In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 31 maart 2019 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 25 juli 2019 uitspraak gedaan na een terechtzitting op 11 juli 2019. De officier van justitie, mr. A. van de Venn, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. B. van Straaten. De tenlastelegging omvatte het slaan, duwen en vastpakken van het slachtoffer, wat leidde tot letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij enkel wilde stoeien, daadwerkelijk de intentie had om pijn te veroorzaken. De getuigenverklaringen ondersteunden de beschuldigingen, en de rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet als stoeien konden worden gekwalificeerd.
De rechtbank heeft ook de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen. Twee Pro Justitia-rapportages, opgesteld door psychiater M.M. Sprock en psycholoog R.A. Sterk, concludeerden dat de verdachte leed aan een bipolaire stoornis en dat hij ten tijde van het delict in een acute manische episode verkeerde. Hierdoor was de verdachte niet in staat om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank volgde het advies van de deskundigen en oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, maar dat hij wel een gevaar voor anderen vormde zonder behandeling.
De rechtbank heeft besloten om de verdachte voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen, met als doel behandeling en stabilisatie van zijn geestelijke gezondheid. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.