In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1978, was niet verschenen op de zitting op 14 september 2018, waardoor verstek werd verleend. De officier van justitie, mr. C.H. de Kraker-Koch, heeft de vordering ingediend. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen op 2 mei 2016 en in de periode van 2 juni 2016 tot en met 19 juli 2016 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 2 mei 2016 de politie een melding ontving van een getuige die acht mannen zag goederen inladen in een busje, vermoedelijk bestemd voor een hennepkwekerij. Bij controle van het busje werden goederen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de opzet van een hennepplantage. Daarnaast werd op 19 juli 2016 een doorzoeking uitgevoerd op een adres waar verdachte vermoedelijk een hennepkwekerij aan het opbouwen was. De rechtbank heeft op basis van de verzamelde bewijsmiddelen geoordeeld dat de verdachte wist dat de goederen bestemd waren voor de grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 120 dagen bij niet-naleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.