ECLI:NL:RBAMS:2019:617

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
13/751954-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Gießen in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 16 november 2018 en werd behandeld op de openbare zitting van 10 januari 2019. De opgeëiste persoon, die zich had laten bijstaan door zijn raadsman en een tolk, betwistte zijn identiteit en de rechtmatigheid van de overlevering. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opgeëiste persoon inderdaad de juiste persoon is, gebaseerd op overeenkomsten in de personalia en vingerafdrukken met de gegevens in het EAB.

De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een arrestatiebevel van het Kantongerecht Gießen. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn geclassificeerd als georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering, ondanks de onschuldverklaring van de opgeëiste persoon, die niet kon aantonen dat hij niet schuldig was aan de feiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgedragen aan de Duitse autoriteiten voor het strafrechtelijk onderzoek dat tegen hem loopt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751954-18
RK-nummer: 18/7820
Datum uitspraak: 24 januari 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 november 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 oktober 2018 door de
Staatsanwaltschaft Gieꞵen(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam 1 opgeëiste persoon] , alias [naam 2 opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboortedag 1] 1999 op [geboorteplaats 1] (Algerije)
alias [geboortedag 2] 1990 te [geboorteplaats 2] (Marokko),
opgegeven verblijfadres [verblijfadres] ,
thans gedetineerd in het [penitentiaire inrichting] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T.P. Schut, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn juiste personalia [naam 1 opgeëiste persoon] geboren op [geboortedag 3] 1999 zijn en dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft.
De raadsman heeft betoogd dat het niet duidelijk is of de overlevering voor de ter zitting verschenen persoon wordt gevraagd. In het EAB wordt namelijk gevraagd om de overlevering van [naam 2 opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag 2] 1990 en de persoon die ter zitting is verschenen heeft verklaard te zijn [naam 1 opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag 3] 1999. Het lijkt er op dat de verkeerde persoon is aangehouden voor de overlevering op basis van dit EAB.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de juiste persoon is aangehouden in verband met de overlevering, waarvan het onderhavige EAB de grondslag is. Uit het onderliggende arrestatiebevel blijkt namelijk dat de opgeëiste persoon in Duitsland ook bekend is onder de naam [naam 1 opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag 1] 1999 respectievelijk [geboortedag 1] 2001 te [geboorteplaats 1] , Algerije. Bovendien blijkt uit het ter zitting overgelegde
Form Mdat de vingerafdrukken van de ter zitting verschenen opgeëiste persoon overeenkomen met de vingerafdrukken van de door de Duitse justitiële autoriteiten verzochte persoon.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het Kantongerecht Gieꞵen van 17 oktober 2018 (510 Gs 401 Js 30522/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam 1 opgeëiste persoon] , alias [naam 2 opgeëiste persoon]aan de
Staatsanwaltschaft Gieꞵenten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.