ECLI:NL:RBAMS:2019:6150

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
13/260844-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van winkeldiefstal en belediging met positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte

Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 18 december 2018 in Amsterdam beschuldigd werd van winkeldiefstal en belediging. De verdachte, geboren in 1970 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van etenswaren ter waarde van 4,75 euro van een Albert Heijn en het beledigen van een beveiligingsmedewerker. Tijdens de zitting op 11 juli 2019 heeft de officier van justitie, mr. R.A. Bosman, een gevangenisstraf van 90 dagen geëist, waarvan 77 dagen voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, pleitte voor een mildere straf gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder soortgelijke feiten heeft gepleegd en dat er sprake is van problematisch middelengebruik en psychiatrische problematiek. Echter, de rechtbank heeft ook positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte geconstateerd, zoals een verblijf bij het Leger des Heils, waar hij stabiel functioneert en geen nieuwe contacten met justitie heeft gehad. Gezien deze verbeteringen heeft de rechtbank besloten om af te wijken van de eis van de officier van justitie en heeft zij de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zonder voorwaardelijke straf.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en eenvoudige belediging, en heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 266 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter mr. R.C.J. Hamming was, samen met mrs. W.M.C. van den Berg en Y. Moussaoui. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2019.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/260844-18 (Promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
feitelijk verblijvende bij het Leger des Heils, Zandvoortseweg 211, 3741 BE [plaatsnaam] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Bosman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.M. Seth Paul naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 18 december 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
diefstal van etenswaren bij winkelbedrijf Albert Heijn; en,
belediging van [naam] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage II vervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 18 december 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen etenswaren ter waarde van 4,75 euro, toebehorend aan winkelbedrijf Albert Heijn, locatie [adres 2] en,
Ten aanzien van feit 2:
op 18 december 2018 te Amsterdam opzettelijk [naam] in het openbaar mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "fucking neger" en "ik neuk je moeder".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om - gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte - de eis van de officier te matigen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en belediging van een beveiligingsmedewerker. Dit zijn vervelende en overlast gevende feiten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 29 mei 2019 blijkt dat verdachte zich vaker schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten. Verder blijkt uit het reclasseringsadvies van 1 februari 2019 dat bij verdachte sprake is van problematisch middelengebruik, psychiatrische problematiek (diagnose schizofrenie) en een verstandelijke- en fysieke beperking. Daarnaast is verdachte ongewenst vreemdeling, waardoor hij geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. Het vooruitzicht op een betere leefsituatie leek op dat moment erg somber. De reclassering heeft gelet op het voorgaande in februari 2019 geadviseerd tot het opleggen van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft ter terechtzitting mevrouw L.M. de Graaf, maatschappelijk werkster bij het Leger des Heils in [plaatsnaam] als deskundige gehoord. Uit haar verklaring is gebleken dat de situatie van verdachte aanzienlijk is verbeterd. Nadat verdachte uit de voorlopige hechtenis is gekomen, heeft hij een verblijfplek gevonden bij het Leger des Heils in [plaatsnaam] waar hij op basis van een CAK-contract voor onbepaalde tijd kan verblijven en waar hij stabiel functioneert. Verdachte kan daar zowel ’s nachts als gedurende de dag verblijven en hij kan deelnemen aan activiteiten. Hierdoor heeft verdachte kennelijk enige houvast gevonden en sindsdien is niet gebleken van nieuwe contacten met justitie. Gelet op bovengenoemd reclasseringsadvies is de rechtbank positief verrast door deze ontwikkelingen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank ziet namelijk geen meerwaarde in een deels voorwaardelijke straf nu verdachte vooral handelt vanuit een impuls en niet goed stil staat bij de mogelijke gevolgen en zal deze daarom ook niet opleggen. Bovendien is, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht afdoende.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 266 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal;
Ten aanzien van feit 2:
eenvoudige belediging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
13 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.
[...]