ECLI:NL:RBAMS:2019:6039

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
13/080955-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en negeren van verkeerslichten

Op 1 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 april 2017 betrokken was bij een verkeersongeval op de Stadhouderskade in Amsterdam. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed onder invloed van alcohol en negeerde een rood verkeerslicht, wat leidde tot een aanrijding met een taxi. Bij deze aanrijding raakte een van de passagiers op de snorscooter, genaamd [slachtoffer], zwaar gewond, met onder andere een gebroken scheenbeen en kuitbeen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. De officier van justitie had gerekwireerd tot een gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank weegt mee dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en de schade heeft vergoed. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed en de gevolgen daarvan voor zowel de verdachte als andere weggebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/080955-17 (Promis)
Datum uitspraak: 1 augustus 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.E.A. Duyvendak en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijzigingen op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op of omstreeks 15 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een snorscooter, daarmee rijdende over de Stadhouderskade, zich zodanig, te weten, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk, te weten een gebroken scheenbeen, kuitbeen en schouder, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over Stadhouderskade, komende uit de richting van de Vondelstraat, en gaande in de richting van het Leidseplein,
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
- terwijl de door verdachte bestuurde bromfiets niet voldeed aan het gestelde in artikel 5.6.8 van de Regeling voertuigen (maximumconstructiesnelheid),
- terwijl verdachte onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank,
- terwijl verdachte twee passagiers/bijzitters vervoerde,
en het rode verkeerslicht negeerde,
verdachte is een op de Stadhouderskade gelegen verplicht (snor)fietspad genaderd, welke werd aangegeven middels een in zijn verdachtes rijrichting gekeerd G11 Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
verdachte heeft, in strijd met artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet zoveel mogelijk rechts gehouden en heeft het (snor)fietspad in de tegengestelde richting bereden,
verdachte heeft de rijbaan van de Stadhouderskade bereden,
verdachte heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat de Stadhouderskade vrij was van enig (kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) [taxichauffeur] , die de Stadhouderskade bereed - komende uit de richting van het Vondelpark en gaande in de richting van de Overtoom-, geen voorrang verleend althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor deze bestuurder van een personenauto,
waarna vervolgens verdachte en/of zijn snorcooter tegen die [taxichauffeur] is aangereden en/of aangebotst, waardoor aan [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede of derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet,
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 15 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over Stadhouderskade, komende uit de richting van de Vondelstraat, en gaande in de richting van het Leidselplein,
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
- terwijl de door verdachte bestuurde bromfiets niet voldeed aan het gestelde in artikel 5.6.8 van de Regeling voertuigen (maximumconstructiesnelheid),
- terwijl verdachte onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank,
- terwijl verdachte twee passagiers/bijzitters vervoerde,
en het rode verkeerslicht negeerde,
verdachte is een op de Stadhouderskade gelegen verplicht (snor)fietspad genaderd, welke werd aangegeven middels een in zijn verdachtes rijrichting gekeerd G11 Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
verdachte heeft, in strijd met artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet zoveel mogelijk rechts gehouden en heeft het (snor)fietspad in de tegengestelde richting bereden,
verdachte heeft de rijbaan van de Stadhouderskade bereden,
verdachte heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat de Stadhouderskade vrij was van enig (kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) [taxichauffeur] , die de Stadhouderskade bereed - komende uit de richting van het Vondelpark en gaande in de richting van de Overtoom-, geen voorrang verleend althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor deze bestuurder van een personenauto,
