ECLI:NL:RBAMS:2019:6198

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
13/751517-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 Overleveringswet in verband met niet-onvoorwaardelijke verzetgarantie

Op 20 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 14 juni 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 3 maart 2019 door de District Court in Wrocław, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland.

De behandeling van de vordering vond plaats op 6 augustus 2019, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C.A. Schulpen, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering niet kan plaatsvinden op basis van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis in Polen. De rechtbank oordeelt dat de garantie die is gegeven in het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW, omdat deze niet onvoorwaardelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering moet worden geweigerd, aangezien het EAB niet voldoet aan de wettelijke vereisten.

De beslissing is genomen door de voorzitter, mr. C.A. van Dijk, en de rechters mrs. C. Klomp en A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van de griffier, mr. J.B.C. van der Veer. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751517-19
RK nummer: 19/3672
Datum uitspraak: 20 augustus 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 juni 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 maart 2019 door de
District Court in Wrocław(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentie adres] te [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 augustus 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te ‘s‑Gravenhage en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and binding judgement of the Regional Court for Wrocław-Śródmieścievan 10 februari 2017 (referentie: II K 973/16)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van een jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog één jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
[X] No, the person did not appear in person at the trial at the hearing, as a result of which the ruling was made
(…) .
1. Should answer ‘no’ be marked please indicate which of the below circumstances take place:
(…)
b. the person concerned was not summoned in person but was otherwise officially informed of the date and place of the hearing, which led to rendering of a decision, which explicitly allows to assume that he/she was notified of the appointed hearing, and was also informed that a decision may be rendered in absentia, should he/she fail to appear at a hearing.
(…)
2. Should answer in point 1.b, 1.c or 1.d above be marked, please provide in which way the condition in question was met:
The mentioned person was not present at the main hearing, as a result of which the above judgement was rendered. However, he had been notified of it and informed of the possibility of rendering a judgement, by means of correspondence sent to the address indicated in the preparatory proceedings. The accused did not collect the consignment. On the grounds ofart. 133 of the Code of Penal Procedure and art. 139 of the Code of Penal Procedure, the consignment is regarded as served. On the grounds of art. 374 1 of the Code of Penal Procedure, the Court decided to conduct the hearing in the absence of the accused, who had been appropriately summoned to the hearing yet failed to appear without providing any justification, considering the absence of the accused as not obligatory. The judgement has not been challenged.
The convict is eligible to lodge a motion for reopening of the above-mentioned proceedings, on the ground of the provision indicated below of article 540 b of Code of Penal Procedure. The convict is also eligible to make an application for reinstatement of the term to lodge a motion for justification of the judgement and an appeal, pursuant to art. 126 of the Code of Penal Procedure.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de behandeling van zijn zaak en niet in kennis is gesteld van het vonnis, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat:
  • i) niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de behandeling van zijn zaak en
  • ii) de verstrekte verzetgarantie niet onvoorwaardelijk is.
De rechtbank deelt het standpunt van de verdediging en de officier van justitie en stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de gegeven garantie niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. Uit het EAB volgt niet dat deze garantie onvoorwaardelijk is, nu daarin wordt verwezen naar de procedure van artikel 540b van het Poolse wetboek van strafvordering. Volgens vaste rechtspraak van deze rechtbank (onder meer de uitspraak van 26 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5806) kan de mogelijkheid van een verzoek om hernieuwde behandeling ex artikel 540b van het Poolse wetboek van strafvordering niet gelden als een garantie in de zin van artikel 12, sub d, OLW.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, is sprake van een weigeringsgrond die aan de overlevering in de weg staat. De overlevering dient te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
District Court in Wrocław(Polen).
Aldus gedaan door
mr. C.A. van Dijk voorzitter,
mrs. C. Klomp en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 augustus 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.