3.4.Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019088102-1 van 28 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] , met bijlage, doorgenummerde pagina 1-8.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Op 28 april 2019 omstreeks 19 uur ben ik op de Industrieweg 9 te Duivendrecht slachtoffer geworden van een straatroof. Een van de daders heeft mij met zijn elleboog op de linkerkant van mijn kaak geraakt. Ik heb daar nu pijn aan mijn kaak van. Ik ben met mijn auto naar de autowasstraat Happy Duck gegaan. Op het moment dat ik kwam aan rijden was het daar erg druk. Aan mijn linkerzijde stond een lichtblauwe Seat. Bij de Seat waren twee personen. Ik zal ze volgt omschrijven. Ik zal beginnen met dader 1, ik heb begrepen dat hij [dader 1] heet. Ik heb zijn naam en telefoon nummer na het incident gekregen van een getuige. [dader 1] is ook de dader die geweld tegen mij heeft gebruikt. Dader 2: dit was de chauffeur van de Seat. Deze dader heeft uiteindelijk mijn portemonnee gepakt uit de deur van mijn auto. De chauffeur van de Seat was zijn auto aan het stofzuigen. Ik zag dat [dader 1] erbij stond maar wat hij aan het doen was heb ik niet gezien. Ik ben op de parkeerplaats gaan staan en ik was nog steeds aan het bellen. [dader 1] kwam meteen naar mij toe en heeft mijn bril van mijn neus opgepakt. Meteen daarna kreeg ik van [dader 1] zijn rechter elleboog een stoot op mijn linkerkaak. Het was met flinke kracht en zeer opzettelijk gericht naar mij toe. [dader 1] heeft mij toen vastgepakt. De andere man heeft toen mijn portemonnee uit de deur gepakt. Ik zag dat de andere man mijn pasjes uit mijn portemonnee haalde en vervolgens mijn portemonnee in de richting van mijn deur gooide. Toen hij gooide met mijn portemonnee viel al het geld eruit. Ik had namelijk 1460 euro in mijn portemonnee. Al mijn pasjes inclusief mijn rijbewijs, Nederlandse en Ghanese, zaten in deze portemonnee. Creditkaart, bankpassen van ING en ABN Amro waren allemaal weggenomen uit de portemonnee. Op het moment dat al het geld uit mijn portemonnee op de grond viel liet [dader 1] mij los en is het geld op gaan rapen.
Ik ben uit mijn auto gestapt en wilde een foto met mijn telefoon maken van het kenteken van de auto. Doordat de chauffeur heel hard naar achter reed moest ik aan de kant springen en kon ik geen foto maken. Als ik niet aan de kant was gesprongen dan wszeker tegen mij aangereden.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019088102-6 van 5 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , met bijlagen, doorgenummerde pagina 24-47.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de vordering werden door Happy Duck de camerabeelden van de auto wasplaats en de stofzuigerplaatsen beschikbaar gesteld. Ik zag op de beelden van de wasplaats op 28 april 2019 een blauwe auto van het merk Seat achteruit de wasplaats in reed. Ik zag dat het kenteken van deze auto [kenteken 2] betrof. Ik zag dat de bestuurder uitstapte en de auto waste. De bestuurder zal verder in dit verhaal NN2 worden genoemd. Ik zag dat op de beelden van de stofzuigplaatsen dezelfde blauwe Seat parkeerde. Ik zag dat NN2 uitstapte. Ik zag vervolgens dat de bijrijder uit de blauwe Seat stapte (NN1). Terwijl NN1 uit de auto stapte zag ik dat er een grijze Volkswagen Golf station het terrein op reed, de betrof de auto van het slachtoffer. Het leek erop alsof NN1 en NN2 contact met elkaar hadden. Ik zag dat na dit contactmoment NN2 ook in de richting van de auto van het slachtoffer keek. Ik zag dat om 18:58:31 uur het slachtoffer de deur van zijn auto opende. Ik zag dat NN1 direct weer richting het slachtoffer liep. Ik zag dat NN1 zijn linker arm/hand in de auto stak richting het slachtoffer. Ik zag dat er een worsteling tussen NN1 en het slachtoffer ontstond. Ik zag dat NN1 een korte snelle beweging richting het slachtoffer maakte met zijn linkerarm. Het leek op een stoot of klap. Om 18:58:40 uur voegde NN2 zich bij de worsteling tussen NN1 en het slachtoffer. NN2 gaat links van NN1 staan, NN2 zijn linkerhand bevond zich daardoor ter hoogte van de openstaande autodeur. Daarna zag ik dat NN2 weg liep richting de achterkant van de auto van het slachtoffer. Tegelijkertijd kwam het slachtoffer de auto uit. Ik zag dat NN1 het slachtoffer ter hoogte van zijn arm/zij vast had. Ik zag dat het slachtoffer op de grond viel terwijl hij uit de auto stapte. Terwijl het slachtoffer op de grond viel rende NN2 naar de andere kant van de auto. Ik zag dat NN2 een donker