ECLI:NL:RBAMS:2019:6091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
13/751913-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaken in Polen

Op 15 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 1 augustus 2017 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, was op dat moment gedetineerd in Nederland.

Tijdens de openbare zitting op 1 augustus 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. Hij verklaarde dat zijn personalia correct waren en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB onderzocht, waarin verschillende vonnissen van Poolse rechtbanken worden genoemd, die samen een totale vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden, 8 maanden en 1 jaar en 3 maanden omvatten. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling van een van de vonnissen, maar dat dit geen belemmering vormde voor de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon had weliswaar bezwaren geuit tegen zijn terugkeer naar Polen, maar deze werden niet onderbouwd en werden door de rechtbank als onvoldoende beschouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C. Klomp als voorzitter, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: : 13/751913-19
RK nummer: 19/3682
Datum uitspraak: 15 augustus 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 juni 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 augustus 2017 door
the Court in Kielce(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 augustus 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.J. Troost, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een enforceable judgment:
I. issued by the Court Sąd Rejonowy in Kielce on 21 november 2013 (IX K 614/13);
II. issued by the Court Sąd Rejonowy in Kraków-Podgórze in Kraków on 28 january 2014 (XI K 882/13), it was ordered to execute the previously suspended punishment on the basis of the decision of the Court Sąd Rejonowy in Kielce dated on 27 november 2014 (XIII Ko 6730/14);
III. issued by the Court Sąd Rejonowy in Kielce on 27 march 2014 (IX K 1181/13), it was ordered to execute the previously suspended punishment on the basis of the decision of the Court Sąd Rejonowy in Kielce dated on 27 november 2014 (XIII Ko 6727/14.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de vonnissen I en III hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van I.: 1 jaar en 6 maanden, II.: 8 maanden, III: 1 jaar en 3 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straffen resteren volgens het EAB nog I.: 1 jaar, 2 maanden en 9 dagen, II.: 8 maanden, III.: 1 jaar, 2 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot vonnis II heeft geleid.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon persoonlijk een oproeping heeft ontvangen. Bij brief van 11 juli 2019 van the Court - Sąd Okręgowy - in Kielce is dit nog eens bevestigd.
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de brief van 11 juli 2019 is ondertekend door een familielid van een van de benadeelden. De raadsvrouw heeft aangevuld dat deze er belang bij kan hebben te stellen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de terechtzitting.
De rechtbank acht de bewering van de opgeëiste persoon niet aannemelijk. De opgeëiste persoon heeft dit ook op geen enkele wijze onderbouwd. Gelet op het beginsel van wederzijds vertrouwen acht de rechtbank – evenals de officier van justitie – deze stelling onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de informatie van de Poolse autoriteit. De in dit artikel bedoelde weigeringsgrond is niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
I.: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
II.: diefstal;
III.: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.Overige verweren

De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard bang te zijn om terug te gaan naar Polen. In de gevangenis zou hij gevaar lopen vanwege rivaliserende bendes.
De rechtbank overweegt dat deze stelling van de opgeëiste persoon niet is onderbouwd en ook anderszins niet aannemelijk is geworden. Hetgeen door de opgeëiste persoon is aangevoerd levert geen grond op de overlevering niet toe te staan.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 en 141 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Court in Kielce(Polen).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2019.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.