3.3.Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit en betrekt in haar overwegingen het (bewijs)verweer van de verdediging.
Op 15 april 2017 omstreeks 01:50 uur heeft op de Stadhouderskade ter hoogte van nummer [perceelnummer] in Amsterdam een ongeval plaatsgevonden tussen een naar links afslaande snorscooter, bestuurd door verdachte, en een rechtdoor gaande taxi, bestuurd door [taxichauffeur] .Achterop de snorscooter zaten twee passagiers, te weten [slachtoffer] en [passagier] .Verdachte reed, komend vanuit de richting van de Vondelstraat, op de kruising met de Stadhouderskade in de richting van het Leidseplein.Verdachte is vervolgens het kruispunt overgereden op hetzelfde moment dat de taxi, komende vanuit de richting van het Vondelpark en gaande in de richting van de Overtoom, eveneens het kruispunt overreed.De snorscooter is daarbij voor de taxi terecht gekomen waarna de taxi tegen de rechterkant van de scooter is aangereden.
Twee op de Stadhouderskade aanwezige verbalisanten zien de aanrijding tussen de taxi en de snorscooter gebeuren en zien twee personen door de lucht geslingerd worden en met een klap op het wegdek neervallen. Dit blijken de twee passagiers van verdachte te zijn. Verbalisanten zien dat het rechter onderbeen van [slachtoffer] inwendig geheel van elkaar afgescheiden was en zien een stuk bot en bloed aan het been van [slachtoffer] .In het ziekenhuis blijkt dat [slachtoffer] zijn scheenbeen, kuitbeen en zijn schouder heeft gebroken.Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] als getuige verklaard dat hij direct geopereerd is aan zijn been en dat het herstel zes maanden in beslag heeft genomen.
Zowel de taxichauffeur als de ter plekke aanwezige verbalisanten verklaren dat het stoplicht van de taxichauffeur op groen stond toen deze het kruispunt overreed.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het stoplicht voor zijn rijrichting rood licht uitstraalde toen hij het kruispunt richting het Leidseplein overstak en dat hij die betreffende avond, voordat hij en zijn vrienden besloten om met z’n drieën op de snorscooter te stappen, de nodige alcohol had genuttigd.
Verdachte is direct na het ongeval overgebracht naar het politiebureau waarbij een ademanalyse bij hem is afgenomen. De uitslag van de ademanalyse was 540 ug/1.
Op 13 oktober 2013 is aan verdachte voor de eerste maal een rijbewijs afgegeven.
Oordeel ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of dit verkeersongeval met als gevolg zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer [slachtoffer] aan de schuld – in de zin van artikel 6 WVW – van verdachte te wijten is.
Juridisch kader artikel 6 WVW
Voor het bewijs van schuld aan een aanrijding in de zin van artikel 6 WVW, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd, is vereist dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling daarvan komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Onvoldoende is de enkele omstandigheid dat verdachte de andere verkeersdeelnemer niet heeft gezien terwijl die voor verdachte wel zichtbaar moet zijn geweest.
De rechtbank is gelet op de hiervoor opgesomde redengevende feiten en omstandigheden van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte een voor hem geldend rood verkeerslicht heeft genegeerd en vervolgens zonder te kijken linksaf is geslagen, dit terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank was en twee passagiers achter op de snorscooter vervoerde. Verdachte heeft tijdens het oversteken geen rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers op het kruispunt. Hij heeft de taxi niet gezien, als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dit ongeval is dan ook aan de schuld van verdachte te wijten en zijn rijgedrag kan als zeer onvoorzichtig worden beschouwd. Schuld in de zin van artikel 6 WVW is daarmee bewezen.
Anders dan de raadsman heeft gesteld, kan de omstandigheid dat in de tenlastelegging is opgenomen dat verdachte tegen de taxi is aangereden/aangebotst, niet tot vrijspraak leiden. Uit het dossier en blijkens de verklaring van verdachte zelf volgt tenslotte voldoende duidelijk dat het juist andersom is geweest en dat dus de taxi tegen de snorscooter met daarop verdachte en zijn passagiers is aangereden.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] bij het verkeersongeval heeft opgelopen, aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. In dat verband acht de rechtbank van belang dat het gaat om een open beenbreuk, waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was en waardoor [slachtoffer] zes maanden lang uit de roulatie is geweest.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank merkt daarbij nog het volgende op. Voor wat betreft het feit dat verdachte beginnend bestuurder is, oordeelt de rechtbank dat niet is gebleken dat dit heeft bijgedragen aan het ten laste gelegde gevaarzettende gedrag. Verdachte wordt daarom van dit onderdeel in de tenlastelegging vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor hetgeen is opgenomen met betrekking tot de maximumconstructiesnelheid. Ook van dat onderdeel in de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.