ECLI:NL:RBAMS:2019:6084

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
13/751384-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet

Op 1 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sinaia Court of First Instance in Roemenië. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 15 mei 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Roemenië, was op dat moment gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats. De behandeling van de zaak vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon heeft vastgesteld en de officier van justitie heeft verzocht om aanvullende informatie over de detentieomstandigheden in Roemenië.

Tijdens de zitting op 28 juni 2019 werd duidelijk dat er geen aanvullende vragen waren gesteld over de detentieomstandigheden, wat leidde tot een aanhouding van de zaak. Op 25 juli 2019 werd de behandeling opnieuw aangehouden in afwachting van antwoorden van de Roemeense autoriteiten. Bij de zitting op 1 augustus 2019 bleek dat de gevraagde informatie nog steeds niet was ontvangen. De officier van justitie gaf aan dat er geen vertrouwen was dat de informatie op korte termijn zou komen en vorderde dat de overlevering werd geweigerd.

De rechtbank overwoog dat er vanaf het begin van de procedure discussie was geweest over de toetsing aan artikel 12 van de Overleveringswet en dat er geen antwoorden waren ontvangen op de gestelde vragen. Gezien het gebrek aan informatie en de tijdsdruk besloot de rechtbank, in overeenstemming met de officier van justitie, de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW. De rechtbank stelde vast dat de overleveringsdetentie was beëindigd en dat er geen gewoon rechtsmiddel openstond tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751384-19
RK nummer: 19/2987
Datum uitspraak: 1 augustus 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 mei 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 april 2019 door de
Sinaia Court of First Instance(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 juni 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De behandeling van de zaak is aangehouden tot de zitting van 25 juli 2019 om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aanvullende informatie ten behoeve van de toetsing aan artikel 12 OLW en aanvullende informatie over de detentieomstandigheden te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 25 juli 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft op 25 juli 2019 de behandeling geschorst in afwachting van antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit op vragen die door het IRC op 24 juli 2019 zijn gesteld.
De rechtbank heeft op 1 augustus 2019 het onderzoek hervat. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een:
-
detention order no. 315 of April 11, 2019, issued by Sinaia Court of First Instance;
-
final and enforceable court order: judgement in criminal matters no. 88 of 31 October 2018 of the Sinaia Court of First Instance and corrected under the session minutes of 26 November 2018, the judgement being partly annulled on the criminal and civil side and the protocol of clerical error correction being annulled in whole by criminal decision no. 376/11.4.2019 issued by the Ploieşti Court of Appeal – final on the date of issuance(764/310/2017).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid. Tevens staat hierin vermeld dat de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaar en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Ter zitting van 28 juni 2019 heeft de officier van justitie meegedeeld dat geen aanvullende vragen zijn gesteld ten behoeve van de toetsing aan artikel 12 OLW en over de detentieomstandigheden. Zij heeft gesteld dat niet duidelijk is op welke beslissing het EAB ziet. De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te vragen.
Ter zitting van 25 juli 2019 bleek dat de informatie daags voor de zitting was opgevraagd door het IRC, waarop de zaak wederom is aangehouden in afwachting van de antwoorden van de Roemeense autoriteiten.
Ter zitting van 1 augustus 2019 heeft de officier van justitie meegedeeld dat de informatie over de detentieomstandigheden, ook na rappel, niet is ontvangen. Verder heeft zij meegedeeld dat de vragen ten behoeve van de toetsing aan artikel 12 OLW abusievelijk nog helemaal niet zijn gesteld. De officier van justitie heeft gevorderd dat de overlevering wordt geweigerd omdat zij er geen vertrouwen in heeft dat de informatie ten aanzien van beide kwesties op korte termijn zal worden ontvangen. Er is nog geen enkel signaal uit Roemenië gekomen dat op beantwoording wijst.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vanaf de eerste zitting is discussie geweest over de toetsing aan artikel 12 OLW en over de detentieomstandigheden. De vragen waren toen niet gesteld. Om te kunnen beslissen of de detentieomstandigheden in Roemenië in dit geval aanleiding vormen om de beslissing op het overleveringsverzoek uit te stellen zou er antwoord moeten komen op de daarover door het IRC gestelde vragen. Een antwoord daarop wordt echter niet binnen de beslistermijn verwacht. Met betrekking tot artikel 12 OLW zijn zelfs nog helemaal geen vragen uitgezet.
Gelet hierop en op het feit dat anders had moeten worden gehandeld, kiest de rechtbank - met de officier van justitie - voor een pragmatische oplossing en zal zij de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sinaia Court of First Instance(Roemenië).
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 augustus 2019.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.