ECLI:NL:RBAMS:2019:6088

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
13/751346-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet en vereiste van dubbele strafbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 maart 2019 door de Regionale Rechtbank te Krosno in Polen was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd door de Districtsrechtbank te Jasło op 21 september 2016. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Dit artikel stelt dat overlevering niet kan plaatsvinden als de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op de zitting die heeft geleid tot het vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de zitting aanwezig was en dat hij niet op de hoogte was gesteld van de zitting, aangezien de kennisgeving naar een postadres was gestuurd zonder dat hij deze had ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat de overlevering niet kon plaatsvinden, omdat de noodzakelijke voorwaarden voor een geldige veroordeling niet waren nageleefd.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat niet was voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid, wat ook een grond voor weigering van de overlevering is. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de overlevering te weigeren en de overleveringsdetentie op te heffen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C. Klomp, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: : 13/751346-19
RK nummer: 19/3622
Datum uitspraak: 15 augustus 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 juni 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 maart 2019 door de Regionale Rechtbank te Krosno (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 augustus 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een rechtsgeldig vonnis van de Districtsrechtbank te Jasło van 21 september 2016, dossiernummer II K 129/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op de zitting die heeft geleid tot het hiervoor genoemde vonnis.
Uit de door de Poolse autoriteit op 29 juli 2019 verstrekte informatie blijkt verder het volgende.
“The convict did not receive a notice about the date of the sentence hearing personally, but the said notice was sent to the post office at his place of residence and he was notified twice about the possibility of receiving the letter at the post office (…). When the judgement was issued, its copy was also sent to the previously known address in the same mode and after a postal advice sent twice it was not received either.(…) he did nog grant power of attorney to represent him in court proceedings or enforcement proceedings”
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande met de officier van justitie vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. De in dit artikel bedoelde weigeringsgrond is dan ook van toepassing, zodat de overlevering dient te worden geweigerd.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt met de officier van justitie en mede gelet op haar uitspraak van 22 november 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8288, vast dat hieraan niet is voldaan.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Regionale Rechtbank te Krosno (Polen).
HEFT OPde – geschorste – overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2019.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.