3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
[X] No, the person did not appear in person at the trial at the hearing, as a result of which the ruling was made
(…) .
1. Should answer ‘no’ be marked please indicate which of the below circumstances take place:
(…)
b. the person concerned was not summoned in person but was otherwise officially informed of the date and place of the hearing, which led to rendering of a decision, which explicitly allows to assume that he/she was notified of the appointed hearing, and was also informed that a decision may be rendered in absentia, should he/she fail to appear at a hearing.
(…)
2. Should answer in point 1.b, 1.c or 1.d above be marked, please provide in which way the condition in question was met:
The mentioned person was not present at the main hearing, as a result of which the above judgement was rendered. However, he had been notified of it and informed of the possibility of rendering a judgement, by means of correspondence sent to the address indicated in the preparatory proceedings. The accused did not collect the consignment. On the grounds ofart. 133 of the Code of Penal Procedure and art. 139 of the Code of Penal Procedure, the consignment is regarded as served. On the grounds of art. 374 1 of the Code of Penal Procedure, the Court decided to conduct the hearing in the absence of the accused, who had been appropriately summoned to the hearing yet failed to appear without providing any justification, considering the absence of the accused as not obligatory. The judgement has not been challenged.
The convict is eligible to lodge a motion for reopening of the above-mentioned proceedings, on the ground of the provision indicated below of article 540 b of Code of Penal Procedure. The convict is also eligible to make an application for reinstatement of the term to lodge a motion for justification of the judgement and an appeal, pursuant to art. 126 of the Code of Penal Procedure.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de behandeling van zijn zaak en niet in kennis is gesteld van het vonnis, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd, omdat:
(i) niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de behandeling van zijn zaak en
(ii) de verstrekte verzetgarantie niet onvoorwaardelijk is.
De rechtbank deelt het standpunt van de verdediging en de officier van justitie en stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de gegeven garantie niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. Uit het EAB volgt niet dat deze garantie onvoorwaardelijk is, nu daarin wordt verwezen naar de procedure van artikel 540b van het Poolse wetboek van strafvordering. Volgens vaste rechtspraak van de rechtbank (onder meer de uitspraak van 26 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5806) kan de mogelijkheid van een verzoek om hernieuwde behandeling ex artikel 540b van het Poolse wetboek van strafvordering niet gelden als een garantie in de zin van artikel 12, sub d, OLW.