voorwerp over de auto heen gooide in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat het voorwerp op de grond viel, terwijl het voorwerp viel verspreidden er meerdere losse voorwerpen zich over de grond. Ik zag dat NN1 op het voorwerp af liep. Ik zag dat NN1 en NN2 gehurkt de gevallen voorwerpen van de grond af pakten. Ik zag dat NN2 de spullen van de grond pakte en vervolgens richting de bestuurderskant van de blauwe Seat liep. Ik zag dat NN2 aan de bestuurderskant van de blauwe Seat instapte. Om 18:59:10 uur zat NN2 in de blauwe Seat. Ik zag dat het slachtoffer naar de achterkant van de blauwe Seat liep. Ik zag dat de achteruitrijverlichting van de blauwe Seat aanging. Ik zag dat de blauwe Seat achteruit reed terwijl het slachtoffer achter het voertuig stond. Ik zag dat de blauwe Seat versneld achteruit reed in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer weg moest stappen om niet aangereden te worden door de blauwe Seat.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019088102-10 van 2 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pagina 21.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op de beelden van carwash “Happy Duck”, was te zien dat de auto van de verdachten een blauwkleurige Seat betrof voorzien van het kenteken [kenteken 2] . De betrokken auto bleek op naam te staan van mevrouw [naam] . Bij het raadplegen van de politiesystemen bleek er een registratie te zijn opgemaakt op 18 april 2019 waarin was opgetekend dat [naam] een relatie (is van) en kind heeft met [verdachte] . In de politiesystemen heeft [verdachte] een foto die is gemaakt is op 7 februari 2018. Bij het bekijken van deze foto en de bewegende beelden van Carwash Happy Duck en de beelden van sigarenmagazijn “ [naam winkel] ” herken ik [verdachte] voornoemd.
4. Een proces-verbaal van bevindingen aangaande (im)materiële schaderaming met nummer PL1300-2019088102-28 van 28 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , met bijlagen, doorgenummerde pagina 51-59.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van het geldbedrag € 1.460,- heb ik op 21 mei telefonisch contact gehad met de heer [slachtoffer 1] met de vraag of hij aan kon tonen dat dit redelijk aanzienlijke bedrag ook daadwerkelijk in zijn portemonnee had gezeten en niet zomaar ten gunste van hem was opgevoerd. [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij zoveel geld in zijn portemonnee had, omdat hij een rekening van € 1.460,- moest betalen. 460,00 euro in de portemonnee was van hemzelf en daarnaast had hij 1.000,00 euro van een vriend ontvangen. Ik heb [slachtoffer 1] er mee geconfronteerd dat hij in zijn aangifte aan had gegeven dat hij dit geld van zijn broer had gekregen. [slachtoffer 1] vertelde dat hij het geld van een vriend ( [vriend] ) had geleend en deze vriend “broer” noemde. Op 21 mei 2019 ontving ik van het slachtoffer [slachtoffer 1] twee documenten via de mail gerelateerd aan [vriend] die hem het geld had gegeven. Ik heb [slachtoffer 1] verzocht om de contactgegevens van [vriend] zodat ik deze informatie kon verifiëren. [vriend] reageerde: [slachtoffer 1] had hem gevraagd om hen 1.000,00 te lenen. Op 27 mei, de dag na zijn salarisstorting van 26 mei 2019, had hij 1.770,- gepind bij Bijlmerplein 207 en hiervan cash 1.000,00 gegeven aan [slachtoffer 1] .
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van feit 2 en 5 sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring van deze feiten komt.
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019088102-1 van 28 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] , met bijlage, doorgenummerde pagina 1-8.
2. Een proces-verbaal van verhoor van aangever met nummer PL1300-2019088102-7 van 30 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , met bijlagen, doorgenummerde pagina 9-15.
3. Een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [naam winkel] met nummer PL1300-2019088102-9 van 1 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pagina 22-23.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 augustus 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2019199421-4 van 5 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] , doorgenummerde pagina 9-14.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2019199701-3 van 6 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] , met bijlagen, doorgenummerde pagina 27-31.
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 augustus 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.