Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
.
Rechtbank Amsterdam
Op 11 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in een strafzaak waarbij de verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, zich in een situatie bevond waarin zijn geestvermogens vermoedelijk gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord waren. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij niet langer door zijn raadsvrouw, mr. B. van Straaten, wenst te worden bijgestaan en dat hij zijn eigen verdediging wil voeren. Echter, mr. B. van Straaten heeft haar zorgen geuit over de toestand van de verdachte en heeft aangegeven bereid te zijn om de verdediging te voeren indien de rechtbank oordeelt dat de verdachte niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen.
De rechtbank heeft op basis van de beschikbare stukken, waaronder recente psychiatrische en psychologische rapportages, en het gedrag van de verdachte tijdens de zitting, geconcludeerd dat er een vermoeden bestaat dat de geestvermogens van de verdachte ziekelijk gestoord zijn. Dit vermoeden leidt tot de conclusie dat de verdachte niet in staat is om zijn belangen in het strafproces adequaat te behartigen. Daarom heeft de rechtbank besloten om mr. B. van Straaten als raadsman aan de verdachte toe te voegen, conform artikel 509c van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft tevens bepaald dat de verdachte niet opnieuw zijn raadsvrouw terzijde kan schuiven of afstand kan doen van zijn recht op rechtsbijstand. De raadsvrouw is verplicht om op te treden, ongeacht de wensen van de verdachte. Deze beslissing is genomen en uitgesproken ter terechtzitting van 11 juli 2019 door de voorzitter en de rechters, in aanwezigheid van de griffier.