ECLI:NL:RBAMS:2019:6151

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
13/684068-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met verbreking en voorwaardelijke ISD-maatregel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 30 maart 2019 te Amsterdam een diefstal met verbreking heeft gepleegd. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 11 juli 2019, waar de officier van justitie, mr. E. Broekhof, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Öz, hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van een fiets, waarbij de officier van justitie stelde dat de diefstal bewezen kon worden op basis van de verklaringen van de verbalisant en de aangetroffen bewijsmiddelen. De verdachte ontkende de diefstal en stelde dat hij de fiets legaal had gekocht van een vriend.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig waren en dat de diefstal bewezen kon worden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de fiets had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, door middel van het verbreken van een slot. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtvaardigingsgronden waren en dat de verdachte strafbaar was.

De officier van justitie eiste een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, met bijzondere voorwaarden, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank besloot tot het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel, waarbij de verdachte de kans kreeg om zijn leven te verbeteren met hulp van de reclassering. De rechtbank legde ook specifieke voorwaarden op, waaronder deelname aan gedragsinterventies en behandeling voor verslaving. Het vonnis werd uitgesproken door mr. R.C.J. Hamming, voorzitter, en mrs. B.E. Mildner en Y. Moussaoui, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S.D. van der Heiden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684068-19 (Promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1966,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Broekhof en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Öz naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 30 maart 2019 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Primair : diefstal met verbreking van een fiets;
Subsidiair : poging tot diefstal met verbreking van een fiets;
Meer subsidiair : heling van een fiets.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde diefstal op grond van de bevindingen van de verbalisant kan worden bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting anders verklaard dan eerder tegenover de politie. Zo heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij nooit een sleutel heeft gehad en het slot altijd kapot was, terwijl hij bij de politie heeft verklaard dat hij de sleutel kwijt is geraakt. De verklaring van verdachte is daarom ongeloofwaardig.
Subsidiair heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat, afgaande op de laatste verklaring van verdachte, in ieder geval de schuldheling van de fiets kan worden bewezen. Verdachte heeft naar eigen zeggen de fiets voor een gering bedrag gekocht en het slot was al kapot. Verdachte had op het moment van verkrijgen van de fiets beter moeten weten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft vrijspraak bepleit, omdat het strafdossier te weinig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. Er ontbreekt een aangifte van diefstal van de fiets. Verdachte heeft, anders dan de verbalisant, een aannemelijke verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij de fiets heeft gekocht van een vriend voor € 30,00 en hij kon de fiets tijdens het verhoor goed omschrijven, daaruit blijkt dat het zijn fiets was.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de primair ten laste gelegde diefstal kan worden bewezen. De verbalisant heeft waargenomen dat verdachte voorovergebogen bij de fiets stond en met een voorwerp ter hoogte van het hoefijzerslot grof begon te trekken. Vervolgens zag hij dat verdachte een zilverkleurig stuk ijzer uit het fietsslot trok; het slot was vernield. Daarop trok verdachte de fiets uit het rek en wilde hij met de fiets weglopen, aldus de verbalisant. De foto’s in het dossier onderbouwen de waarnemingen van de verbalisant. Op deze foto’s is te zien dat het slot is vernield zoals de verbalisant heeft verklaard. Dat het ontbrekende deel van het slot niet is gevonden, doet daar niet aan af. Bij verdachte zijn bovendien verschillende soorten fietsgereedschap aangetroffen.
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting, dat de fiets van hem was en niet op slot stond, acht de rechtbank onder deze omstandigheden niet geloofwaardig. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de fiets niet aan verdachte maar aan een ander toebehoort.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 30 maart 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets (merk Gazelle), toebehorende aan een ander, waarbij verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van een slot.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het rapport van 8 juli 2019 geadviseerd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen ISD-maatregel op te leggen, omdat het geen verkapte gevangenisstraf mag worden. Verdachte heeft al 3,5 maand in voorlopige hechtenis doorgebracht en de raadsvrouw verzoekt een straf op te leggen gelijk aan de voorlopige hechtenis.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 12 juni 2019 van Tactus Verslavingszorg, opgemaakt door mevrouw R. Mohr (Mohr). Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er is sprake van een delictpatroon van vermogensdelicten en in de laatste jaren meer specifiek fietsendiefstallen. Betrokkene is op basis van zijn justitiële documentatie ISD-waardig. Betrokkene voldoet ook aan de ‘zachte’ criteria die worden gesteld aan het opleggen van een ISD-maatregel. Verschillende vormen van hulpverlening zijn aangeboden, maar hebben niet de gewenste gedragsverandering als resultaat gehad.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van 8 juli 2019 van Mohr. Dit rapport houdt -zakelijk weergegeven- onder meer het volgende in:
Op 5 juli 2019 heeft er opnieuw een gesprek plaatsgevonden met betrokkene. In dat gesprek geeft hij aan dat hij bereid is om mee te werken aan begeleiding door de reclassering. Betrokkene is tijdens dit reclasseringsgesprek opener over zijn drugsgebruik. Doordat betrokkene hulp heel lang heeft afgehouden, is een behandeling niet van de grond gekomen. Betrokkene zegt nu gemotiveerd te zijn voor een gedragsverandering en hulp om daartoe te komen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 12 juni 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan onderhavig feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens voornoemd uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte zowel in het verleden als na zijn aanhouding in deze zaak te kennen heeft gegeven niet mee te zullen werken aan begeleiding door de reclassering. Reden waarom de reclassering aanvankelijk, in haar rapport van 12 juni 2019, concludeerde dat verdachte voldeed aan zowel de harde als zachte ISD-criteria en adviseerde tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Uit het rapport van 8 juli 2019 en uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte, anders dan voorheen, gemotiveerd is om mee te werken aan een reclasseringstoezicht en dat hij meer openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn gebruik van verdovende middelen. Verdachte heeft zich ook bereid verklaard mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Hoewel verdachte voldoet aan de ISD-criteria is de rechtbank van oordeel dat, nu verdachte huisvesting en steun vanuit zijn gezin heeft, met een voorwaardelijke ISD-maatregel van de duur van twee jaren verdachte een kans dient te worden geboden zijn leven een positieve wending te geven door hulp en bijstand van de reclassering aan te grijpen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke ISD-maatregel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden stellen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bijzondere voorwaarden te koppelen aan een voorwaardelijke gevangenisstraf omdat dit in het verleden niet tot gedragsverandering heeft geleid en de indruk bestaat dat alleen de voorwaardelijke ISD-maatregel verdachte ertoe kan motiveren om het langdurige patroon van het plegen van delicten te doorbreken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38p en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door middel van verbreking
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel
tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die maatregel
nietin mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; en,
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich na drie dagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch een afspraak maakt bij Inforsa Reclassering Amsterdam op het telefoonnummer 020-5905800. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
2. actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijltraining 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. zich ambulant laat behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die door of namens de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat met een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
4. werkt mee aan controles ten aanzien van drugsgebruik. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Indien de reclassering het geïndiceerd acht, zal veroordeelde zich geheel onthouden van drugsgebruik; en,
5. zich houdt aan aanwijzingen van en afspraken met de reclassering, voor zolang zij dit nodig acht.
Geeft aan de reclassering opdracht toezicht te houden op en hulp en steun aan veroordeelde te bieden bij de naleving van de voorwaarden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. B.E. Mildner en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.