ECLI:NL:RBAMS:2019:6187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
AMS 19/1194
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en ontbreken besluit

Op 22 februari 2019 ontving de Rechtbank Amsterdam een beroepschrift van eiseres, die in Voorburg woont. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Volgens artikel 8:41 van de Awb is het verplicht voor iemand die beroep instelt om griffierecht te betalen. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 174,-. De griffier stelde eiseres een termijn waarbinnen het griffierecht betaald moest worden. Eiseres ontving op 9 mei 2019 een brief met een betaaltermijn van vier weken en op 7 juni 2019 een tweede betaaltermijn van vier weken. Het griffierecht moest uiterlijk op 5 juli 2019 door de rechtbank zijn ontvangen.

Eiseres heeft echter het griffierecht niet betaald en heeft geen verontschuldiging gegeven voor dit verzuim. De rechtbank concludeert dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarnaast merkt de rechtbank op dat eiseres ook om een andere reden niet ontvankelijk is, omdat zij het besluit waartegen het beroep zich richt, niet heeft ingediend, ondanks een verzoek daartoe op 26 februari 2019. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 20 augustus 2019 door rechter mr. C.A.E. Wijnker, in aanwezigheid van griffier F.F. Rodjan, en werd op dezelfde dag aan partijen bekendgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1194

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Voorburg, eiseres,

Procesverloop

De rechtbank heeft op 22 februari 2019 een beroepschrift van eiseres ontvangen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 174,-. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft eiseres bij brief van 9 mei 2019 een betaaltermijn van vier weken gesteld. In een per aangetekende post verzonden brief van 7 juni 2019 heeft de griffier eiseres een tweede betaaltermijn van vier weken gegeven. Dat betekent dat het griffierecht uiterlijk op 5 juli 2019 door de rechtbank moet zijn ontvangen.
4. Eiseres heeft het griffierecht niet betaald.
5. Eiseres heeft desgevraagd geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. De rechtbank merkt nog op dat ook om een andere reden het beroep niet ontvankelijk is, nu eiseres het besluit waartegen het beroep zich richt, ondanks een verzoek daartoe bij brief van 26 februari 2019, niet heeft ingestuurd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 20 augustus 2019 door mr. C.A.E. Wijnker, rechter, in aanwezigheid van F.F. Rodjan, de griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Coll: F.F.R.
D: C