Op 1 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sinaia Court of First Instance in Roemenië. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 15 mei 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Roemenië, was op dat moment gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats. De behandeling van de zaak vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon heeft vastgesteld en de officier van justitie heeft verzocht om aanvullende informatie over de detentieomstandigheden in Roemenië.
Tijdens de zitting op 28 juni 2019 werd duidelijk dat er geen aanvullende vragen waren gesteld over de detentieomstandigheden, wat leidde tot een aanhouding van de zaak. Op 25 juli 2019 werd de behandeling opnieuw aangehouden in afwachting van antwoorden van de Roemeense autoriteiten. Bij de zitting op 1 augustus 2019 bleek dat de gevraagde informatie nog steeds niet was ontvangen. De officier van justitie gaf aan dat er geen vertrouwen was dat de informatie op korte termijn zou komen en vorderde dat de overlevering werd geweigerd.
De rechtbank overwoog dat er vanaf het begin van de procedure discussie was geweest over de toetsing aan artikel 12 van de Overleveringswet en dat er geen antwoorden waren ontvangen op de gestelde vragen. Gezien het gebrek aan informatie en de tijdsdruk besloot de rechtbank, in overeenstemming met de officier van justitie, de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW. De rechtbank stelde vast dat de overleveringsdetentie was beëindigd en dat er geen gewoon rechtsmiddel openstond tegen deze uitspraak.