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [taxichauffeur] aangereden en en/of aangebotst, de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 15 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, namelijk als bestuurder van een snorscooter, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, bleek te zijn, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, te weten, 31 oktober 2013, nog geen vijf jaren waren verstreken.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel
“handelen in strijd met artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (..)”. Er is sprake van ernstige schuld aan een verkeersongeval waarbij [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het onder 2 ten laste gelegde kan eveneens bewezen worden, nu uit onderzoek naar voren is gekomen dat verdachte onder invloed was van alcohol toen hij de snorscooter bestuurde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Uit het dossier volgt, anders dan ten laste is gelegd, niet dat verdachte tegen de taxi is aangereden/aangebotst. Tevens kan het gedrag van verdachte niet als (zeer) onvoorzichtig/onoplettend/onachtzaam in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit en betrekt in haar overwegingen het (bewijs)verweer van de verdediging. [1]
Op 15 april 2017 omstreeks 01:50 uur heeft op de Stadhouderskade ter hoogte van nummer [perceelnummer] in Amsterdam een ongeval plaatsgevonden tussen een naar links afslaande snorscooter, bestuurd door verdachte, en een rechtdoor gaande taxi, bestuurd door [taxichauffeur] . [2] Achterop de snorscooter zaten twee passagiers, te weten [slachtoffer] en [passagier] . [3] Verdachte reed, komend vanuit de richting van de Vondelstraat, op de kruising met de Stadhouderskade in de richting van het Leidseplein. [4] Verdachte is vervolgens het kruispunt overgereden op hetzelfde moment dat de taxi, komende vanuit de richting van het Vondelpark en gaande in de richting van de Overtoom, eveneens het kruispunt overreed. [5] De snorscooter is daarbij voor de taxi terecht gekomen waarna de taxi tegen de rechterkant van de scooter is aangereden. [6]
Twee op de Stadhouderskade aanwezige verbalisanten zien de aanrijding tussen de taxi en de snorscooter gebeuren en zien twee personen door de lucht geslingerd worden en met een klap op het wegdek neervallen. Dit blijken de twee passagiers van verdachte te zijn. Verbalisanten zien dat het rechter onderbeen van [slachtoffer] inwendig geheel van elkaar afgescheiden was en zien een stuk bot en bloed aan het been van [slachtoffer] . [7] In het ziekenhuis blijkt dat [slachtoffer] zijn scheenbeen, kuitbeen en zijn schouder heeft gebroken. [8] Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] als getuige verklaard dat hij direct geopereerd is aan zijn been en dat het herstel zes maanden in beslag heeft genomen. [9]
Zowel de taxichauffeur als de ter plekke aanwezige verbalisanten verklaren dat het stoplicht van de taxichauffeur op groen stond toen deze het kruispunt overreed. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het stoplicht voor zijn rijrichting rood licht uitstraalde toen hij het kruispunt richting het Leidseplein overstak en dat hij die betreffende avond, voordat hij en zijn vrienden besloten om met z’n drieën op de snorscooter te stappen, de nodige alcohol had genuttigd. [11]
Verdachte is direct na het ongeval overgebracht naar het politiebureau waarbij een ademanalyse bij hem is afgenomen. De uitslag van de ademanalyse was 540 ug/1. [12]
Op 13 oktober 2013 is aan verdachte voor de eerste maal een rijbewijs afgegeven. [13]
Oordeel ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of dit verkeersongeval met als gevolg zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer [slachtoffer] aan de schuld – in de zin van artikel 6 WVW – van verdachte te wijten is.
Juridisch kader artikel 6 WVW
Voor het bewijs van schuld aan een aanrijding in de zin van artikel 6 WVW, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd, is vereist dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling daarvan komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Onvoldoende is de enkele omstandigheid dat verdachte de andere verkeersdeelnemer niet heeft gezien terwijl die voor verdachte wel zichtbaar moet zijn geweest.
De rechtbank is gelet op de hiervoor opgesomde redengevende feiten en omstandigheden van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte een voor hem geldend rood verkeerslicht heeft genegeerd en vervolgens zonder te kijken linksaf is geslagen, dit terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank was en twee passagiers achter op de snorscooter vervoerde. Verdachte heeft tijdens het oversteken geen rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers op het kruispunt. Hij heeft de taxi niet gezien, als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dit ongeval is dan ook aan de schuld van verdachte te wijten en zijn rijgedrag kan als zeer onvoorzichtig worden beschouwd. Schuld in de zin van artikel 6 WVW is daarmee bewezen.
