ECLI:NL:RBAMS:2019:6187
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en ontbreken besluit
Op 22 februari 2019 ontving de Rechtbank Amsterdam een beroepschrift van eiseres, die in Voorburg woont. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Volgens artikel 8:41 van de Awb is het verplicht voor iemand die beroep instelt om griffierecht te betalen. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 174,-. De griffier stelde eiseres een termijn waarbinnen het griffierecht betaald moest worden. Eiseres ontving op 9 mei 2019 een brief met een betaaltermijn van vier weken en op 7 juni 2019 een tweede betaaltermijn van vier weken. Het griffierecht moest uiterlijk op 5 juli 2019 door de rechtbank zijn ontvangen.
Eiseres heeft echter het griffierecht niet betaald en heeft geen verontschuldiging gegeven voor dit verzuim. De rechtbank concludeert dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarnaast merkt de rechtbank op dat eiseres ook om een andere reden niet ontvankelijk is, omdat zij het besluit waartegen het beroep zich richt, niet heeft ingediend, ondanks een verzoek daartoe op 26 februari 2019. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 20 augustus 2019 door rechter mr. C.A.E. Wijnker, in aanwezigheid van griffier F.F. Rodjan, en werd op dezelfde dag aan partijen bekendgemaakt.