam bar] ” where he took with the aim of appropriation: 80 0,5-litre bottles of beer of different brands, 5 kg of frozen flatfish, two tins of beans, one tin of pork hock worth in total PLN 300 by which he acted to the detriment of [persoon 1] and [persoon 2] i [persoon 3] in Warsaw.
II. In the period from 19 to 22 February 2013 in Darlowo at [adres 2] , acting together and in collaboration with other established individuals in order to obtain material gains after cutting a bar protecting a window, with an unestablished tool, and after smashing the window he broke into “ [naam restaurant] ” fish and chip restaurant where he took with the aim of appropriating: 30kg of salmon medallions, 18kg of smoked trout cut-offs, 10 litres of “Marlibo” cole cooking oil, 10kg of Mcaine French fries, 10 items of trays with smoked salmon, 15kg of fresh salmon, 20kg of smoked salmon cut-offs, a Propane-Butane gas cylinder, 100 items of beer 0,6-litre cans of different brands, a metal 30-litre beer container i.e. property worth in total PLN 2000 by which he acted to the detriment of [persoon 4] .

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor de toets van dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat aan deze voorwaarde is voldaan. Beide feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, moet de overlevering worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the District Court in Koszalin II Criminal Department, Polen.
Aldus gedaan door
mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2019.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.