ECLI:NL:RBAMS:2019:6149

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
13/076435-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 31 maart 2019 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 25 juli 2019 uitspraak gedaan na een terechtzitting op 11 juli 2019. De officier van justitie, mr. A. van de Venn, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. B. van Straaten. De tenlastelegging omvatte het slaan, duwen en vastpakken van het slachtoffer, wat leidde tot letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij enkel wilde stoeien, daadwerkelijk de intentie had om pijn te veroorzaken. De getuigenverklaringen ondersteunden de beschuldigingen, en de rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet als stoeien konden worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft ook de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen. Twee Pro Justitia-rapportages, opgesteld door psychiater M.M. Sprock en psycholoog R.A. Sterk, concludeerden dat de verdachte leed aan een bipolaire stoornis en dat hij ten tijde van het delict in een acute manische episode verkeerde. Hierdoor was de verdachte niet in staat om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank volgde het advies van de deskundigen en oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, maar dat hij wel een gevaar voor anderen vormde zonder behandeling.

De rechtbank heeft besloten om de verdachte voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen, met als doel behandeling en stabilisatie van zijn geestelijke gezondheid. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/076435-19 (Promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat verdachte en de raadsvrouw, mr. B. van Straaten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 maart 2019 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans tenminste éénmaal,
- in/op/tegen de wang en/of het oog, althans het gezicht van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen,
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam),
- ( met kracht) die [slachtoffer] bij de keel/hals/luchtpijp vast te pakken en/of vast te houden en/of de keel/hals/luchtpijp dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen, omdat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn of letsel bij de aangever. Verdachte heeft slechts willen stoeien met aangever. Dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Verdachte zou vervolgens de indruk hebben gehad dat aangever, die jiujitsu uitoefent, het op zijn knie gemunt had en hij reageerde daarop.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen. Voor zover verdachte heeft verklaard dat hij geen opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn of letsel en slechts aan het stoeien was met aangever overweegt de rechtbank als volgt. Aangever heeft verklaard dat verdachte vaker stoeibewegingen maakte, maar dat aangever altijd heeft geweigerd hierin mee te gaan. Verdachte heeft aangever bij zijn kraag gepakt en naar achter geduwd, waardoor aangever is gevallen op een stoel. Verdachte heeft hem daarna proberen te slaan. Aangever is toen op de grond terecht gekomen, waarna hij door verdachte werd geslagen. Ook hield verdachte aangever hardhandig vast bij zijn kraag, waardoor aangever het gevoel kreeg gewurgd te worden. De getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte slaande bewegingen naar het gezicht van aangever en trappende bewegingen naar aangever maakte. Naar het oordeel van de rechtbank duiden de handelingen van verdachte niet op stoeien. Bovendien blijkt uit de verklaring van aangever dat aan het lichamelijk contact dat verdachte met aangever had dat de wederzijdse instemming die stoeien vereist, ontbrak. Bovendien biedt het dossier geen steun voor de beleving van verdachte dat aangever het op zijn knie gemunt had.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 31 maart 2019 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door
- tegen het gezicht van die [slachtoffer] te slaan;
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen waardoor die [slachtoffer] ten val kwam;
- die [slachtoffer] bij de keel vast te pakken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte en motivering van de maatregel

De rechtbank heeft kennisgenomen van de omtrent verdachte opgemaakt rapportage Pro Justitia van 5 juni 2019, opgemaakt door psychiater M.M. Sprock en de rapportage Pro Justitia van 13 juni 2019, opgemaakt door psycholoog R.A. Sterk.
De officier van justitie heeft de rechtbank, met verwijzing naar deze Pro Justitia rapportages, verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.
De raadsvrouw heeft verklaard dat zowel zij als de familie van verdachte zich kunnen vinden in de conclusies en de adviezen van de psychiater en de psycholoog.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet strafbaar is en overweegt daartoe het volgende.
De Pro Justitia-rapportage van psychiater M.M. Sprock houdt onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
Bij betrokkene wordt een ziekelijke stoornis vastgesteld in de vorm van een bipolaire I stoornis en een ernstige stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Er zijn vele aanwijzingen dat betrokkene zich ten tijde van het ten laste gelegde in een acute manische episode bevond. De ziekelijk stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en de gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt betrokkene het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen.
In een manie is betrokkene bekend met een lage frustratietolerantie, impulscontroleproblemen en daaruit voortvloeiende agressieregulatieproblemen. Het cannabisgebruik voorafgaand aan zijn opname lijkt mogelijk een indirecte rol te hebben gespeeld. Betrokkene ervaart cannabis als zelfmedicatie, maar het werkt therapieontrouw in de hand en doet de ernst van de manische symptomen toenemen. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, maar als betrokkene goed wordt ingesteld op medicatie, hij stabiel is en therapietrouw, zal het recidiverisico laag worden. De ernstige psychiatrische problematiek vraagt om een intensieve behandeling door middel van een klinische opname met als doel adequate instelling op medicatie en stabilisatie, met als doel resocialisatie. Geadviseerd wordt om betrokkene in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te nemen in een forensische psychiatrische kliniek. Tijdens de opname zal gekeken moeten worden naar de mogelijkheid om hem te repatriëren.
De Pro Justitia psychologisch rapportage van psycholoog R.A. Sterk houdt onder meer het volgende in, zakelijke weergegeven:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogen in de vorm van een bipolaire stoornis. Er zijn aanwijzingen gevonden voor gebruik van verdovende middelen. Ten tijde van het ten laste gelegde was betrokkende manisch psychotisch gedecompenseerd. Er is een direct en rechtstreeks verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en het tenlastegelegde. Er is sprake geweest van beïnvloeding van de stoornis op de gedragskeuzes en de gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Daarom wordt geadviseerd het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen aan verdachte.
Betrokkene is niet in staat gebleken om zelfstandig verandering te kunnen brengen in de geconstateerd psychische problematiek, daarom wordt de kans op herhaling vanuit psychopathologisch perspectief als hoog ingeschat, indien verdachte niet wordt behandeld. Vanuit forensisch oogpunt is behandeling geïndiceerd. Het advies is om deze behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een maatregel zoals bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, voor de maximale duur van één jaar.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater over en volgt hun advies. Het bewezen geachte kan verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet worden toegerekend. Verdachte dient daarvoor dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verdachte heeft het tenlastegelegde begaan tegenover een medewerker van de kliniek waarin verdachte verbleef vanwege zijn bipolaire stoornis. Het is niet mogelijk gebleken verdachte daar te stabiliseren. Gelet op de inhoud van de voornoemde rapportages acht de rechtbank de kans aanwezig dat verdachte zonder behandeling zal terugvallen in een manische episode en zich – ten gevolge daarvan – wederom schuldig zal maken aan een soortgelijk feit. Op grond van de inhoud van de rapportages is de rechtbank van oordeel dat verdachte, indien hij terugvalt in een manie, gevaarlijk is voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank zal, gelet op wat hiervoor is overwogen, bepalen dat verdachte voor de termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene
niet strafbaaren
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingter zake daarvan.
Gelast dat verdachte,
[verdachte], voor de termijn van
1 (één) jaarin
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. B.E. Mildner en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.
[bijlage]