Anders dan de raadsman heeft gesteld, kan de omstandigheid dat in de tenlastelegging is opgenomen dat verdachte tegen de taxi is aangereden/aangebotst, niet tot vrijspraak leiden. Uit het dossier en blijkens de verklaring van verdachte zelf volgt tenslotte voldoende duidelijk dat het juist andersom is geweest en dat dus de taxi tegen de snorscooter met daarop verdachte en zijn passagiers is aangereden.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] bij het verkeersongeval heeft opgelopen, aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. In dat verband acht de rechtbank van belang dat het gaat om een open beenbreuk, waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was en waardoor [slachtoffer] zes maanden lang uit de roulatie is geweest.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank merkt daarbij nog het volgende op. Voor wat betreft het feit dat verdachte beginnend bestuurder is, oordeelt de rechtbank dat niet is gebleken dat dit heeft bijgedragen aan het ten laste gelegde gevaarzettende gedrag. Verdachte wordt daarom van dit onderdeel in de tenlastelegging vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor hetgeen is opgenomen met betrekking tot de maximumconstructiesnelheid. Ook van dat onderdeel in de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
op 15 april 2017 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een snorscooter, daarmee rijdende over de Stadhouderskade, zich zodanig, te weten, zeer onvoorzichtig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken scheenbeen, kuitbeen en schouder, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over Stadhouderskade, komende uit de richting van de Vondelstraat, en gaande in de richting van het Leidseplein,
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank,
- terwijl verdachte twee passagiers vervoerde,
verdachte heeft zich daarbij niet voldoende vergewist dat de Stadhouderskade vrij was van enig (kruisend) verkeer,
verdachte heeft het rode stoplicht genegeerd,
verdachte heeft vervolgens [taxichauffeur] , die de Stadhouderskade bereed - komende uit de richting van het Vondelpark en gaande in de richting van de Overtoom-, geen voorrang verleend,
waarna vervolgens [taxichauffeur] tegen verdachte en/of zijn snorscooter is aangereden, waardoor aan [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 15 april 2017 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, namelijk als bestuurder van een snorscooter, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, te weten, 31 oktober 2013, nog geen vijf jaren waren verstreken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 138 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 69 dagen. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) wordt opgelegd van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de proceshouding van verdachte, het feit dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt, de schade aan zowel de taxi als de snorscooter inmiddels heeft vergoed en met de overschrijding van de redelijke termijn. Tot slot stelt de raadsman dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Indien verdachte zijn rijbewijs verliest, verliest hij daarmee ook zijn baan. De raadsman verzoekt daarom om de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende verkeersovertredingen wat uiteindelijk heeft geleid tot een ernstig verkeersongeval. Door zijn gedragingen – onder andere onder invloed van alcohol door rood rijden – heeft zijn vriend [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen en is daarnaast schade ontstaan aan zowel de bij het ongeval betrokken taxi als aan de (geleende) snorscooter. Verdachte heeft daarmee zichzelf en andere weggebruikers aan onnodige risico’s blootgesteld.
Uit het strafblad van verdachte van 28 mei 2019 blijkt dat hij eerder voor een overtreding op grond van de Wegenverkeerswet is veroordeeld. Bij recidive van soortgelijke verkeersdelicten – zijnde misdrijven – is het taakstrafverbod van artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van ernstige schuld, zwaar lichamelijk letsel en een bestuurder die onder invloed van alcohol verkeert, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar opgelegd.
De rechtbank ziet in het geval van verdachte aanleiding om van het hiervoor genoemde uitgangspunt af te wijken en wel om de volgende redenen. De oriëntatiepunten gaan uit van een situatie waarbij de bestuurder onder invloed van te veel alcohol een auto bestuurt. De bestuurder vormt daarmee met name een risico voor derden. In de situatie van verdachte, bestuurder van een snorscooter, ligt het risico met name bij hemzelf. Het ontstane letsel heeft daarnaast plaatsgevonden in eigen kring, namelijk bij één van zijn beste vrienden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze situatie niet gelijk te stellen is met de situatie waarvan de LOVS uitgaat. De rechtbank weegt verder in het voordeel van verdachte mee dat hij schuldbewust is, zijn verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen is gebeurd en de ontstane (materiële) schade reeds heeft vergoed.
Anders dan de officier van justitie heeft geëist is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf niet opportuun is. Verdachte heeft werk en om die reden voegt het opleggen van een taakstraf onder deze omstandigheden niets toe. Deze gedachte past ook bij het in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht gegeven, en in casu van toepassing zijnde, taakstrafverbod.
Tot slot ziet de rechtbank aanleiding om van het uitgangspunt van het LOVS af te wijken vanwege het tijdsverloop tussen de dag van het ongeval en het wijzen van dit vonnis.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een deels voorwaardelijke OBM, te weten voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden acht.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman heeft verzocht, geen aanleiding om een geheel voorwaardelijke OBM op te leggen, omdat dit geen recht zou doen aan de ernst van de feiten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
-
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
-
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (540 microgram).
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat ingevolge artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Beveelt dat een
gedeeltevan deze bijkomende, groot
6 (zes) maanden, nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal in de wettelijk vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2017 (p. 17-18).
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 april 2017 (p. 9-10).
4.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2017 (p. 17-18).
5.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2017 (p. 17-18).
6.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2017 (p. 17-18).
7.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2017 (p. 17-18).
8.Proces-verbaal van verhoor benadeelde van 1 mei 2017 (p. 30).
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van 18 juli 2019.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2017 (p. 17-18), proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2017 (p. 19).
11.Proces-verbaal van de terechtzitting van 18 juli 2019.
12.Proces-verbaal rijden onder invloed van 15 april 2017 (p. 5-6).
13.Proces-verbaal rijden onder invloed van 15 april 2017 (p. 5-6).