ECLI:NL:RBAMS:2019:6088
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet en vereiste van dubbele strafbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 maart 2019 door de Regionale Rechtbank te Krosno in Polen was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd door de Districtsrechtbank te Jasło op 21 september 2016. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Dit artikel stelt dat overlevering niet kan plaatsvinden als de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op de zitting die heeft geleid tot het vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de zitting aanwezig was en dat hij niet op de hoogte was gesteld van de zitting, aangezien de kennisgeving naar een postadres was gestuurd zonder dat hij deze had ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat de overlevering niet kon plaatsvinden, omdat de noodzakelijke voorwaarden voor een geldige veroordeling niet waren nageleefd.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat niet was voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid, wat ook een grond voor weigering van de overlevering is. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de overlevering te weigeren en de overleveringsdetentie op te heffen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C. Klomp, en is openbaar uitgesproken.