ECLI:NL:RBAMS:2019:6087
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon, ingediend door de officier van justitie. De vordering, die dateert van 5 juni 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 22 mei 2019 is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel, België. De opgeëiste persoon, geboren in Albanië en gedetineerd in Nederland, heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn en werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Albanese nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt een internationaal bevel tot aanhouding bij verstek en verzoekt om overlevering ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek naar een feit dat naar Belgisch recht strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), specifiek onder nummer 14, dat betrekking heeft op moord en doodslag, zware mishandeling.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan de onderzoeksrechter in Brussel toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. A.W.C.M. van Emmerik en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.